RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460272-09 en 06/800170-09 en 06/471108/06 (TUL alg. vwd)
Uitspraak d.d.: 2 april 2010
Tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1959],
wonende te [adres].
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Zwolle.
Raadsman: mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Voeging meerdere dagvaardingen en onderzoek van de zaak
Op 15 oktober 2009 heeft de politierechter in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460272-09 en 06/800170-09 tegen verdachte aangebrachte zaken.
Vervolgens is de zaak door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer in verband met de complexiteit, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de meervoudige kamer op 19 maart 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Inzake parketnummer 06/460272-09
1.
hij op of omstreeks 08 juli 2009, te Vierakker, gemeente Bronckhorst, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Peugeot 206), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 juli 2009, te Zelhem, gemeente Bronckhorst, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)nen genaamd [slachtoffer C] (hoofdagent) en/of [slachtoffer D] (inspecteur van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde auto (met hoge snelheid en/of met kracht) tegen de rijdende politieauto (waarin die
[slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] zich bevonden) is aangereden en/of die politieauto van de weg in de berm (in de richting van een aldaar gelegen sloot) heeft gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 08 juli 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, een of meer perso(o)nen genaamd [slachtoffer C] (hoofdagent) en/of [slachtoffer D] (inspecteur van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend met de door hem, verdachte, bestuurde auto (met hoge snelheid en/of met kracht) tegen de rijdende politieauto (waarin die [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] zich bevonden) aangereden en/of die
politieauto van de weg in de berm (in de richting van een aldaar gelegen sloot) heeft gedrukt/geduwd;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 juli 2009, te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (Volkswagen Touran, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 08 juli 2009, in de gemeente(n) Bronckhorst en/of Berkelland en/of Oost Gelre en/of elders in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto Peugeot 206), daarmee rijdende op de weg(en), de N 315/de Rondweg en/of de Hengeloseweg en/of de Hummeloseweg en/of de Smidsstraat en/of de Markt en/of de Ruurloseweg en/of de Oude Ruurloseweg en/of de Beemstersteeg en/of de Elzeboomweg en/of de Batsdijk en/of de Scheiddijk en/of de Haarweg en/of de Kunnerij en/of de Ondemaat en/of de Zegendijk en/of de Dorpsstraat en/of de Kerkstraat en/of een of meer andere wegen, in genoemde gemeente(n), de navolgende gedragingen verricht, te weten
- op de N315/de Rondweg onvoldoende rechts heeft gehouden en/of op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is gereden terwijl naast zijn auto op die weghelft een (politieauto) reed en/of
- via de Rondweg de Hummeloseweg is opgereden en/of (daarbij) op een rotonde niet de verplichte rijrichting heeft gevolgd en/of (deels) tegen het verkeer is ingereden en/of
- op de Rondweg en/of Hengeloseweg en/of Hummeloseweg en/of Smidsstraat en/of Ruurloseweg en/of Oude Ruurloseweg met een (veel) hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden (zowel binnen als buiten de bebouwde kom terwijl een of meermalen weggebruikers aanwezig waren) en/of
- de Smidsstraat en/of de Markt en/of de Ruurloseweg is op/ingereden terwijl daar een geslotenverklaring gold, welke kenbaar werd gemaakt middels het bord C2 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- op de Beemsterweg tegen op de weg staande betonblokken is gereden teneinde zich aldaar de doorgang te verschaffen en/of
- op de Haarweg met een hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden en/of onvoldoende met de auto waarin hij, verdachte, reed, op zijn eigen weghelft is gebleven en/of een tegemoetkomende bestelbus moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of
- op de Elzeboomweg tegen een afrastering is gereden en/of
- op de Batsdijk en/of de Scheiddijk en/of de Kunnerij en/of de Ondemaat en/of de Zegendijk en/of de Dorpsstraat en/of de Kerkstraat met een (veel) hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden (zowel binnen als buiten de bebouwde kom terwijl een of meermalen weggebruikers aanwezig waren danwel wegwerkzaamheden plaatsvonden), door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
5.
hij op of omstreeks 28 juni 2009 en/of 07 juli 2009, te Apeldoorn en/of Dinxperlo en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112 (te weten op 28 juni 2009 de meldkamer ambulancezorg en/of op 7 juli 2009 de meldkamer
brandweeralarmcentrale);
art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 06/800170-09
1.
hij op of omstreeks 13 december 2008 in de gemeente Doetinchem wederrechtelijk is binnengedrongen door middel van braak in een woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer E] en/of GG-net, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 december 2008 in de gemeente Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een slot en/of deur (van de slaapkamer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan GG-net, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Ulft, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een/de perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H] (zijnde kinderen van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (tussen 03.00 en 04.00 uur in de nacht) één of meer straatklinker(s) en/of bakst(e)e(n(en) door de ruit(en) van de
slaapkamer(s) van voornoemde [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H] heeft gegooid (terwijl deze perso(o)n(en) onder/nabij die ruit(en) lagen te slapen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 580005/09)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Ulft, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H] (zijnde kinderen van verdachte), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (tussen 03.00 en 04.00 uur in de nacht) één of meer straatklinker(s) en/of bakst(e)e(n(en) door de ruit(en) van de slaapkamer(s) van voornoemde [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H] gegooid (terwijl deze perso(o)n(en) onder/nabij die ruit(en) lagen te slapen);
EN/OF
hij op of omstreeks 19 december 2008 te Ulft, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruit(en) (van één of meer slaapkamers van een woning gelegen aan de Eksterstraat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Wonion, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
artikel 350 Wetboek van strafrecht
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1. Ten aanzien van alle feiten heeft de raadsman een beroep gedaan op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz tegen Turkije (EHRM 27 november 2008, nr. 336391/02, LJN: BH0402, NJ 2009, 214) en Panovits tegen Cyprus (EHRM, 11 december 2008, LJN: BH0404, NJ 2009, 215). Verdachte heeft verklaringen afgelegd zonder dat hij vooraf een gesprek heeft gehad met een advocaat of dat hij in de gelegenheid is gesteld een advocaat in te schakelen of anderszins te raadplegen. De politie was bekend met de psychische toestand van verdachte en de omstandigheid dat hij in behandeling is, zodat bij hem met meer dan gemiddelde klem geldt dat hij rechtsbijstand had moeten hebben. Dat hij die niet heeft gekregen, is volgens de raadsman in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: EVRM), zodat de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting behoren te worden uitgesloten van het bewijs.
2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM. Verdachte heeft bij het verhoor bij de
rechter-commissaris aangegeven geen rechtsbijstand te willen. Wat er ook zij van de omstandigheid dat verdachte niet gewezen is op de mogelijkheid van rechtsbijstand, verdachte is uit eigen beweging verklaringen gaan afleggen. Ook ter terechtzitting heeft hij -terwijl hij werd bijgestaan door zijn raadsman- (deels) bekennende verklaringen afgelegd. Gelet op deze omstandigheden is verdachte niet in zijn belangen geschaad.
3. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Een verdachte die door de politie is aangehouden moet de gelegenheid worden geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. Uit het dossier blijkt dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 06/460272-091 bij de voorgeleiding bij de officier van justitie op 8 juli 2009 is gewezen op het recht op rechtsbijstand en dat hij heeft aangegeven wel een advocaat te wensen. Op de vraag of hij wist waarom hij door de politie is aangehouden is verdachte vervolgens direct verklaringen gaan afleggen. Uit de processen-verbaal van verhoor van verdachte van 9 juli 20092 blijkt dat een raadsman in kennis is gesteld van de verhoren, maar niet is verschenen. In het laatste verhoor op 9 juli 2009 heeft verdachte aangegeven, dat hij alleen wilde dat zijn vader hem rechtsbijstand zou verlenen en dat hij geen behoefte had aan een andere raadsman. Bij het verhoor bij de rechter-commissaris terzake de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling, waarbij mr. Hofstede als raadsman van de verdachte aanwezig was, heeft de verdachte aangegeven dat hij niet door een advocaat bijgestaan wilde worden. Uit het dossier met parketnummer 06/800170-09 blijkt dat de mogelijkheid om een advocaat te raadplegen niet aan verdachte is geboden. Pas na juli 2009 heeft verdachte met zijn raadsman gesproken.
Als er al sprake zou zijn van een vormverzuim in alle voormelde zaken, dan hoeven daaraan echter geen consequenties te worden verbonden. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt immers dat verdachte in meerdere verhoren die zijn afgenomen, ook nadat hij zijn raadsman heeft geconsulteerd, heeft verklaard - volledig - bij zijn eerste verklaringen te blijven. Ook ter terechtzitting heeft verdachte, in bijzijn van zijn raadsman, uitvoerig verklaard over de feiten. Er is in dit geval, ondanks de persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte, geen enkele reden om de verklaringen van verdachte, ter terechtzitting afgelegd, niet voor een bewezenverklaring te gebruiken.
Ten aanzien van parketnummer 06/460272-093
A. Aanleiding van het onderzoek
1. Uit het stamproces-verbaal blijkt dat op 8 juli 2009 door [slachtoffer A] aangifte werd gedaan van diefstal van haar personenauto. Zij zag dat iemand met haar auto wegreed. Daarop belde zij de politie om de diefstal door te geven. Deze melding werd door de meldkamer van de politie doorgegeven aan meerdere politie-eenheden in de Achterhoek. Daarop werd een onderzoek ingesteld waarbij de verbalisanten [slachtoffer D] en [slachtoffer C] de bedoelde personenauto zagen rijden op de Rondweg te Zelhem. Enige tijd later zagen verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] dat verdachte wegreed in de richting van Ruurlo. Uiteindelijk verloren [verbalisant A] en [verbalisant B] de personenauto uit het oog. Verbalisanten [verbalisant C], [verbalisant D] en [verbalisant E] zagen verdachte nabij Ruurlo rijden, achtervolgden hem en hebben hem aangehouden.4
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, te weten diefstal. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer A] en de bekennende verklaring van verdachte.
3. Zij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten, de aangiftes en de zich in het dossier bevindende foto's. De officier van justitie verwijst naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij ongeveer 70 à 80 km per uur reed en dat hij opzettelijk met de auto tegen de politieauto heeft gedrukt met de bedoeling om hen van zich af te schudden. Door de manoeuvre van verdachte hadden de verbalisanten een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte is zich bewust geweest van deze aanmerkelijke kans op basis van algemene ervaringsregels en de omstandigheid dat hij jaren geleden een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij een inzittende is overleden. Verdachte heeft voorts de aanmerkelijke kans aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan nu de handelwijze van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als gericht op zwaar lichamelijk letsel.
4. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie onder verwijzing naar de hierboven onder 3 weergegeven bewijsmiddelen, geconcludeerd tot bewezenverklaring van beschadiging van de politieauto.
5. Ten slotte heeft officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de processen-verbaal van bevindingen van [slachtoffer C], [slachtoffer D], [verbalisant A] en [verbalisant B], de foto's van de Beemstersteeg en de bekennende verklaringen van verdachte.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
4. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de diefstal van de auto, nu verdachte geen oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 1992 (NJ 1992, 517) heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van joyriding en niet van diefstal, nu verdachte de bedoeling heeft gehad om de auto weer terug te brengen naar de eigenaar. Joyriding is rijden in iemands auto en bij diefstal moeten er toeeigenende handelingen worden verricht, zoals een kentekenplaat wisselen. Verdachte heeft geen toeeigenende handelingen verricht, zodat geen sprake is van diefstal.
5. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Er is geen sprake van een deugdelijke poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de auto waarin verdachte reed aanzienlijk minder gewicht heeft dan de politieauto. Verdachte heeft uit een schrikreactie naar links gestuurd en het voorval is niet alleen aan verdachte te wijten maar ook aan de reactie van de politieagent die de dienstauto bestuurde. Deze heeft een stuurbeweging naar links gemaakt. De politieauto reed weliswaar even door de berm, maar de verbalisant kon na het voorval zijn weg weer vervolgen.
6. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de auto weliswaar beschadigd is, maar dat bij verdachte het opzet op de vernieling of beschadiging ontbrak.
7. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman betoogd dat de snelheid waarmee verdachte heeft gereden een waarneming is van de verbalisant maar dat deze niet is gemeten door daarvoor bedoelde apparatuur.
D. Beoordeling door de rechtbank
8. Op 8 juli 2009 heeft [slachtoffer A] aangifte gedaan van diefstal van haar personenauto, merk Peugeot 206. Aangeefster had haar auto geparkeerd bij de overdekte parking bij haar woning te Vierakker, gemeente Bronckhorst. Aangeefster is even haar woning binnen- gelopen. Even later zag zij dat iemand met haar auto wegreed.6
9. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de auto met de autosleutels nog in het contactslot bij de woning van aangeefster zag staan. Hij wilde naar Ulft en heeft daarvoor de auto gebruikt. Hij wilde de auto lenen en vervolgens in Ulft achterlaten. Het was niet zijn bedoeling om die auto terug te brengen.7 Deze verklaring heeft hij ter terechtzitting herhaald.
10. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat geen sprake is van diefstal (maar hooguit van joyriding). Uit hetgeen verdachte heeft verklaard blijkt dat hij het oogmerk had zich de auto van aangeefster toe te eigenen. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij de auto heeft meegenomen met het kennelijke doel om ermee naar Ulft te rijden en dat hij niet van plan was om de auto terug te brengen. Daarmee is het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde diefstal kan worden bewezen verklaard.
11. Op 8 juli 2009 hebben verbalisanten [slachtoffer C]8 en [slachtoffer D]9 aangifte tegen verdachte gedaan. Verbalisanten kregen telefonisch via de meldkamer van de politie, regio Noord- en Oost Gelderland de melding dat een personenauto, merk Peugeot 206, kleur blauw, met het kenteken [kenteken] was gestolen en dat de dader richting Hengelo, Gelderland, reed. Daarop zijn verbalisanten met de politieauto, een Volkswagen Touran, naar Hengelo gereden. Verbalisant [slachtoffer C] bestuurde de politieauto. Tussen Zelhem en Hengelo op de Hengeloseweg zagen zij de personenauto met verdachte hen tegemoet rijden. [slachtoffer C] keerde de auto en zette de achtervolging in. Ter hoogte van de rotonde met de kruising van de Rondweg in Zelhem reden de verbalisanten ongeveer 25 meter achter de personenauto.
