ECLI:NL:RBZUT:2010:BM0268

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580090-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Prisse
  • F. Feraaune
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op Joanne Noordink met ernstige gevolgen voor de ouders en vrienden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 april 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de doodslag op Joanne Noordink. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 december 2008 in Aalten, met opzet en met voorbedachten rade, de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, waardoor zij is overleden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij gedurende 100 dagen zijn mond heeft gehouden over de dood van Joanne, terwijl haar ouders en vrienden in vertwijfeling verkeerden over haar lot. De verdachte heeft na de daad geprobeerd om sporen uit te wissen door het lichaam van het slachtoffer te begraven in zijn tuin en door haar laptop en mobiele telefoon te stelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als inconsistent en ongeloofwaardig beoordeeld, en heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de doodslag. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de impact van de daad op de ouders van het slachtoffer en de gemeenschap, en heeft besloten tot een langdurige gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/580090-09
Uitspraak d.d. 7 april 2010
Tegenspraak - dip / oip 3x
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Iran) op [datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring "De Kruisberg" te Doetinchem.
Raadsman: mr. Pel, advocaat te Hattem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 oktober 2009, 16 december 2009, 10 maart 2010, 23 maart 2010 en 24 maart 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2008, te Aalten,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd, immers heeft/is verdachte met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] krachtig vastgepakt en/of
vastgehouden, althans zijn armen stevig/krachtig om haar heen geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes, handen om de
keel/nek van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) met kracht haar
keel/nek dichtgeknepen, althans dichtgedrukt, althans haar keel gedurende
langere tijd, althans vele minuten dichtgedrukt gehouden en haar aldus het
ademen belemmerd en/of
- de handen van [slachtoffer] met een sjaal vastgebonden en/of
- (vervolgens) (boven)op die [slachtoffer] gaan zitten (terwijl zij
inmiddels op de grond lag) en/of haar toen en aldaar stevig/krachtig met zijn,
verdachtes, handen, armen, benen en voeten vastgehouden, althans [slachtoffer] in haar vrije beweging belemmerd en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, hand(en) op de mond en/of neus van die
[slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) haar mond en/of neus dichtgedrukt,
althans het ademen voor/van die [slachtoffer] belemmerd en/of
- meermalen, althans eenmaal krachtig uitwendig mechanisch geweld op/tegen
(het lichaam van die) [slachtoffer] uitgeoefend
tengevolge, althans mede tengevolge van welke handelingen, althans enkele of
een daarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 11 december 2008, te Aalten, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet:
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] krachtig vastgepakt en/of
vastgehouden, althans zijn armen stevig/krachtig om haar heen geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes, handen om de
keel/nek van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) met kracht haar
keel/nek dichtgeknepen, althans dichtgedrukt en/of haar keel gedurende langere
tijd, althans vele minuten dichtgedrukt gehouden en haar aldus het ademen
belmmerd en/of
- de handen van [slachtoffer] met een sjaal vastgebonden en/of
- (vervolgens) (boven)op die [slachtoffer] gaan zitten, terwijl zij
inmiddels op de grond lag en/of haar toen en aldaar stevig/krachtig met zijn,
verdachtes, handen, armen, benen en voeten [slachtoffer] vastgehouden, althans
[slachtoffer] belemmerd in haar vrije beweging en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, hand(en) op de mond en/of neus van die
[slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) haar mond en/of neus dichtgedrukt,
en/of aldus het ademen voor/van die [slachtoffer] belemmerd en/of
- meermalen, althans eenmaal krachtig uitwendig mechanisch geweld op/tegen
(het lichaam van die) [slachtoffer] uitgeoefend
tengevolge, althans mede tengevolge van welke handelingen, althans enkele of
een daarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke (vorenomschreven) doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van na te noemen strafba(a)r(e) feit(en), althans (enig)
straba(a)r(e) feit(en) en welke doodslag werd gepeegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat/die feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid
hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
immers heeft hij, verdachte op of omstreeks 11 december 2008 te Aalten,
- door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte meermalen, althans eenmaal zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt en/of met kracht heeft
vastgehouden en/of meermalen, althans eenmaal met kracht en/of van
buitenkomend geweld op de rug, het hoofd en/of de schaamstreek, althans het
lichaan van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend en/of
- opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal gestompt
en/of geslagen en/of krachtig vastgepakt en/of vastgehouden, althans
meermalen, althans eenmaal met kracht van buitenkomend geweld op haar rug,
hoofd en/of schaamstreek, althans haar lichaam uitgeoefend, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[adres slachtoffer] heeft weggenomen een laptop (Toshiba) en/of een mobiele
telefoon (rode Samsung IMEI [nummer]) en/of een horloge, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel en/of
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een mobiele telefoon (Nokia
6300 IMEI [nummer]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
Artikel 288 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 11 december 2008, te Aalten,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/is verdachte met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] krachtig vastgepakt en/of
vastgehouden, althans zijn armen stevig/krachtig om haar heen geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes, handen om de
keel/nek van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) met kracht haar
keel/nek dichtgeknepen, althans dichtgedrukt, althans haar keel gedurende
langere tijd, althans vele minuten dichtgedrukt gehouden en haar aldus het
ademen belemmerd en/of
- de handen van [slachtoffer] met een sjaal vastgebonden en/of
- (vervolgens) (boven)op die [slachtoffer] gaan zitten (terwijl zij
inmiddels op de grond lag) en/of haar toen en aldaar stevig/krachtig met zijn,
verdachtes, handen, armen, benen en voeten vastgehouden, althans [slachtoffer] in haar vrije beweging belemmerd en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, hand(en) op de mond en/of neus van die
[slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) haar mond en/of neus dichtgedrukt,
althans het ademen voor/van die [slachtoffer] belemmerd en/of
- meermalen, althans eenmaal krachtig uitwendig mechanisch geweld op/tegen
(het lichaam van die) [slachtoffer] uitgeoefend
tengevolge, althans mede tengevolge van welke handelingen, althans enkele of
een daarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 december 2008, te Aalten, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres slachtoffer] heeft
weggenomen een laptop (Toshiba) en/of een mobiele telefoon (rode Samsung met
IMEI [nummer]) en/of een horloge, in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
en/of
hij op of omstreeks 11 december 2008, te Aalten, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening een mobiele telefoon (Nokia 6300 met IMEI
[nummer]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
artikel 310 wetboek van strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2008, te Aalten, uit een woning aan de
[adres slachtoffer], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een portemonnee met inhoud en/of een rijbewijs en/of drie, althans
meerdere, althans een mobiele telefoon(s) (waaronder een Nokia 6300 met IMEI
[nummer]) en/of een fototoestel (Panasonic Lumix type DMC-FZ8), in elk
geval meerdere, althans een goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks van 22 juli 2008 tot en met
24 maart 2009, te Aalten, in elk geval in Nederland, drie, althans meerdere,
althans een mobiele telefoon(s) (waaronder een Nokia 6300 met IMEI
[nummer]) en/of een fototoestel (Panasonic Lumix type DMC-FZ8) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof en/of uit winstbejag
voormelde door misdrijf verkregen goed(eren) heeft overgedragen aan [naam A] en/of [naam B];
art 416 lid 1 ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ond/b Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding
Door de raadsman is aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 subsidiair, laatste gedachtestreepje, en het onder 2 tenlastegelegde, voor zover ziende op de mobiele telefoon (Nokia 6300 met IMEI [nummer]), nietig moet worden verklaard, omdat geen gedraging is omschreven waarvan verdachte wordt verdacht.