Verbalisant [slachtoffer D] heeft het stopteken aangezet en meerdere keren de tweetonige hoorn en de blauwe zwaailichten in werking gesteld om verdachte te doen stoppen. Verdachte gaf hieraan geen gevolg en hij sloeg rechtsaf richting Doetinchem. De geschatte snelheid van de personenauto bedroeg ongeveer 55-65 km per uur. [slachtoffer C] ging links naast verdachte rijden. [slachtoffer D] keek verdachte aan en hij wees met zijn wijsvinger naar rechts om verdachte te bewegen de auto naar rechts te sturen en te doen stoppen. Hij zag dat verdachte hem aankeek en hem zag wijzen. Daarop veranderde de gezichtsuitdrukking van verdachte in een verbeten, agressieve blik.10 Verbalisanten voelden en zagen dat verdachte de personenauto fors naar links stuurde en dat de politieauto van de linkerrijstrook werd weggeduwd, waardoor [slachtoffer C] de macht over het stuur verloor. De politieauto kwam op de linkerberm terecht en het lukte [slachtoffer C] om de politieauto weer onder controle te krijgen en deze weer op de rijbaan te sturen.11 [slachtoffer D] heeft verklaard dat hij voelde dat de politieauto met kracht aan de rechterzijde werd aangereden. [slachtoffer D] wendde zijn hoofd af uit angst dat de zijruit van de politieauto zou knappen en daardoor glas in zijn gezicht zou springen. Achteraf zag hij dat de hele rechterzijde van de politieauto was beschadigd.12 Op 22 juli 2009 heeft [aangever A] namens de politie aangifte gedaan van beschadiging van de politieauto, een Volkswagen Touran, die op 8 juli 2009 was veroorzaakt door verdachte.13
12. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tussen Hengelo en Zelhem in de personenauto ongeveer 70-80 km per uur reed en dat uit het niets een politieauto naast hem verscheen. Volgens hem keek de bijrijder heel dominant naar hem. Door een schrikreactie stuurde verdachte kort fel naar links. Hij wilde daarmee bereiken dat de politie hem met rust zou laten, zodat hij kon doorrijden. Hij botste vervolgens tegen de rechterzijkant van de politieauto. Verdachte omschrijft dit als een schouderduw. Hij zag dat de politieauto door deze duw de berm in reed. Verdachte reed vervolgens door. Hij wist wel dat ten gevolge van de duw schade moet zijn ontstaan aan de auto. Van de personenauto waarmee verdachte reed, was het glas van de linker buitenspiegel gebroken. Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting herhaald.14
13. Het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan wel, zo begrijpt de rechtbank, de poging daartoe, faalt. Naar het oordeel van de rechtbank is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm het handelen van verdachte zozeer gericht op het pogen om iemand zwaar te verwonden, dat het niet anders kan, dat verdachte daartoe het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad. Verdachte is, terwijl hij met behoorlijke snelheid reed, bewust tegen een op korte afstand van hem rijdende politieauto aangereden door een felle, onverhoedse stuurbeweging naar links te maken. Daardoor is de politie-auto van de weg geraakt en in de berm terechtgekomen. Onder die omstandigheden bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat de bestuurder van de politieauto de controle over de auto zou verliezen en dat de inzittenden van de auto als gevolg van het ongeval lichamelijk letsel zouden oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een auto-ongeval zwaar lichamelijk letsel kan optreden, zeker ook als met aanmerkelijke snelheid wordt gereden. Verdachte heeft deze kans willens en wetens aanvaard, nu zijn handelen, naar hij heeft verklaard, erop was gericht dat de politie hem met rust zou laten. Derhalve merkt de rechtbank zijn handelen aan als een poging om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat de politieauto zwaarder in gewicht is dan de personenauto waarmee verdachte reed, doet daaraan gelet op voormelde omstandigheden (met name de snelheid, de korte afstand tussen de auto's en de onverhoedse stuurbeweging van verdachte) niet af. Door de raadsman is aangevoerd dat het van de weg raken van de politieauto mede te wijten zou zijn aan het handelen door de bestuurder van de politieauto. De rechtbank overweegt hiertoe dat de door de verbalisant [slachtoffer C] direct na verdachtes onverhoedse stuurbeweging verrichte handelingen niet relevant zijn voor de beoordeling, nu deze handelingen het directe gevolg zijn van de gedragingen door verdachte. Het dossier bevat bovendien geen enkele aanwijzing dat op dat moment door [slachtoffer C] een stuurfout zou zijn gemaakt, laat staan dat hem daarvan dan een verwijt te maken zou zijn. Integendeel, het is aan de inspanningen van [slachtoffer C] te danken dat de gevolgen van verdachtes handelen beperkt zijn gebleven. [slachtoffer C] is er immers in geslaagd de auto vanuit de zachte berm weer op de weg te krijgen en niet in de sloot te belanden. Gelet op het voorgaande kan het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten poging tot zware mishandeling, worden bewezenverklaard.
14. Gelet op het voorgaande kan eveneens het onder 3 ten laste gelegde worden bewezenverklaard. Verdachte heeft immers bewust tegen de politieauto aangestuurd, deze van de weg geduwd en met die handeling schade toegebracht aan de politie-auto.15
15. Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde verkeersovertredingen overweegt de rechtbank het volgende.
16. Uit de processen-verbaal van bevindingen van 8 juli 200816 blijkt dat verdachte in Zelhem, gemeente Bronckhorst, Ruurlo, gemeente Berkelland en Zieuwent en Harreveld, beiden gemeente Oost Gelre, meerdere verkeersovertredingen heeft begaan.
17. Door de politie zijn aan verdachte bij zijn verhoor de door hem gepleegde verkeersovertredingen voorgehouden, zoals het inrijden bij een aantal 'gesloten verklaringen', het tegen het verkeer inrijden, een rotonde binnendoor nemen en snelheidsovertredingen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich van alles bewust was, maar niet van de snelheidsovertredingen. Op een zandweg in Zelhem heeft hij naar zijn verklaring 80 km per uur gereden.17
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de gestelde verkeersovertredingen heeft gepleegd. Hij heeft met betrekking tot de gereden snelheden verklaard dat hij zich niet keurig aan de snelheid heeft gehouden, maar dat hij zijn snelheid heeft afgestemd op die van de medeweggebruikers. Hij heeft niet op de kilometerteller van de auto gekeken, maar hij zou wel 100 km per uur hebben gereden waar 50 km per uur is toegestaan.
18. De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan. De stelling van de raadsman dat de politie de snelheid van verdachte niet door middel van officiële apparatuur heeft gemeten kan daaraan niet afdoen, te meer nu verdachte zelf heeft aangegeven te hard te hebben gereden. Evenmin doet in dit verband ter zake de exacte gereden snelheid nu in de tenlastelegging slechts is opgenomen dat een hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse is gereden, zonder vermelding van de snelheid in kilometers.
19. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
20. Verdachte heeft het aan hem ten laste gelegde bekend, zowel bij de politie als ter terechtzitting.
21. De hierna opgenomen bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie18 en ter terechtzitting en de aangiftes van [aangever B]19 en [aangever C]20.
Ten aanzien van parketnummer 06/800170-09
A. Aanleiding van het onderzoek
22. Op zaterdag 13 december 2008, omstreeks 23:40 uur is bij de verbalisanten via de Meldkamer te Apeldoorn de melding binnengekomen dat een ex-vriend van de bewoonster aan de [adres] te Doetinchem de voordeur en de slaapkamerdeur van haar woning zou hebben ingetrapt. Ter plaatse troffen verbalisanten verdachte aan en hij werd meegenomen naar het politiebureau.22
B. Standpunt van de officier van justitie en verdachte / de verdediging
23. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer E] en de verklaring van verdachte.
24. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feiten 1 en 2, nu wettig bewijs zijns inziens ontbreekt. Het slachtoffer [slachtoffer E] heeft de aangifte niet ondertekend. Zij heeft nadien een door haar op schrift gestelde verklaring ondertekend en overgelegd, maar deze verklaring komt niet overeen met de aangifte die door de politie is opgenomen, zodat de rechtbank aan deze verklaring voorbij dient te gaan.
C. Beoordeling door de rechtbank
25. Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
26. Op zaterdagavond 13 december 2008 heeft de Regionale Meldkamer te Apeldoorn een melding ontvangen dat een ex-vriend van de bewoonster aan de [adres] te Doetinchem de voordeur en de slaapkamerdeur van haar woning zou hebben ingetrapt.23 Ter plaatse zagen verbalisanten dat een ruit van de voordeur van de woning van aangeefster was vernield. Op de slaapkamer van deze woning troffen zij aangeefster en verdachte aan. Aangeefster zei dat verdachte onmiddellijk de woning diende te verlaten en dat hij daar niet welkom was. Hij was haar woning binnengedrongen.24
27. Op zaterdag 14 december 2008 omstreeks 2.40 uur hebben verbalisanten de aangifte opgenomen van [slachtoffer E] waarin zij heeft verklaard dat zij wakker werd van het geschreeuw van verdachte voor haar woning. Op een gegeven moment zag zij dat het raam van de voordeur was ingeslagen. Daarna is zij naar slaapkamer gegaan en heeft zij de deur dicht en op slot gedaan. Daarop heeft zij de politie gebeld. Opeens hoorde zij een harde klap en zij zag dat haar slaapkamerdeur werd ingetrapt en dat verdachte haar slaapkamer inliep. De slaapkamerdeur en -slot waren vernield.25
In haar eigen op schrift gestelde verklaring blijkt dat zij die 13 december 2008 wakker werd van lawaai en dat verdachte buiten stond. Hij heeft een raam ingeslagen, waarna aangeefster de deur van haar kamer op slot heeft gedaan. Verdachte heeft de deur ingetrapt toen aangeefster de politie belde.26
28. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de voordeur van de woning van aangeefster heeft ingetrapt en dat hij vervolgens naar de bovenverdieping is gelopen. Hij heeft toen de slaapkamerdeur van aangeefster ingetrapt. Hij heeft verklaard zich wel schuldig te hebben gemaakt aan vernieling en huisvredebreuk. Hij wist wel dat aangeefster hem niet in de woning wilde hebben.27 Verdachte heeft deze bekentenis ter terechtzitting herhaald.
29. Op vrijdag 16 december 2008 heeft aangeefster bij de politie verklaard dat zij lijdt aan geheugenverlies en schizofreen is. Na het doorlezen van de aangifte wilde zij deze niet ondertekenen omdat deze niet juist zou zijn. Ook wilde zij niet dat de aangifte werd aangepast. Zij schreef vervolgens haar eigen verklaring.28
30. De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat verdachte de woning van aangeefster is binnengedrongen en het raam in de voordeur heeft ingeslagen en de slaapkamerdeur van deze woning heeft ingetrapt, waardoor die deur en het slot zijn vernield. In eerste instantie heeft aangeefster daaromtrent een voor verdachte belastende verklaring afgelegd bij de politie. Aangeefster heeft deze aangifte niet ondertekend, maar zij heeft een eigen voor verdachte belastende verklaring opgesteld. De aangifte en de op schrift gestelde verklaring komen onderling in voldoende mate overeen, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om niet uit te gaan van de juistheid van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. In samenhang met de melding van de vernieling bij de politie, de gedane bevindingen van de politie, alsmede de bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat voor een bewezenverklaring van deze feiten voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
A. Aanleiding van het onderzoek
31. Op vrijdag 19 december 2008, omstreeks 03.55 uur, is bij de politie een melding binnengekomen van vernieling van ruiten aan [adres] te Ulft. Ter plaatse troffen de verbalisanten bewoonster [slachtoffer I] aan die verklaarde dat zij vermoedde dat haar ex-echtgenoot, verdachte, dit had gedaan.30
B. Standpunt van de verdachte / de verdediging en de officier van justitie
32. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 3 primair, te weten poging tot zware mishandeling. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer I], het ambtelijk verslag van de politie, foto's die zich in het dossier bevinden, de getuigenverklaringen van de kinderen van [slachtoffer I] en verdachte en de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft door het gooien van straatklinkers door de ramen van de slaapkamers van zijn kinderen, die op dat moment daar sliepen, het opzet in voorwaardelijke zin gehad op het pogen tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij zijn kinderen. Verdachte heeft door aldus te handelen het risico op zwaar lichamelijk letsel bij anderen op de koop toe genomen.
33. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 3 primair, omdat bij verdachte het opzet ontbrak. Verdachte was ten tijde van het delict overmand door emoties en hij had niet het opzet om zijn kinderen iets aan te doen.