De rechtbank verwerpt dat verweer, nu uit de context van de tenlastelegging en ook tekstueel bezien duidelijk is dat hier niets anders bedoeld kan zijn dan het "wegnemen" van die mobiele telefoon. Daar komt nog bij dat in de dagvaarding onder dit gedeelte als toepasselijke wetsartikelen staan vermeld de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zodat op dit punt geen twijfel kan bestaan aan de bedoelingen van de steller van de tenlastelegging.
Het gaat hier duidelijk om een omissie.
Door de raadsman is ten aanzien van de gekwalificeerde doodslag, voorzover ziende op het onderdeel mishandeling (op twee na laatste gedachtestreepje), aangevoerd dat er sprake is van een onduidelijke en innerlijk tegenstrijdige dagvaarding, omdat "het vastpakken en vasthouden" al als onderdeel van de doodslag ten laste is gelegd.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Het "vastpakken en/of vasthouden" als onderdeel van de ten laste gelegde doodslag sluit immers niet uit dat dit als één van de omstandigheden kan worden gezien, die het tenlastegelegde tot een gekwalificeerde doodslag kunnen maken.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie / onrechtmatigheid vooronderzoek
Door de raadsman is aangevoerd dat het vooronderzoek veel gebreken en onrechtmatigheden vertoont, en wel zodanig dat er sprake is van een opeenstapeling van onherstelbare (vorm)verzuimen en ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Dit dient zijns inziens te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat
immers de belangen van verdachte op zodanig grove wijze zijn veronachtzaamd, dat daarmee tekort is gedaan aan een eerlijke behandeling van zijn zaak en er geen sprake meer kan zijn van een behandeling van de zaak die voldoet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Door de officier van justitie is - kort gezegd - aangevoerd dat zo zich al omissies hebben voorgedaan, deze niet van zodanige aard zijn geweest dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, bovenal omdat er geen sprake is van grove veronachtzaming van en inbreuk op de rechten van verdachte. Zo er al inbreuken zijn gemaakt, zijn die niet van invloed geweest op de persoon en levenssfeer van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet is gebleken van overtreding van enig voorschrift, waardoor déze verdachte in zijn verdediging en belangen is geschaad.
Dan is nog voor de ontvankelijkheid van belang of het totaal van de gestelde (vorm) verzuimen van dien aard is dat willens en wetens in strijd met fundamentele rechten van verdachte is gehandeld en of de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschaad. Anders dan in de zaken zoals Karman en Tompoes, waarbij het ging om een conglomeraat van verdachten dat van meet af aan als zodanig in beeld was, is dat hier niet het geval.
Voor de rechtbank staat genoegzaam vast dat het TGO op 9 januari 2009 van start is gegaan en op dat moment was [verdachte] nog niet in beeld als een mogelijke verdachte. Door eventuele misslagen van vóór die datum kan verdachte redelijkerwijs niet in zijn belangen zijn geschaad.
Het niet-ontvankelijkheidverweer van de raadsman wordt verworpen en het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vervolging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs (1)
A. Inleiding / aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek (2) was een melding op 12 december 2008 van vermissing van [slachtoffer] door de moeder van [slachtoffer]. Lopende het onderzoek werden aanwijzingen verkregen dat [slachtoffer] mogelijk het slachtoffer van een misdrijf was geworden en er werd een onderzoeksteam geformeerd in verband met de verdwijning van [slachtoffer] onder de naam onderzoek LEPTA. Tijdens dit onderzoek werden onder meer diverse getuigen gehoord in de directe kennissenkring, woon- en werkomgeving van [slachtoffer]; werden diverse doorzoekingen gedaan en is een uitgebreid buurtonderzoek ingesteld.
Ook verdachte werd in dat stadium als getuige gehoord. Hij verklaarde dat hij [slachtoffer] sinds 2006 kende en dat hij haar had geholpen met het schilderen van haar woning. Hij had geen relatie met haar en hij had haar voor het laatst gezien eind november/begin december 2008 bij Albert Heijn.
Tevens werd aandacht besteed aan haar verdwijning in de tv-programma's Tros Vermist op 9 januari 2009 en Opsporing Verzocht op 17 maart 2009. Door verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B] - die verklaarden over een relatie van [slachtoffer] met een asielzoeker, genaamd [verdachte] - en de analyse van het gehouden onderzoek van telecommunicatie werd de aandacht gevestigd op verdachte. Onderzoekgegevens van de internetaccounts van [slachtoffer] konden worden gelinkt aan het IP-adres van een buurman van verdachte. Een en ander heeft er toe geleid dat verdachte op 24 maart 2009 werd aangehouden in verband met de verdwijning van [slachtoffer]. Op 25 maart 2009 werd in de tuin van verdachte een stoffelijk overschot aangetroffen, naar later bleek het stoffelijk overschot van [slachtoffer].
B. Standpunt van het openbaar ministerie
Moord (voorbedachte rade) of (gekwalificeerde) doodslag
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
In de optiek van de officier van justitie kan, hoewel er aanwijzingen zijn dat er een heimelijk plan van verdachte zat achter het uitnodigen van [slachtoffer] op die 11e december 2008, daarmee nog niet worden aangetoond dat verdachte met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem onder 1 primair ten laste gelegde moord.
Bewijsmiddelen
Uit de kale feiten en de overige bewijsmiddelen, naast de ongeloofwaardigheid van de verklaringen die verdachte op een groot aantal punten heeft afgelegd, kan het volgens de officier van justitie niet anders zijn dan dat verdachte op 11 december 2008 tegen de wil van [slachtoffer] gemeenschap met haar heeft gehad en geweld tegen haar heeft gebruikt waardoor [slachtoffer] letsel heeft bekomen en hij haar vervolgens van het leven heeft beroofd.
De alternatieve lezing van de gebeurtenissen door verdachte is zo onwaarschijnlijk dat deze als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven (3).
Ter onderbouwing van haar stelling dat de door verdachte gegeven lezing over het gebeuren voor een groot deel leugenachtig, hoogst onwaarschijnlijk, onaannemelijk of inconsistent is, heeft zij een aantal bewijsmiddelen aangevoerd waaruit een en ander zou moeten blijken, zoals:
- (BELLEN) het telefonische contact via het vaste nummer van [slachtoffer] in combinatie met de afwezigheid die dag van zijn directe buren en [vrouw verdachte] (zijn vrouw). Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor zijn afwijkend handelen; hij heeft [slachtoffer] gebeld op haar vaste nummer (hij moest haar nummer zelfs opzoeken in het telefoonboek), terwijl hij beschikte over haar mobiele nummer;
- (AANGIFTE) de aangifte van [slachtoffer] over de diefstal op 22 juli 2008 in haar woning in samenhang met de verklaringen van verschillende getuigen, mailberichten en historische telefoongegevens, waaruit onder meer ook blijkt welke impact deze diefstal op haar heeft gehad, alsmede de verklaringen die de kopers van de mobiele telefoon en camera hebben afgelegd. De bewering van verdachte dat [slachtoffer] hem de telefoon en camera had gegeven om voor haar te verkopen en zij aangifte had gedaan om geld van de verzekering los te krijgen, is gelet op de onwaarschijnlijke hoeveelheid werk en inzet om een niet bestaande situatie voor te stellen en afgezet tegen de waarde van de mobiele telefoon en de camera, alsmede de kosten die zij had gemaakt om nieuwe spullen (twee mobiele telefoons, een satelliettelefoon, een camera en een rijbewijs) aan te schaffen, enkel en alleen om een bedrag van € 190,-- te krijgen, ongeloofwaardig.