C. Beoordeling door de rechtbank
34. Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
35. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard, dat op vrijdag 19 december 2008 omstreeks 3.40 uur de slaapkamerramen van haar kinderen met een aantal straatklinkers zijn ingegooid. In de slaapkamer van haar beide dochters lagen twee straatklinkers op de grond. Eén van de straatklinkers lag pal naast één van de bedden haar kinderen. Beide slaapkamers lagen bezaaid met gebroken glas. Op het kussen van haar zoon lag een grote glasscherf.31
36. In het proces-verbaal ambtelijk verslag is een situatieschets gemaakt van de slaapkamers. Hieruit blijkt dat op de ene slaapkamer (van de zoon) één beslapen bed (met het hoofdeind) onder het raam stond en in de andere slaapkamer (van de dochters) een beslapen bed op een afstand van ongeveer één meter van het raam , met het hoofdeind aan de zijde van het raam en het andere bed langs de muur evenwijdig aan het raam.32
37. Verdachte heeft bij de politie verklaard, dat hij de drang had om zijn kinderen te zien en dat hij op vrijdag 19 december 2008, omstreeks 04.00 uur naar de woning van zijn
ex-echtgenote is gegaan met de bedoeling om contact te zoeken met zijn kinderen. Hij wist waar de slaapkamers van zijn kinderen waren. Achter de woning van aangeefster heeft hij twee grotere straatklinkers gepakt. De eerste steen gooide hij tegen het slaapkamerraam van zijn zoon. De tweede klinker gooide hij tegen het slaapkamerraam van zijn beide dochters. Hierdoor gingen de ruiten van de slaapkamers kapot. Hij hoorde glasgerinkel en een hoop geschreeuw van zijn zoon en later de dochters. Hij heeft verklaard dat hij met halve straatklinkers heeft gegooid. Hij dacht wel, zo heeft hij verklaard, dat wanneer iemand vanaf een meter of vijf zo'n klinker op zijn hoofd krijgt hij op zijn minst zwaar gewond kan raken, maarop dat moment heeft hij daar niet bij nagedacht.33
38. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling ten aanzien van zijn kinderen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de inrichting van de slaapkamers van zijn kinderen kende. Van een van zijn dochters wist hij dat zij dichtbij het raam sliep, van zijn zoon wist hij dat niet. Hij heeft aanvankelijk kleine steentjes tegen de ramen gegooid, maar daarmee lukte het niet om de aandacht te trekken. Vervolgens heeft hij zwaardere stenen gepakt en tegen de ramen gegooid. Het tijdens de nachtelijke uren gooien van een halve straatklinker door de ruit van een slaapkamerraam bergt de aanmerkelijke kans in zich dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat bij personen die zich in die slaapkamer onder of nabij het raam bevinden als gevolg van de gegooide stenen en/of de daardoor in het spattende glasscherven. In het onderhavige geval geldt dit ook voor de dochter van wie het bed niet (direct) onder het raam stond, juist gelet op het gevaar dat door de (zware) stenen en het spattende glas kon worden veroorzaakt. Verdachte heeft die kans bewust aanvaard, nu hij in de wetenschap dat zijn drie kinderen zich in beide slaapkamers bevonden desondanks gekozen heeft voor het gooien van de zware stenen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Het verweer van de raadsman dienaangaande wordt derhalve verworpen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
39. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 (parketnummer 06/460272-09) en het onder 1, 2 en 3 primair (parketnummer 06/800170-09) ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/460272-09
1.
hij op 08 juli 2009, te Vierakker, gemeente Bronckhorst, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Peugeot 206) toebehorende aan [slachtoffer B], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2. primair
hij op 08 juli 2009, te Zelhem, gemeente Bronckhorst, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen genaamd [slachtoffer C] (hoofdagent) en [slachtoffer D] (inspecteur van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met de door hem, verdachte, bestuurde auto (met hoge snelheid en/of met kracht) tegen de rijdende politieauto (waarin die [slachtoffer C] en [slachtoffer D] zich bevonden) is aangereden en die politieauto van de weg in de berm heeft gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 08 juli 2009, te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (Volkswagen Touran, kenteken [kenteken]), toebehorende aan de Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, heeft beschadigd;
4.
hij op 08 juli 2009, in de gemeente(n) Bronckhorst en/of Berkelland en/of Oost Gelre en/of elders in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto Peugeot 206), daarmee rijdende op de weg(en), de N 315/de Rondweg en/of de Hengeloseweg en/of de Hummeloseweg en/of de Smidsstraat en/of de Markt en/of de Ruurloseweg en/of de Oude Ruurloseweg en/of de Beemstersteeg en/of de Elzeboomweg en/of de Batsdijk en/of de Scheiddijk en/of de Haarweg en/of de Kunnerij en/of de Ondemaat en/of de Zegendijk en/of de Dorpsstraat en/of de Kerkstraat en/of een of meer andere wegen, in genoemde gemeente(n), de navolgende gedragingen heeft verricht, te weten
- op de N315/de Rondweg onvoldoende rechts heeft gehouden en op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is gereden terwijl naast zijn auto op die weghelft een (politieauto) reed en/of
- via de Rondweg de Hummeloseweg is opgereden en (daarbij) op een rotonde niet de verplichte rijrichting heeft gevolgd en (deels) tegen het verkeer is ingereden en/of
- op de Rondweg en/of Hengeloseweg en/of Hummeloseweg en/of Smidsstraat en/of Ruurloseweg en/of Oude Ruurloseweg met een (veel) hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden (zowel binnen als buiten de bebouwde kom terwijl een of meermalen weggebruikers aanwezig waren) en/of
- de Smidsstraat en/of de Markt en/of de Ruurloseweg is op/ingereden terwijl daar een geslotenverklaring gold, welke kenbaar werd gemaakt middels het bord C2 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- op de Beemsterweg tegen op de weg staande betonblokken is gereden teneinde zich aldaar de doorgang te verschaffen en/of
- op de Haarweg met een hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden en onvoldoende met de auto waarin hij, verdachte, reed, op zijn eigen weghelft is gebleven en een tegemoetkomende bestelbus moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of
- op de Elzeboomweg tegen een afrastering is gereden en/of
- op de Batsdijk en/of de Scheiddijk en/of de Kunnerij en/of de Ondemaat en/of de Zegendijk en/of de Dorpsstraat en/of de Kerkstraat met een (veel) hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden (zowel binnen als buiten de bebouwde kom terwijl een of meermalen weggebruikers aanwezig waren danwel wegwerkzaamheden plaatsvonden), door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.
hij op 28 juni 2009te Apeldoorn en op 07 juli 2009 te Dinxperlo, telkens opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112 (te weten op 28 juni 2009 de meldkamer ambulancezorg en op 7 juli 2009 de meldkamer brandweeralarmcentrale);
Parketnummer 06/800170-09
1.
hij op of omstreeks 13 december 2008 in de gemeente Doetinchem wederrechtelijk is binnengedrongen door middel van braak in een woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer E] en/of GG-net;
2.
hij op of omstreeks 13 december 2008 in de gemeente Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een slot en een deur (van de slaapkamer) toebehorende aan GG-net, heeft vernield;
3. primair
hij op 19 december 2008 te Ulft, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de personen genaamd [slachtoffer F] en [slachtoffer G] en [slachtoffer H] (zijnde kinderen van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (tussen 03.00 en 04.00 uur in de nacht) straatklinkers door de ruiten van de slaapkamers van voornoemde [slachtoffer F] en [slachtoffer G] en [slachtoffer H] heeft gegooid (terwijl deze personen onder/nabij die ruiten lagen te slapen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
40. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
41. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/460272-09:
Feit 1: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 2 primair: Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 4: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5: Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd.
Parketnummer 06/800170-09:
Feit 1: In de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 3 primair: Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
42. Over de persoon van verdachte is een multidisciplinair rapport Pro Justitia rapportage opgemaakt, bestaande uit een rapport van de psychiater S. de Jong, gedateerd
19 januari 2010 en een rapport van de GZ-psychologe P.M.F. Broekhuis, gedateerd 17 januari 2010. In deze rapporten wordt - onder meer - het volgende geconstateerd.