De verklaring van verdachte inzake het doen van een valse aangifte door [slachtoffer] en het vrijwillig afgeven van de genoemde mobiele telefoon en camera, vindt bovendien geen enkele steun in enig ander bewijsmiddel. De verklaring van verdachte moet op dat punt in de visie van de officier van justitie als leugenachtig worden beschouwd;
- (SEKSUELE HANDELINGEN) de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] hem tijdens het gesprek op 11 december 2008 seksueel heeft benaderd en zij op haar initiatief vervolgens seks met elkaar hebben gehad, verdraagt zich niet met de fysieke en psychische toestand van [slachtoffer] in die periode. Naast de vele e-mails en sms'jes die daar op duiden was [slachtoffer] op zoek naar haar seksuele gerichtheid en wilde zij - kort gezegd - geen seksuele gemeenschap met mannen (verklaringen van [slachtoffer]'s moeder en twee vriendinnen en e-mails ), terwijl er ook verschillende verklaringen zijn dat verdachte [slachtoffer] lastig viel en over haar grenzen was gegaan.
De bewering van verdachte dat [slachtoffer] zonder enige scrupules, voorbehoud of aarzeling die middag zichzelf aan hem aangeboden zou hebben en seks met hem wilde en heeft gehad, acht de officier van justitie derhalve hoogst onwaarschijnlijk.
- (PILGEBRUIK) in het licht van het lange gebruik van de pil vanaf haar veertiende vanwege menstruatieklachten en het regelmatige gebruik van de pil (verklaring moeder, huisarts en bij de doorzoeking van de woning aangetroffen strips anticonceptiepillen), acht de officier van justitie de bewering van verdachte dat [slachtoffer] gezegd zou hebben dat zij de pil niet gebruikte, hoogst onwaarschijnlijk;
- (INCONSISTENTIES) verdachte heeft inconsistente verklaringen afgelegd over zijn handelen en intenties, terwijl hij op een aantal punten ook in strijd heeft verklaard met vaststaande feiten, zodat op die punten zijn verklaringen leugenachtig zijn. Los daarvan acht de officier van justitie de lezing van verdachte over de gebeurtenissen van die donderdagmiddag 11 december 2009 op een grote hoeveelheid punten ongeloofwaardig (4).
Ook het onder 2 tenlastegelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, mede gelet op de inconsistente verklaringen die verdachte ten aanzien van het meenemen van de goederen heeft afgelegd. De officier acht bewezen dat verdachte op 11 december 2008 in Aalten uit de woning van [slachtoffer] haar laptop en de mobiele telefoon, rode Samsung, heeft gestolen door middel van een zogenaamde valse sleutel en daarnaast acht zij bewezen de diefstal van de Nokia.
Tenslotte acht de officier van justitie de onder 3 ten laste gelegde diefstal eveneens bewezen, in samenhang met de bewijsmiddelen die zij deels voor de onderbouwing van het bewijs voor het onder 1 tenlastegelegde heeft aangevoerd.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
Moord (voorbedachte rade) of (gekwalificeerde) doodslag
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte zowel van de onder 1 tenlastegelegde moord (primair), gekwalificeerde doodslag (subsidiair) en doodslag (meer subsidiair) dient te worden vrijgesproken.
Algemeen
Op 11 december 2008 heeft er - in de visie van de verdediging - op uitnodiging van verdachte bij hem thuis een gesprek plaatsgevonden vanwege een aangifte door [slachtoffer] van diefstal, omdat verdachte vreesde dat hij op enig moment daarmee in verband zou kunnen worden gebracht en dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor zijn asielstatus. Het gesprek in de keuken mondde echter uit in seks en toen verdachte na afloop hoorde dat zij geen pil gebruikte, is hij in paniek geraakt en is het uit de hand gelopen.
Geen voorbedachten rade / vooropgezet plan / hevige gemoedsbeweging
Uit het dossier is volgens de raadsman op geen enkele wijze op te maken dat verdachte in de dagen en/of uren vóór het gesprek in de keuken op 11 december 2008 plannen zou hebben gemaakt of gehad om [slachtoffer] om het leven te brengen.
Verdachte is naar zijn zeggen in paniek geraakt toen [slachtoffer] vertelde dat ze de pil niet gebruikte en mogelijk een kind kon krijgen. Hij kon niet meer nadenken en heeft direct vanuit die blinde paniek gehandeld. Hij heeft gehandeld vanuit één heftige ogenblikkelijke gemoedsbeweging, waardoor er geen tijd en gelegenheid was om zich te bezinnen.
Ook tijdens de uitvoering is er geen tijd van bezinning geweest, aangezien het allemaal heel snel ging, sneller dan het besef om te stoppen.
Een handelen waarbij èn het besluit èn de uitvoering geschiedt vanuit één ononderbroken gemoedsbeweging sluit kalm beraad uit.
Aangezien de voorbedachten rade in de optiek van de raadsman niet kan worden bewezen, dient er vrijspraak te volgen voor de ten laste gelegde moord.
Doodsoorzaak
Door de raadsman is aangevoerd, dat op grond van de verklaringen van verdachte in combinatie met de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) niet kan worden vastgesteld wat de precieze doodsoorzaak is geweest. Het causale verband tussen de mogelijke gedragingen van verdachte en het overlijden van [slachtoffer] ontbreekt derhalve.
Geen opzet
Verdachte heeft in paniek gehandeld, welke paniek werd veroorzaakt door de mededeling van [slachtoffer], waardoor hij werd overspoeld door gedachten en gevoelens en waardoor hij tijdelijk niet in staat was om zijn eigen wil te bepalen. Aan het voor een bewezenverklaring vereiste opzet is volgens de raadsman dan ook niet voldaan.
Geen verkrachting
Verdachte heeft naar zijn zeggen vrijwillig seksueel contact /gemeenschap gehad met [slachtoffer].
Noch op grond van de rapportages van het NFI over diverse bloeduitstortingen op het lichaam van [slachtoffer], noch op grond van door getuigen over de persoon en het functioneren van [slachtoffer] en verdachte afgelegde verklaringen, is aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van gedwongen seks.
De onderbouwing van de officier van justitie dat er wel sprake is geweest van verkrachting is naar de mening van de raadsman volstrekt onjuist en laat de lezing van de gebeurtenissen door verdachte onverlet.
Feiten 2 en 3
Ten aanzien van de zowel onder 1 subsidiair als onder 2 ten laste gelegde diefstal van een mobiele telefoon (rode Samsung, IMEI [nummer]) en horloge is door de raadsman vrijspraak bepleit bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de diefstal van de laptop
Ook ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal subsidiair heling is door de raadsman vrijspraak bepleit, nu geen bewijs voorhanden is voor het "wegnemen" dan wel wetenschap van dit "wegnemen".
Overweging ten aanzien van de tenlastelegging
De officier van justitie heeft onder feit 1 primair ten laste gelegd moord.
Het in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht omschreven delict moord behelst dezelfde bestanddelen als het in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht omschreven delict doodslag, zij het dat voor een veroordeling ter zake van moord daarenboven nog als vereiste is gesteld dat komt vast te staan dat die doodslag is gepleegd 'met voorbedachten rade'.
Dit brengt met zich dat de rechtbank, indien zij de voorbedachten rade niet bewezen acht, tevens heeft te oordelen over de in de onder 1 primair impliciet begrepen doodslag (5).