43. De psychiater De Jong concludeert dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, diagnostisch te omschrijven als een bipolaire stemmingsstoornis, posttraumatische stress stoornis, alcoholafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis NAO met overwegend afhankelijke kenmerken. De psychiater merkt hierbij op dat er op het moment van de ten laste gelegde feiten, gepleegd in december 2008 en juli 2009, sprake was van een hypomaan toestandsbeeld. Deze ziekelijke stoornis der geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes c.q. zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat het ten laste gelegde daaruit gedeeltelijk verklaard kan worden. In de hypomane stemmingstoestand is er sprake van verhoogde impulsiviteit en licht ontremd gedrag, waarbij betrokkene wel enige greep heeft op zijn gedrag en gevoelens, maar in mindere mate dan normaal. Er kan gesproken worden van in enige mate ontremd gedrag (maar minder ernstig ontremd dan bij een manische psychose). Het gevolg is dat betrokkene met licht verminderd vermogen tot correctie toegeeft aan zijn impulsen. De psychiater adviseert bij een bewezenverklaring om betrokkene in relatie tot het ten laste gelegde als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. (p. 20)
44. De psycholoog Brookhuis concludeert dat verdachte lijdt aan zowel een ziekelijke stoornis als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Volgens de classificatie DSM IV is er op de As I van een bipolaire stemmingsstoornis te spreken, en op As II van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven, met afhankelijke en borderlinekenmerken. Tevens is sprake van middelenafhankelijkheid (alcohol). Ten tijde van het ten laste gelegde was van voormelde affectieve stoornis en persoonlijkheidsstoornis sprake, alsmede van de alcoholafhankelijkheid. De gediagnosticeerde bipolaire stoornis op As I samengaand met de afhankelijke en borderlinestoorniskenmerken op As II leidden ertoe dat bij betrokkene van inadequate en ontoereikende copingmechanismen en ontoereikende regulatie van spanningen en frustraties te spreken was, bij ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde tevens niet uit te sluiten manisch depressief (rand)psychotisch of hypomaan ontremmen en impulsief reageren, temeer waar dit is samengegaan met alcoholmisbruik.
De mogelijkheden tot bijsturing worden daarbij geschat als enigszins verminderd ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De psycholoog adviseert bij een bewezenverklaring om betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar te beschouwen. (p. 20-21)
45. Met deze conclusies kan de rechtbank zich verenigen; zij neemt deze conclusies over.
46. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
47. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde na zijn detentie een straatverbod voor zijn ex-vriendin en zijn kinderen voor de duur van 12 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, te splitsen in één jaar voor feit 2 en één jaar voor feit 4 van parketnummer 06/460272-09. Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de slachtoffers geen letsel hebben bekomen. De officier van justitie heeft aangegeven tot een hogere gevangenisstraf te zijn gekomen dan zij in soortgelijke zaken zou vorderen, nu verdachte zich niet wil laten behandelen.
48. De raadsman heeft betoogd dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te hoog is. De raadsman bepleit een groter voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de onderhavige zaken in eerste instantie bij de politierechter waren aangebracht, maar dat deze zaken vanwege de complexiteit zijn verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Verdachte mocht erop vertrouwen dat geen hogere gevangenisstraf dan 12 maanden zou worden geëist dan wel opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat verdachte wel wil worden behandeld en ziektebesef heeft, maar dat het bij de behandeling verkeerd gaat. Gelet op deze omstandigheden zou er zorgvuldiger kunnen worden gekeken of er een geschikte instelling voor verdachte is. Een instelling voor alcoholverslaafden voldoet volgens de raadsman niet. Indien van het vonnis van de rechtbank teveel dwang uitgaat dan werkt dat bij verdachte contraproductief.
49. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 8 juni 2009 schuldig gemaakt aan een serie strafbare feiten, te beginnen bij de diefstal van een auto, teneinde daarmee naar een kennis in Ulft te kunnen rijden. Daardoor is de eigenaar van de auto aangetast in het ongestoorde bezit ervan, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat de auto van het erf bij een woning is weggenomen. Vervolgens heeft verdachte door zijn gevaarlijke rijgedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht door het volstrekt negeren van vele verkeersregels en -tekens omtrent rijsnelheid en rijrichting. Daarbij heeft hij niet geschuwd de auto, waarin hij reed, in te zetten als wapen tegen politie-agenten, die hem wilden doen stoppen. De rechtbank kwalificeert dit als een bewuste en zeer agressieve handeling jegens die politie-agenten, die erop gericht was hen van zich af te schudden, zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen van zijn handelen, zoals schade aan de politie-auto of zwaar lichamelijk letsel als gevolg van een door die handeling veroorzaakt ongeval. Verdachte heeft deze agenten schrik en angst aangejaagd door ze van de weg af te rijden. Door kennelijk koelbloedig en doortastend optreden van met name de bestuurder van de politieauto is een ongeval (met lichamelijk letsel) uitgebleven. Door het onnodig bellen van het alarmnummer voor hulpdiensten wordt onnodig beslag gelegd op de beschikbaarheid en inzetbaarheid van deze diensten, hetgeen temeer klemt nu verdachte daarbij enkel uit was op het nemen van wraak op en schrik aanjagen van zijn bejaarde vader, als reactie op een persoonlijk geschil.
In december 2008 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan feiten waarbij hij is binnengedrongen in de woning van anderen, goederen heeft beschadigd en ernstige inbreuk heeft gemaakt op de gevoelens van rust, privacy en veiligheid, welke personen moeten en mogen ervaren in hun eigen woning. Het midden in de nacht met zware (halve) straatklinkers ingooien van de slaapkamerramen, waarachter zijn kinderen lagen te slapen is niet anders te kwalificeren dan als volstrekt roekeloos, zeer onnadenkend en gevaarzettend, omdat niet ondenkbaar is dat zijn kinderen, in slaap en in het geheel niet daarop bedacht, ernstig gewond hadden kunnen raken door die stenen of rondvliegende glasscherven. Met name aan de drie kinderen, maar ook hun moeder is door hun vader/ex-echtgenoot met zijn onberekenbare gedrag grote schrik aangejaagd en heeft hij hen de nodige onrustgevoelens bezorgd. Veiligheid is een basisbehoefte van kinderen. Dat belang heeft verdachte geschonden door uit volstrekt egocentrische motieven midden in de nacht op gewelddadige wijze met zijn kinderen in - zoals verdachte het ziet - contact te willen komen. Als vader valt verdachte daarvan te meer een verwijt te maken.
50. Ten aanzien van de over verdachte opgemaakte persoonsrapportages, hierboven vermeld, overweegt de rechtbank het volgende.
51. Uit voormeld rapport van psychiater De Jong komt onder meer het volgende naar voren:
De kans op recidive hangt nauw samen met de interne en externe stabiliteit van en rond betrokkene. Destabiliserende factoren zijn o.a. het opflikkeren en/of de ontregeling van de stemmingsstoornis, medicatietrouw, tegenslagen in zijn leven en vlucht in alcoholgebruik. Ook speelt mee de stress van zijn sterke verzet tegen een klinische behandeling en door hem daarbij ervaren inperking van zijn autonomie. De paradox waarin betrokkene in terecht is gekomen komt tot uitdrukking in enerzijds de behoefte aan afhankelijkheid en anderzijds zijn verzet tegen afhankelijkheid. Dit is niet alleen een probleem voor betrokkene, maar ook voor de hulpverlening, zo blijkt uit de afgelopen periode. Soms zoekt hij hulp, dan weer verzet hij zich ertegen en/of onttrekt hij zich eraan. (p. 16)
Het is -zo stelt De Jong- lastig om te adviseren over maatregelen om herhaling te voorkomen of te beperken. Betrokkene is niet in staat om zich maatschappelijk zelfstandig te handhaven zonder begeleiding en is nu bereid tot ambulante begeleiding en verblijf in een beschermde woonvorm (RIBW). Er is vanuit psychiatrische optiek geen bezwaar of contra-indicatie dat betrokkene de door de rechtbank opgelegde straf uitzit. Aansluitend wordt geadviseerd tot een verplicht reclasseringscontact met eventueel proeftijd, waarbij de reclassering een CIZ indicatie kan aanvragen tot RIBW opname (als in 2009) en ambulante psychiatrische begeleiding van zijn alcoholprobleem. Indien noodzakelijk kan betrokkene na zijn straf tijdelijk onder begeleiding verblijven in een sociaal pension in afwachting van plaatsing RIBW, aldus de psychiater. (p. 20)
52. Uit voormeld rapport van psycholoog Brookhuis komt onder meer het volgende naar voren:
Door de bipolaire stoornis en de afhankelijke en borderlinecomponenten van de persoonlijkheidsstoornis zal betrokkene ook in de toekomst kwetsbaar zijn om te ontremmen en spanningen te ontladen en komen tot misbruik van alcohol. Met betrekking tot de sociale inbedding is op te merken dat het sociaal (steun)systeem kwetsbaar is. Zo heeft betrokkene gelet op de ten laste gelegde gebeurtenissen momenteel een beladen contact met zijn kinderen. Een onregelmatig steuncontact is er in de beleving van betrokkene wel met zijn moeder en zijn twee zussen. Praktisch gezien heeft betrokkene na detentie voorts geen huisvesting en ten aanzien van de daginvulling is er ook (nog) geen plan. In de gesprekken is er naar indruk enig probleembesef, maar betrokkene kan hierbij tevens aangeven dat hij de aantrekkingskracht van een zwerversbestaan en alcohol drinken als groter ervaart dan stabiliseren van zijn leefwijze.
Het recidiverisico is vrij groot. Betrokkene wil niet in klinische behandeling. Hij is wel bereid om straf te aanvaarden en plaatsing in een beschermde woonvorm (RIBW) aan te gaan, alsook ambulante behandeling/begeleiding dan wel reclasseringstoezicht te accepteren, wat een enigszins reducerende uitwerking kan hebben op het recidiverisico. In de houding jegens de hulpverlening komt ambivalentie en afweer naar voren, en betreffende externe leiding wordt een uitgesproken tegenstrevende houding gezien, wanneer dit samengaat met dwang of gedwongen klinische behandeling.
Geadviseerd wordt betrokkene af te straffen, een verplicht reclasseringscontact aan te bieden, om middels een CIZ indicatie tot RIBW over te gaan, en een beschermde woonvorm aan te bieden. Betrokkene is daartoe bereid en maakt hierbij voorkeur voor de locatie Arnhem kenbaar. Ook is in de toekomst toewijzing van een "buddy" (casemanager) te overwegen, waarbij en reïntegratietraject o.a. mogelijkheden van daginvulling en aangepast werk te onderzoeken. (p. 21-22)
53. Uit het beknopte reclasseringsadvies van 27 januari 2010 van Grooten, reclasseringswerker, en Schleedoorn, leidinggevende, blijkt dat betrokkene bij de reclassering te kennen heeft gegeven dat hij niet onder druk wil worden gezet om gedragsverandering te bewerkstelligen. Ook tijdens de intake bij de Forensische kliniek te Assen op 5 november 2009 heeft betrokkene benoemd niet te willen worden opgenomen en liever een jaar gevangenisstraf te ondergaan en zelfs bij een opname alles onderuit te gaan halen. Betrokkene geeft de voorkeur aan rust die hij ervaart tijdens zijn detentie. Een beschermde woonvorm als iemand hem begeleidt, zou hem passen. Als laatste mogelijkheid, mede ingegeven door het overleg met NIFP psychiater is er overleg geweest met RIBW te Arnhem. Namens RIBW te Arnhem is aan de reclassering gemeld dat betrokkene niet zou worden aangenomen om te komen wonen bij de RIBW, omdat hij zijn behandeling niet heeft afgerond, zich onttrekt aan begeleiding en steeds in een zelfde patroon lijkt terug te vallen en dan flink te gaan drinken.
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. De reclassering benadrukt dat zij voor een dilemma stond: de motivatie van betrokkene geeft voldoende aanleiding om geen inhoudelijk plan van aanpak op te maken, omdat dit geen soelaas zal bieden. Begeleiding van de reclassering is, zonder motivatie bij verdachte, een onmogelijke opdracht.
Ter terechtzitting heeft Grooten in aanvulling op het reclasseringsadvies aangegeven, dat betrokkene een strakkere structuur nodig heeft. De FPK zou voor betrokkene geschikt zijn, maar hij heeft de motivatie niet. Van belang is dat de instelling een hoog beveiligingsniveau heeft, zodat betrokkene niet kan ontsnappen. Daarnaast is een hoge behandelingsintensiteit van belang. Een interventie is noodzakelijk om recidiverisico te voorkomen. Grooten benadrukt dat niet is bedoeld dat betrokkene nooit alcohol mag gebruiken, maar dat hij minder moet drinken om delicten te voorkomen. Betrokkene wil zich niet laten begrenzen, maar wil alles zelf doen. Voor een begeleiding door de reclassering is dit niet mogelijk.
54. Gezien alle omstandigheden waaronder verdachte de bewezenverklaarde - strafbaar te achten - feiten heeft gepleegd, alsmede de over hem uitgebrachte rapporten, dringt zich aan de rechtbank het beeld op van een verdachte die heeft gehandeld vanuit een voornemen, waarvan hij zich door niets en niemand wilde laten afbrengen. Verdachte schrikt er daarbij niet voor terug geweld te gebruiken, de veiligheid van anderen in de waagschaal te stellen en goederen te vernielen of te beschadigen. Dat aan een deel van zijn gedragingen de wens ten grondslag lag om zijn kinderen te zien vormt daarvoor geen rechtvaardiging. Verdachte kent vele problemen op psychisch en maatschappelijk vlak, wordt daarvoor behandeld en begeleid, maar onttrekt zich ook regelmatig daaraan door weg te lopen uit de kliniek waar hij is opgenomen. Alcoholgebruik speelt een prominente rol in het leven van verdachte. Ondanks deze problemen laat verdachte ook op deze punten zien niet bereid te zijn zich voor langere duur te schikken naar wat behandelaars en begeleiders van hem vragen. Verdachte maakt het in het onderhavige geval onmogelijk voor de reclassering om een adequaat plan van aanpak op te stellen, nu hij niet is gemotiveerd voor een opname in een kliniek, behandeling van zijn problemen en begeleiding bij aspecten als wonen en werken. De door verdachte zelf voorgestane mogelijkheid van beschermd wonen met begeleiding ziet de rechtbank als onrealistisch, in het licht van het door de deskundigen beschreven patroon van het zich steeds onttrekken aan behandeling en terugval in alcoholgebruik. Kennelijk ontbreekt het verdachte aan de wil om structureel de probleempunten in zijn leven aan te pakken en in dat kader een zekere beperking in zijn vrijheid gedurende enige tijd te accepteren.