D. Beoordeling door de rechtbank
ten aanzien van feit 1 en 2
Bij de bespreking van wat zich op 11 december 2008 bij klager in de keuken heeft afgespeeld is de rechtbank in grote mate afhankelijk van de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Dat wil niet zonder meer zeggen dat hij steeds naar waarheid heeft verklaard, maar in delen van zijn verklaringen heeft hij belastend over zichzelf verklaard. Bezwaarlijk valt in te zien waarom hij dat zou doen als dat niet de waarheid zou zijn. Bovendien worden delen van zijn verklaringen ondersteund door zogenaamde "stille getuigen". De rechtbank acht voldoende vast te staan dat de gang van zaken is geweest zoals hierna staat omschreven.
Verdachte heeft - zakelijk weergegeven - verklaard (6) dat hij [slachtoffer] op 11 december 2008 heeft gebeld in verband met de aangifte die zij had gedaan over een camera. Hij heeft haar uitgenodigd voor een gesprek en [slachtoffer] is toen bij hem thuis gekomen. De telefoon Nokia 6300 en een fototoestel Panasonic had hij naar zijn zeggen in de zomer van 2008 van haar gekregen om te verkopen; de camera had hij verkocht aan een man in Friesland.
[slachtoffer] was verliefd op hem en zij was boos omdat hij niet met haar verder wilde. Hij wilde het goedmaken en haar geruststellen en toen hebben ze in de keuken seks met elkaar gehad. Nadien heeft [slachtoffer] hem gezegd dat zij helemaal geen anticonceptiepil gebruikte, in tegenstelling tot hetgeen zij tijdens de vrijpartij had beweerd. Hij raakte in paniek en was boos. Hij was in haar klaargekomen. [slachtoffer] wilde weg, maar zij mocht niet van hem weg, hij wilde weten waarom zij zoiets had gedaan.
Hij heeft haar met één hand of twee handen bij haar hals vastgepakt en heeft ook een sjaal gebruikt. Hij heeft haar handen vastgehouden. Op de grond heeft hij zijn hele lichaam, handen, armen, benen en voeten gebruikt om haar tegen te houden. Hij heeft tijdens de worsteling haar handen vastgehouden; hij kon haar handen niet loslaten, omdat zij anders de kans had om weg te komen.
Zij lag op de grond en hij lag op haar. Zij probeerde weg te komen, maar hij hield haar vast. Hij zag dat haar lippen donker werden en dat zij niet meer reageerde.
Hij heeft haar aan haar schouders geschud, haar lippen waren helemaal zwart, zij ademde niet meer en hij voelde geen hartslag meer.
Hij besloot daarop haar in de tuin te begraven. Hij heeft vervolgens een gat gegraven en haar - zij voelde al koud aan- gewikkeld in een laken er in laten rollen, overdekt met kalk en vervolgens het gat dichtgemaakt. Daarna heeft hij de fiets waarop [slachtoffer] was gekomen teruggezet bij haar woning en haar sleutels in huis achtergelaten. Uit de woning heeft hij de laptop - het is de laptop die door de politie op zijn zolder is aangetroffen - en wellicht ook de mobiele telefoon van [slachtoffer] meegenomen, om te voorkomen dat hij met haar in verband kon worden gebracht.
In zijn 11e verhoor (7) heeft verdachte verklaard dat hij op 11 december 2008 de mobiele telefoon - een Nokia 3600 of 6300 - uit de jas van [slachtoffer] heeft gehaald die bij hem thuis bij de achterdeur hing; hij heeft de telefoon aan [naam A] gegeven (8).
De dag daarna heeft hij met de laptop van [slachtoffer] twee mailberichten verstuurd (aan haar ouders en een vriendin) en vervolgens alle bestanden die wezen op contacten tussen hem en [slachtoffer] van haar computer verwijderd. Het is de laptop die door de politie op zijn zolder is aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard (9) dat hij de mobiel die hij van [slachtoffer] had gekregen heeft verkocht aan een vriend genaamd [naam B] voor € 90,-- en dat hij daarna de camera heeft verkocht aan een andere vriend, genaamd [naam A]. Hij vond het niet eerlijk dat [slachtoffer] met de aangifte via de verzekering geld probeerde te krijgen, terwijl de aangifte niet klopte.
Toen [slachtoffer] met hem op 11 december 2008 aan tafel in de keuken aan het praten was, voelde hij zich door haar onder druk gezet, omdat zij aangaf de aangifte gemakkelijk tegen hem te kunnen gebruiken en dat zij het met [vrouw verdachte] wilde gaan bespreken. De seks gebeurde gewoon. Zij hadden staande seks, hij was met zijn penis in haar vagina. Op een gegeven moment dacht hij dat hij een condoom moest halen, maar [slachtoffer] zei dat zij de pil gebruikte. Na de seks moest [slachtoffer] lachen en zei dat zij geen pil gebruikte, waarop hij 'helemaal' boos werd. Hij heeft haar ter hoogte van de koelkast staande met twee handen bij de keel/hals vastgepakt en heeft vervolgens naar achteren gedrukt. Hij heeft haar keel dichtgeknepen/gedrukt. Zij hebben nog wat heen en weer gelopen, eindigend bij de deur van de keuken, waar [slachtoffer] tenslotte op haar buik lag en hij bovenop haar zat en haar keel dichtkneep.
In aanvulling daarop heeft verdachte nog verklaard (10) dat hij toen aan weerszijde van [slachtoffer] een been/knie had en dat hij een hand voor haar mond hield.
Verder heeft verdachte verklaard (11) dat hij een mobiele telefoon die hij in november 2008 van [slachtoffer] had gekregen, een Samsung D900, heeft verkocht aan [naam D] in februari 2009 voor € 80,--.
Verdachte heeft verklaard (12) dat hij - na de seks met [slachtoffer] - dacht dat wanneer [slachtoffer] weg zou gaan hij een groter probleem zou hebben. Daarom mocht zij niet weg. Het belangrijkste was dat zij niet wegging.
Hij heeft haar vastgepakt (13) en gezegd dat zij niet weg mocht gaan. Hij heeft zijn handen om haar heen geslagen, terwijl zij haar armen tegen haar lichaam had. [slachtoffer] zei dat hij haar moest laten gaan en zij probeerde om los te komen, maar hij heeft haar niet losgelaten. Hij heeft haar toen met beide handen bij de keel vastgepakt. Hij weet niet meer hoe lang hij haar keel heeft dichtgedrukt. Hij zag dat zij het benauwd kreeg en op haar knieën naar de grond ging. Hij is met haar meegegaan in die beweging en hield zijn vingers om haar keel/hals. Op het laatst lag hij achter [slachtoffer] en heeft hij met zijn rechterhand voor haar neus dichtgeknepen en haar mond dichtgedrukt. Hij heeft haar pas losgelaten toen hij geen kracht meer in zijn armen had.
Toen [slachtoffer] door haar knieën zakte (14) is hij in de meegaande beweging naar de grond bovenop haar gevallen. Haar lichaam zakte weg en zij ademde op een vreemde en moeilijke manier. Toen hij zag dat [slachtoffer] niet meer bewoog heeft hij zijn hand weggehaald. Hij zag dat haar lippen zwart waren en dat haar neus rood was. Hij realiseerde zich wat hij had gedaan
Hij heeft (15) het horloge beneden in haar woning of op haar slaapkamer neergelegd. Hij was ook van plan om de haar mobiele telefoon terug te leggen, maar hij heeft dat niet gedaan.
Het horloge is aangetroffen door de politie op de slaapkamer (foto's 4290 en 4291 en de bijbehorende omschrijving)
Ter terechtzitting heeft verdachte - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij [slachtoffer] had uitgenodigd om te praten over de aangifte die zij had gedaan, om duidelijkheid te krijgen over welke spullen het nu ging. Hij had aanwijzingen dat er iets mis was en had daar, gekoppeld aan zijn situatie en de onzekerheid over de toekomst in verband met de asielprocedure, geen goed gevoel bij. In de keuken is het tot seksuele handelingen gekomen. Toen [slachtoffer] na afloop zei dat zij de pil niet gebruikte, heeft hij nog gevraagd of het een grapje was. [slachtoffer] wilde weg. Volgens hem merkte zij dat hij er helemaal kapot van was. Hij heeft haar toen vastgepakt, waarschijnlijk in een combinatie van boosheid en angst.
Hij is in één vloeiende beweging met haar naar de grond gegaan. Hij heeft haar begraven in de tuin.
Haar mobiele telefoon heeft hij uit de zak gepakt van haar jas die bij hem thuis hing en de laptop heeft hij uit [slachtoffer]'s woning meegenomen, toen hij haar fiets terugbracht.
Op 26 maart 2009 werd sectie verricht op het in de tuin van verdachte aangetroffen stoffelijk overschot. Door de patholoog (16) kon - als voorlopige bevindingen - geen anatomische doodsoorzaak worden vastgesteld.
Er werden wel letsels vastgesteld die bij leven, op verschillende momenten waren opgetreden ten gevolge van de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, zoals bijvoorbeeld door slaan, stoten, vallen etc.. Deze letsels hadden volgens de deskundige geen rol gespeeld ten aanzien van het overlijden.
Diezelfde dag werd er in de sectiekamer van het NFI een vergelijkend gebitsonderzoek gedaan. Aan de hand van de daaruit verkregen onderzoeksresultaten werd het gebit geïdentificeerd als zijnde het gebit van [slachtoffer]. Door de deskundige werd geconcludeerd (17) dat het hem geschouwde stoffelijk overschot met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat van [slachtoffer] was.
Door de patholoog (18) is aan de hand van de volledige resultaten van de uit- en inwendige schouwing geconcludeerd dat bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] geen anatomische doodsoorzaak werd aangetroffen. Een functionele doodsoorzaak (zoals bijvoorbeeld verstikking) kon niet worden aangetoond, maar evenmin worden uitgesloten.
De moeder van [slachtoffer] heeft op 24 februari 2009 aangifte gedaan van vermissing (19) uit de woning van haar dochter van onder meer:
- een mobiele telefoon Nokia, type 6300, in gebruik onder het nummer 06-[nummer],
IMEI nummer [nummer];
- een mobiele telefoon merk Samsung, type D900, voorzien van een Oegandese SIM-kaart met
het nummer 00256-[nummer];
- een laptop merk Toshiba.
Bij een doorzoeking (20) van de woning van verdachte aan de [adres] te Aalten op 24 maart 2009 werd op de zolder in een nis bij de ketelruimte een laptop Toshiba aangetroffen, verpakt in een plastic zak aangetroffen (serienummer [nummer]) (SVO nummer [nummer] en [nummer]a). Tijdens het onderzoek is gebleken dat deze laptop toebehoorde aan [slachtoffer].
Moord (voorbedachte rade) of (gekwalificeerde) doodslag
Ingevolge vaste jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade - in casu in de op moord toegesneden tenlastelegging en de bewezenverklaring nader uitgedrukt met de woorden "na kalm beraad en rustig overleg"- voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan, ook al is dit maar kort, dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven
Uitgaande van de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] rond 14.00 uur bij hem thuis kwam en het tijdstip waarop hij bij Multimate in Aalten 25 kg kalk heeft gehaald om over het stoffelijk overschot van [slachtoffer] te gooien (omstreeks 15.10 uur) (21), moeten de gebeurtenissen zich binnen het tijdsbestek van een klein uur voorgedaan hebben.
Een moment van bezinning zou naar het oordeel van de rechtbank kunnen hebben gelegen in het moment dat [slachtoffer] volgens verdachte door haar knieën ging en klaarblijkelijk het bewustzijn verloor en verdachte vervolgens in die beweging naar de grond is meegegaan. Verdachte heeft verklaard dat het vasthouden, het bij de keel pakken en het (bij de keel) blijven vasthouden in één vloeiende handeling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde moord.
Leugenachtige verklaring
De officier van justitie heeft zich voor de bewezenverklaring van de gekwalificeerde doodslag met name gebaseerd op de niet geloofwaardige lezing die verdachte over de toedracht van het onder 1 tenlastegelegde heeft gegeven. Die lezing is in de ogen van de officier van justitie voor een groot deel leugenachtig / hoogst onwaarschijnlijk is, gelet op relevante onderdelen uit zijn - inconsistente - verklaringen in vergelijk met andere bewijsmiddelen uit het dossier.
De toedracht die verdachte over het gebeuren op 11 december 2008 heeft gegeven is echter naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer onaannemelijk en niet uitgesloten te achten. Dat verdachte niet altijd consistent heeft verklaard, doet daaraan niet af.
De rechtbank is voor de beoordeling van het bewijs uitgegaan van de verklaringen die verdachte heeft afgelegd - zoals hiervoor op bladzijde 10 omschreven.
Geen opzet / doodsoorzaak
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer], nog los van de vraag of de handelwijze van verdachte de dood wel tot gevolg heeft gehad.
De rechtbank overweegt als volgt. Het opzet omvat alle gradaties van opzet, inclusief het voorwaardelijk opzet. Het met kracht de keel/hals dichtdrukken en/of de neus/mond dichtdrukken kan - naar algemene ervaringsregels - tot de dood leiden.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij [slachtoffer]s keel en vervolgens haar neus dichtgeknepen en haar mond dichtgedrukt en hij heeft haar pas losgelaten toen hij geen kracht meer in zijn armen had. Onder die omstandigheden is het meer dan aannemelijk dat verdachte opzettelijk forse kracht op [slachtoffer] heeft uitgeoefend.
Deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank (22) naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood, dat de rechtbank op grond daarvan opzet aanneemt.
Ook gelet op de overige verklaringen van verdachte kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de dood van [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Het past ook in het geheel van de handelingen die verdachte vervolgens heeft ondernomen om zich van haar lichaam te ontdoen en al zijn sporen uit te wissen, terwijl in het dossier geen enkele aanwijzing te vinden is dat iets anders de dood van [slachtoffer] zou hebben veroorzaakt.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de impliciet onder 1 primair ten laste gelegde doodslag, alsmede aan de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van de laptop en de mobiele telefoon.
De diefstal van het horloge acht de rechtbank niet bewezen, aangezien hier het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt.
Ten aanzien van feit 3
Op 12 december 2008 heeft de moeder van [slachtoffer] bij de politie aangegeven (23) dat halverwege juli 2008 een insluiping bij [slachtoffer] in de woning had plaatsgevonden, waarbij door de daders diverse dingen waren weggenomen. [slachtoffer] had daarvan aangifte gedaan bij de politie.
Op 15 januari 2009 heeft de moeder van [slachtoffer] nog tegenover de politie verklaard (24) dat in 2008 bij haar dochter bij die inbraak twee mobiele telefoons en een satelliet telefoon waren weggenomen, alsmede een fotocamera, en een portemonnee met bankpassen, rijbewijs en geld.
In het kader van het onderzoek bleek dat [slachtoffer] aangifte (25) had gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres slachtoffer] te Aalten op 22 juli 2008. Weggenomen waren haar portemonnee met inhoud (onder meer haar rijbewijs), een mobiele telefoon merk Nokia 6300 en een satelliettelefoon.