De rechtbank ziet derhalve geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een forse, deels voorwaardelijke gevangenisstraf als na te melden, waarbij het voorwaardelijk strafdeel zodanig substantieel is dat het verdachte zal helpen bij het afzien van plegen van strafbare feiten.
Tevens ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Verdachte schrikt er niet voor terug de auto als wapen te gebruiken en slaat bij het gebruik van de auto geen acht op de veiligheid van medeweggebruikers. Het belang van de verkeersveiligheid is gediend met het ontnemen van de rijbevoegdheid aan verdachte en dient te prevaleren boven diens persoonlijke belang om over de rijbevoegdheid te kunnen beschikken. De rechtbank zal daarbij de rijbevoegdheid ontzeggen voor een langere duur dan door de officier van justitie gevorderd in verband met de ernst van het tegen politie-ambtenaren gerichte feit 2 en het daarbij met de auto toegepaste geweld.
Vordering tot schadevergoeding - parketnummer 06/460272-09 feiten 1, 3, 5
55. De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 56,48 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
56. De benadeelde partij Regiopolitie NOG heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.944,10 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
57. De benadeelde partij Connexxion Ambulancezorg heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.154,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde.
58. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer B] en Regiopolitie NOG tot het gevraagde bedrag, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Connexxion Ambulancezorg heeft zij zich op het standpunt dat deze vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij niet eenvoudig van aard is en niet is onderbouwd. Niet is aangegeven wie namens Connexxion Ambulancezorg als gemachtige mag optreden.
59. De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 19 maart 2010 op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer B], Regiopolitie NOG en Connexxion Ambulancezorg
niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. Het door [slachtoffer B] gevorderde bedrag is te vaag en is geschat. De benadeelde partij Regiopolitie NOG heeft het causale verband tussen het onderhavige feit en de daaruit rechtstreeks voortkomende materiële schade vooralsnog onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Deze vordering is te ingewikkeld om in het strafgeding te worden afgedaan. Ten aanzien van de vordering van Connexxion Ambulancezorg heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze niet is onderbouwd en niet duidelijk is wie namens Connexxion Ambulancezorg bevoegd is als gemachtigde op te treden. Ook deze vordering kan volgens de raadsman niet in het strafgeding worden afgedaan.
60. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer B] en Regiopolitie NOG als gevolg van het onder 1 c.q. 3 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] acht de rechtbank een bedrag van
€ 56,48, aan de gemaakte kosten voor het reizen, parkeren en telefoneren, alleszins redelijk. Ten aanzien van de vordering van de Regiopolitie NOG overweegt de rechtbank dat een schadecalculatie is overgelegd, waaruit blijkt dat de kosten van herstelwerkzaamheden € 1.944,10 bedragen. Gelet op het voorgaande worden de vorderingen van [slachtoffer B] en de Regiopolitie NOG voor het geheel toegewezen. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk.
61. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Connexxion Ambulancezorg overweegt de rechtbank dat de vordering is ingediend door [aangever C], die daartoe niet was gemachtigd en dat de vordering niet is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij Connexxion Ambulancezorg niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
62. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Vordering tenuitvoerlegging
63. De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van drie maanden gevangenisstraf gevorderd.
64. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
65. Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 25 april 2008 (parketnummer 06/471108-06) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14, 36f, 57, 62, 91, 138, 142, 302, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en
- 5, 177, 178, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet.
- verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, onder parketnummer 06/460272-09: feiten 1, 2 primair, 3, 4 en 5, alsmede onder parketnummer 06/800170-09: feiten 1, 2 en 3 primair, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/460272-09:
Feit 1: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 2 primair: Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 4: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5: Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd;
Parketnummer 06/800170-09:
Feit 1: In de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 3 primair: Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden (tweeentwintig maanden);
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 maanden (acht maanden) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt verdachte terzake
- van het onder feit 2 primair van parketnummer 06/460272-09 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaar
en
- van het onder feit 4 van parketnummer 06/460272-09, bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar;
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen, van de hierna vermelde bedragen, telkens vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer B]
[adres]
Rekeningnummer [nummer] € 56,48
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 juli 2009
2. Regiopolitie NOG
Postbus 618
7300 AP Apeldoorn
Rekeningnummer [nummer] € 1.944,10
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer B] € 56,48 1 dag
2. Regiopolitie NOG € 1.944,10 29 dagen
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij Connexxion Ambulancezorg niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover onder parketnummer 06/471108-06 voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 25 april 2008 te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Kleinrensink, en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640/2009027999, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 23 juli 2009.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 21 en 35-36.
3 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640/2009027999, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 23 juli 2009.
4 Stamproces-verbaal, p. 5-6.
5 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
2009027999-15, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 23 juli 2009.
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 25-29.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 35-36.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 39-42; Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2009 van [sl[slachtoffer D] en [slachtoffer C], p. 42-44.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], p. 61-64; Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2009 van [slachtoffer D] en [slachtoffer C], p. 42-44.
10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], p. 62.
11 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], p. 62; Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 40.
12 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], p. 62.
13 Proces-verbaal van aangifte door [aangever A], p. 66-69.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 48-49.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 49.
16 Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2009 van [slachtoffer D] en [slachtoffer C],
p. 42-44 en p. 9-11 van de bijlage; Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2009 van [verbalisant A] en [verbalisant B], p. 45-47 en p. 12-14 van de bijlage; Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2009, van [verbalisant F] en [verbalisant G].
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 49-50 en p. 29-30 van de bijlage.
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 79-81 en 88-89.
19 Proces-verbaal van aangifte door [aangever B], p. 84-87.
20 Proces-verbaal van aangifte door [aangever C], p. 74-76.
21 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0641-09-200057, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Doetinchem, gesloten en ondertekend op 5 januari 2009.
22 (Stam)proces-verbaal, p. 4.
23 23 (Stam)proces-verbaal, p. 4.
24 Proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2008, p. 16.
25 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E], p. 18 en 19.
26 Een op schrift gestelde verklaring door [slachtoffer E] (schriftelijk bescheid), p. 21.
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 24-25.
28 Proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2008, p. 22.
29 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL Pl0642-09-201366, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Oude IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 20 februari 2009.
30 Stamproces-verbaal, p. 4.
31 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer I], p. 11-12.
32 Proces-verbaal ambtelijk verslag van 19 december 2008, p. 15.
33 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 23-25.