Door een collega van de verbalisant die deze aangifte had opgenomen is verklaard, dat de hem bekende [slachtoffer] in aanvulling op haar aangifte nog een mobiele telefoon merk Nokia en een fotocamera als vermist heeft opgegeven (26).
[naam B] heeft verklaard (27) dat hij de Nokia 6300 medio augustus 2008 heeft gekocht van een hem bekende Iraniër, genaamd [verdachte], uit Aalten via marktplaats.nl voor een bedrag van € 90. [verdachte] had hem verteld dat hij deze telefoon had gekocht van een kennis.
Door [naam A] is verklaard (28) dat hij de bij hem in beslag genomen fotocamera - merk Panasonic Lumix type DMC FZ8 - in oktober 2008 heeft gekocht van verdachte, vlak vóórdat hij naar Friesland is verhuisd, voor een bedrag van € 100,--. [verdachte] had tegen [naam A] gezegd dat het toestel van zijn schoonfamilie afkomstig was.
Door een daarbij aanwezige getuige (29) is bevestigd dat verdachte op de dag dat [naam A] verhuisde naar Friesland, aan [naam A] een fototoestel heeft verkocht voor een bedrag van € 100,--.
Verdachtes verklaring (ten aanzien van feit 3) dat hij de telefoon op verzoek van [slachtoffer] heeft verkocht omdat zij in geldnood zat, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachtes verklaring dienaangaande wordt op geen enkele wijze ondersteund.
Daarentegen blijkt uit de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] hoe vervelend [slachtoffer] het heeft gevonden - "zij was pislink en voelde zich bedreigd in haar huis" - dat zij vlak voor haar vakantie naar Oeganda van haar spullen was beroofd (onder meer van het rijbewijs). Dit wordt ook ondersteund door de verklaringen van de door de verzekeringsmaatschappij ingeschakelde schade-expert en de verklaringen van haar vriendinnen [getuige C] en [getuige B], alsmede de verklaring van [getuige D] (30).
Verdachte heeft ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt waarom hij aan de kopers een andere redengeving of afkomst van de spullen voorgaf dan het simpele feit dat hij deze goederen voor iemand anders verkocht.
De rechtbank acht onvoldoende bewijs voorhanden voor het wegnemen door verdachte van de telefoon en de camera, maar de subsidiair ten laste gelegde heling acht zij op grond van het samenstel van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen wel bewezen.
Bewezenverklaring
1.
hij op 11 december 2008 te Aalten opzettelijk [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd, immers heeft/is verdachte met dat opzet
- die [slachtoffer] vastgepakt en vastgehouden en
- vervolgens zijn, verdachtes, handen om de keel/nek van die [slachtoffer] gebracht en met kracht haar keel/nek dichtgeknepen, althans dichtgedrukt, en haar aldus het
ademen belemmerd en
- vervolgens (boven)op die [slachtoffer] gaan zitten (terwijl zij inmiddels op de grond lag) en haar toen en aldaar stevig/krachtig met zijn, verdachtes, handen, armen, benen en voeten vastgehouden, en
- vervolgens zijn, verdachtes, hand op de mond en neus van die [slachtoffer] gebracht en haar mond en neus dichtgedrukt, tengevolge van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 11 december 2008, te Aalten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres slachtoffer] heeft weggenomen een laptop (Toshiba), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
en
hij op 11 december 2008, te Aalten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Nokia 6300 met IMEI [nummer]), toebehorende aan [slachtoffer];
3 (subsidiair).
hij in de periode) van 22 juli 2008 tot en met 24 maart 2009, te Aalten, een mobiele telefoon (een Nokia 6300 met IMEI [nummer]) en een fototoestel (Panasonic Lumix type DMC-FZ8) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goed(eren) wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof en uit winstbejag voormelde door misdrijf verkregen goed(eren) heeft overgedragen aan [naam A] en [naam B].
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 (impliciet) primair: doodslag;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
en
diefstal;
feit 3 subsidiair: opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op psychische overmacht ten aanzien van feit 1
Voor het geval de rechtbank ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wel tot enige bewezenverklaring mocht komen, is door de verdediging een beroep gedaan op psychische overmacht (31).
Verdachte is - naar zijn verklaring - door de mededeling van [slachtoffer] dat zij de pil niet gebruikte in grote paniek geraakt. Er was zodoende sprake van een extreme en acute vorm van stress, hetwelk leidde tot paniek, angst en een dissociatieve reactie.
Die mededeling werkte als een katalyserende factor op de al bestaande persoonlijke onmachtgevoelens van verdachte, die werden gevoed door verschillende stressoren, waaronder
de niet vervulde kinderwens in zijn huwelijk, de uitzichtloze asielsituatie, de bedreiging van de zekerheid in de huwelijksrelatie, de bedreiging van de uitsluiting door de geloofsgemeenschap en het doembeeld van volstrekte eenzaamheid.
Een en ander sluit volgens de raadsman ook aan bij de conclusie - en de daaraan ten grondslag liggende motivering - van prof. Glas, dat er mogelijke sprake is geweest van bewustzijnsvernauwing bij verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zelf is meegegaan in de seks met [slachtoffer] en hij zichzelf zodoende in die situatie heeft gebracht. Er was geen sprake van een zodanige externe op verdachte uitgeoefende druk, dat er sprake was van psychische overmacht.
Door de officier van justitie is daarbij gewezen op de door de deskundige Van Kempen ter terechtzitting afgelegde verklaring dat uit het verleden van verdachte is gebleken dat hij over uitstekende copingmechanismen beschikt en dat ook in het geval van totale paniek keuzes kunnen worden gemaakt en totale paniek ook niet meteen betekent dat men de controle verliest.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat van psychische overmacht sprake kan zijn bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte geen weerstand kan en redelijkerwijs ook niet behoeft te bieden. Onder omstandigheden kan het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan een succesvol beroep op psychische overmacht.
Door de psycholoog Van Kempen is ter terechtzitting van 24 maart 2010 nog beklemtoond dat als verdachte al in een toestand van paniek zou hebben gehandeld, dit in ieder geval niet het gevolg is geweest van een psychische stoornis en dat het in paniek raken niet per definitie wil zeggen dat men de controle over het handelen verliest, maar dat daarin allerlei gradaties zijn te onderscheiden. Uit de voorgeschiedenis van verdachte blijkt dat hij ook in moeilijke situaties nooit de controle heeft verloren en hij in het algemeen goed in staat is zich aan te passen aan dat soort situaties.
De deskundige Glas sluit niet uit dat de intensiteit van de bedreiging die een mogelijke zwangerschap en het uitkomen van de relatie met het slachtoffer voor zijn toekomst en voor zijn zelfbeeld betekende, kan hebben geleid tot zo'n paniek dat deze gepaard ging met een zekere vernauwing van het bewustzijn. Niet is uit te sluiten, maar evenmin te bewijzen, dat het verlies van controle op het handelen door overspoeling van gedachten en gevoelens toch mede werd bepaald door zijn narcistische persoonlijkheidsdynamiek. Deze paniek kan gepaard zijn gegaan met een zekere vernauwing van het bewustzijn en narcistische krenkbaarheid kan de paniek hebben versterkt.
Volgens het PBC heeft verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde niet het achterste van zijn tong laten zien.
Volgens de tegendeskundige prof. dr. Glas, zou voor de ontstane paniek kunnen pleiten het verschil in nauwkeurigheid waarmee betrokkene over het ten laste heeft verteld, vergeleken met wat hij over andere pijnlijke details uit zijn leven heeft verteld. Het gebrek aan overzicht over de situatie ten tijde van het tenlastegelegde pleit ook voor een gedeeltelijke vernauwing van het bewustzijn, hetgeen, zo men dit kan reconstrueren, dan zou kunnen leiden tot een verminderde herinnering aan het tenlastegelegde.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat de aan het verweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden.
Het verweer op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Toerekeningsvatbaarheid
Over verdachte is een multidisciplinair rapport (32) opgemaakt door het PBC. Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van de gedragsdeskundigen komt naar voren, dat verdachte ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten niet lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De ten laste gelegde feiten kunnen - indien bewezen - verdachte volledig worden toegerekend volgens de rapporteurs.
Ter terechtzitting van 24 maart 2010 heeft de psycholoog nog toegelicht dat er bij de aanvankelijke eindbespreking in september 2009 nog enige discussie bestond over een mogelijke verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, maar dat bij de definitieve eindbespreking in oktober 2009 tot een eenduidige conclusie is gekomen.
Door de op verzoek van de verdediging benoemde tegendeskundige, prof. dr. Glas, is eveneens over de mogelijke mate van toerekenbaarheid gerapporteerd (33).
Rapporteurs delen de conclusie van het PBC dat er geen aanwijzingen zijn te vinden voor een stemmings- of angststoornis, psychotische stoornis, autistiforme stoornis of middelengebruik bij betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde (maar wel daarvoor)
Op grond van de in dit rapport opgenomen overwegingen en beschouwingen wordt geconcludeerd dat er mogelijk (en ten hoogste) sprake is van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, omdat de rapporteurs de rol van een mogelijke bewustzijnsvernauwing in combinatie met de narcistische persoonlijkheidsdynamiek van de totstandkoming van het tenlastegelegde niet durven uit te sluiten.
De rechtbank kan zich met de door het PBC gegeven conclusie verenigen en zij neemt die conclusie dan ook over. Zij gaat daarbij uit, zoals ook door de tegendeskundige terecht opgemerkt, dat de beperkte duur van de monodisciplinaire observatie van de tegendeskundige niet de rijkdom aan observaties kan opleveren die gedurende de multidisciplinaire observatie in het PBC heeft opgeleverd.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het onder 1 subsidiair, 2 eerste en tweede alternatief en het 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft zich daarbij met name gebaseerd op de ernst van het feit, op welke feit (de gekwalificeerde doodslag) door de wetgever niet voor niets een levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke van ten hoogste 30 jaren is gesteld en de gevolgen die haar dood voor de ouders en haar omgeving hebben gehad, daarbij verwijzend naar de indringende slachtofferverklaring die de ouders van [slachtoffer] ter terechtzitting hebben afgelegd.
Bij haar strafeis heeft de officier voorts rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en heeft zij de conclusie van het PBC gevolgd dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor zijn handelen.
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte een zogenaamde first offender is en dat hij tengevolge van zijn handelen al is uitgestoten door zijn (schoon)familie, de buurt, de kerkgemeenschap en Aalten.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapport (34) volgt onder meer dat bij verdachte sprake is van een opportunistische levenshouding en een narcistische persoonlijkheidsdynamiek, hetgeen zich kenmerkt door een opgeblazen zelfgevoel, het devalueren van anderen en het niet kunnen ervaren van boosheid als aantasting van het zelfbeeld
Verdachte is bovengemiddeld intelligent en er zijn geen aanwijzingen voor stoornissen van het korte- of lange termijn geheugen. In het contact valt op dat hij geneigd is om zijn eigen aandeel in heikele kwesties te bagatelliseren en te externaliseren.
Samenvattend is de conclusie dat bij verdachte geen sprake is van een persoonlijkheids-stoornis of een aantoonbare gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Tijdens de observatieperiode en ook daarna tijdens een bezoek van een onderzoeker in de penitentiaire inrichting kwam verdachte naar voren als iemand die de controle niet verliest en beschikt over meerdere effectieve copingmechanismen. Ook bij beschouwing van zijn voorgeschiedenis valt op dat hij, ook wanneer hij een boze, dreigende of dwingende indruk maakt, de controle niet verliest en het beste probeert te maken van zijn situatie.
Het door verdachte geschetste scenario over de toedracht van het sub 1 tenlastegelegde, waarbij hij overspoeld zou zijn door gedachten en gevoelens en de controle op zijn handelen verloor kan niet vanuit de beschreven persoonlijkheidsdynamiek - die niet een pathologisch
niveau bereikt - worden verklaard.
Tijdens het onderzoek in het PBC is niet aannemelijk geworden dat het geloof van verdachte
een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde. Zijn beleving wijkt niet essentieel af van die van andere gelovige mensen, terwijl zijn gewetensfunctie evenmin duidelijk afwijkt van niet-gelovige mensen. Angst voor verlies van zijn huwelijk of voor uitstoting uit de geloofsgemeenschap waartoe hij behoorde is reëel voorstelbaar, maar er is geen reden om dit als uitzonderlijk te zien.
Omdat uit gedragskundig oogpunt - om de reden dat er geen sprake is van een ziekelijke
stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens - geen uitspraak kan worden gedaan over de kans op herhaling van feiten als aan hem ten laste gelegd, kan niet worden geadviseerd tot enige behandeling in een strafrechtelijk kader."
De reclassering (35) heeft zich op het standpunt gesteld dat geen reclasseringscontact kan worden geadviseerd met het oog op een te verwachten lange detentie, mede gelet op de door het PBC uitgebrachte rapport. Betrokkene zal door de reclassering begeleid worden bij terugkeer in de samenleving (TR/VI). Het recidiverisico wordt vanuit de RISc als laag ingeschat. Er lijkt evenwel sprake te zijn geweest van een specifieke situatie die niet nader verklaard kan worden dan door de verklaringen van verdachte zelf. Of een soortgelijk delict in de toekomst weer zou kunnen voorvallen kan de rapporteur om die reden dan ook niet inschatten.
Uit het door prof. dr. Glas opgemaakte rapport (36) volgt onder meer dat de conclusie van het PBC dat er geen sprake is van een stoornis, wordt onderschreven.
Bij verdachte is sprake van een narcistische persoonlijkheid, hetgeen blijkt uit het feit dat hij krenkbaar is, de regulatie van zijn zelfbeeld een grote rol speelt in zijn interacties met anderen, hij anderen naar zijn hand zet en gevoelens van woede ontkent.
Verdachte heeft een sterk positief zelfbeeld, waarbij hij nauwelijks verdraagt dat hij mogelijk ook andere, minder prettige, kanten heeft.
De factor religieuze beleving is hooguit in een afgeleide zin van invloed geweest op het ten laste gelegde en is genoegzaam onderzocht door het PBC.
Voor de rechtbank is maatbepalend voor de op te leggen straf het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Verdachte heeft op 11 december 2008 te Aalten [slachtoffer], 27 jaar oud, beroofd van het belangrijkste wat de mens bezit, haar leven. Verdachte kende [slachtoffer] en heeft haar bij zich thuis uitgenodigd, zij hebben seks gehad en daarna is hij tot zijn gruwelijke daad gekomen, bevreesd voor "nieuw leven" (een mogelijke zwangerschap) bij [slachtoffer] en de gevolgen die dit voor zijn situatie zou kunnen hebben.
Verdachte heeft daarmee onbeschrijfelijk leed toegevoegd aan de ouders van [slachtoffer], die hun dierbaarste bezit, hun enige dochter, moeten missen. Verdachte heeft de ouders van [slachtoffer], wetende van hun wanhopige zoektocht naar hun dochter, in een verzengende onzekerheid gelaten over het lot van [slachtoffer].
Aan de vermissing van [slachtoffer] is lokaal en landelijk aandacht gegeven en de samenleving heeft geschokt en ontsteld gereageerd op de vermissing en het na ruim drie maanden aantreffen van het ontzielde lichaam van [slachtoffer], begraven in de achtertuin van verdachte in Aalten.
Verdachtes handelen na het overlijden van [slachtoffer], het begraven van het stoffelijk overschot en het wissen van sporen, getuigt van een zeker koelbloedig en doelgericht handelen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting niet de indruk gekregen dat verdachte oprecht berouw heeft over wat hij [slachtoffer] en haar familie heeft aangedaan, maar dat hij vooral gericht is op de gevolgen die dit voor hem (en zijn familie) met zich heeft gebracht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij 100 dagen zijn mond heeft gehouden, wetende van de vertwijfelde zoektocht van de ouders en vriendenkring van [slachtoffer], waarin de hoop werd gekoesterd om op allerlei prangende en angstige vragen een antwoord te krijgen. Verdachte heeft extra vertwijfeling gezaaid door de dag nadat hij [slachtoffer] om het leven had gebracht, mailberichten te versturen aan de ouders en een vriendin, daarmee allerlei speculaties opwekkend. Verdachte heeft ook bewust alle bestanden die mogelijk wezen op contacten tussen hem en [slachtoffer], van haar computer verwijderd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstallen en heling, betrekking hebbende op aan [slachtoffer] toebehorende goederen.
Van velerlei kanten blijkt dat [slachtoffer] zeer betrokken was bij het wel en wee van haar medemens en zij, ondanks haar nog jeugdige leeftijd, een bron van inspiratie vormde voor anderen om hulp te bieden daar waar het nodig was. Ook in dat opzicht zal haar gemis invoelbaar zijn.
Ten voordele van verdachte weegt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Hij heeft een blanco strafblad (37).
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gezien de samenloop van bewezenverklaarde feiten en de werking van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht zou de rechtbank een maximum straf kunnen opleggen van twintig jaren.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats en gerechtvaardigd.
Bij deze strafoplegging heeft de rechtbank ook rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is geweest van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek jegens verdachte, is er geen reden voor strafvermindering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 287, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde moord en de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte de onder 1 impliciet ten laste gelegde doodslag en het onder 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
feit 1 (impliciet) primair: doodslag;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
en
diefstal;
feit 3 subsidiair: opzetheling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Prisse en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0620/09-203705 van de politie Politieregio Noord en Oost-Gelderland, Team Grootschalig Optreden, gesloten en ondertekend op 3 juni 2009 door de verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] en de aanvullingen te weten de 2e aanvulling (pag. 5315 t/m 5522, de 3e aanvulling (pag. 5523 t/m/ 5821, de 4e aanvulling (pag. 5822 t/m 6075)
2 Stamproces-verbaal, pag. 22 t/m 28.
3 Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2010, LJN BK3359
4 Schriftelijk requisitoir pag. 10 t/m 15
5 Zie in dit verband Hoge Raad 19 oktober 1999, LJN: ZD1600, rechtsoverweging 4.2 en 4.3
6 Samenvatting/verslag (7e) verhoor van verdachte d.d. 26 maart 2009, dossierpag. 402 t/m 407, 412 >> een letterlijke uitwerking van het audiovisueel vastgelegde verhoor, dossierpag. 5532 t/m 5555, 5566 t/m 5568.
7 (11e) verhoor verdachte d.d. 15 april 2009, dossierpag. 443, 444
8 (15e) verhoor verdachte d.d. 29 april 200, dossierpag. 539
9 (9e) verhoor verdachte d.d. 1 april 2009, dossierpag. 418, 419, 420, 421 en 423 / een gedeeltelijk letterlijke uitwerking van het audiovisueel vastgelegde verhoor, dossierpag. 5861 t/m 5863.
10 (11e) verhoor verdachte, dossierpag. 443
11 (10e) verhoor verdachte, dossierpag. 432, 440
12 (18e) verhoor verdachte, dossierpag. 573
13 (14e) verhoor verdachte, dossierpag. 522, 523, 524
14 (19e) verhoor verdachte, dossierpag. 580, 581
15 (15e) verhoor verdachte, pagina 4 (ongenummerde dossierpag.)
16 voorlopig sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaak nr. 2009.01.22.135, opgemaakt op 26 maart 2009 door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog, dossierpag.4695/4696
17 Pro Justitia rapport van het Landelijk Orgaan Forensische Odontologie, opgemaakt op 28 maart 2009 door L.B.G.M. Tinsel, tandarts, forensisch odontoloog en als zodanig beëdigd als vast gerechtelijk-deskundige, dossierpag. 4698
18 (sectie)rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaak nr. 2009.01.22.135, opgemaakt op 11 juni 2009 door de arts en patholoog Driessche voornoemd, dossierpag. 5196/5206
19 Verklaring [getuige F] d.d. 24 februari 2009, dossierpag. 748, 749, 751 en 752
20 Ambtelijk verslag d.d. 25 maart 2009 met bijgevoegde SVO lijst, dossierpag. 355, 360 in samenhang met het proces-verbaal aantreffen laptop-computer d.d. 26 maart 2009, dossierpag. 364
21 Verklaring [getuige E]- eigenaar Multimate - in samenhang met de bevindingen van de de politie inzake de tijdklok van de kassa, dossierpag. 1268, 1272 en 1278
22 Met verwijzing naar arrest HR van 25 maart 2003, LJN AZ1668, NJ 2003, 552
23 Verklaring [getuige F] d.d. 12 december 2008, dossierpag. 732
24 Verklaring [getuige F] d.d. 15 januari 2009, dossierpag. 738
25 Aangifte [slachtoffer] d.d. 22 juli 2008 met goederenbijlage, dossierpag. 1799 t/m 1801
26 Proces-verbaal van bevindingen D.J.W. Saris d.,d. 26 februari 2009, dossierpag. 1802
27 Verklaring [naam B] d.d. 24 maart 2009, dossierpag. 686/689
28 Verklaring [naam A] d.d. 25 maart 2009, dossierpag. 662
29 Verklaring [getuige F] d.d. 27 maart 2009, dosssierpag.1840/1841
30 Verklaringen [getuige G], dossierpag. 1805/1806, [getuige C], dossierpag. 1867 en 1870, [getuige B], dossierpag.1878/ 1879, [getuige D], dossierpag. 1895
31 Zie ook hiervoor op pagina 8 onder het kopje Geen voorbedachte rade / vooropgezet plan / hevige gemoedsbeweging
32 Rapport Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Peter Baan Centrum, gedateerd 19 oktober 2009, opgemaakt door de psycholoog H.A. van Kempen, de psychiater in opleiding J. Marx en de psychiater A.G.S. de Ranitz
33 Rapport psychiatrisch onderzoek Pro Justitia gedateerd 15 maart 2010, opgemaakt door prof. dr. G. Glas, psychiater, in samenwerking met C.J.A.F. Bruins Slot, psychiater in opleiding
34 Eerdergenoemd rapport van het PBC d.d. 19 oktober 2009
35 Reclasseringadvies d.d. 3 december 2009, opgemaakt door de reclasseringswerker D. Gerrits
36 Rapport psychiatrisch onderzoek Pro Justitia gedateerd 15 maart 2010, opgemaakt door prof. dr. G. Glas, psychiater, en C.J.A.F. Bruins Slot, psychiater in opleiding
37 Uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 maart 2010