RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460297-09
Uitspraak d.d.: 7 april 2010
Tegenspraak / dip
Na aanhouding: verschenen / oip
[verdachte],
geboren te Curaçao op [1970],
wonende te Apeldoorn
thans verblijvende in Vught PPC te Vught.
Raadsman: mr. P.P. Verdoorn te Apeldoorn.
De behandeling van het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 6 november 2009. Het onderzoek is tijdens die zitting gesloten.
Op 20 november 2009 heeft de rechtbank een tussenvonnis uitgesproken, waarbij het onderzoek is heropend en aangehouden voor onbepaalde tijd voor het laten opmaken van een aanvullend (maatregel)rapport door de reclassering.
Op 9 februari 2010 is de zaak aangehouden tot de zitting van 24 maart 2010.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 november 2009, 9 februari 2010 en 24 maart 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juli 2009 in (de gemeente) Apeldoorn ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd
[slachtoffer1], brigadier van politie (team binnenstad) van het leven te
beroven, met dat opzet met een (houten) stok, althans met een hard voorwerp,
een of meermalen in de richting van het hoofd van voornoemde [slachtoffer1] heeft
geslagen/uitgehaald en/of voornoemde [slachtoffer1] (met de vuist) met kracht
in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 30 juli 2009 in (de gemeente) Apeldoorn ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer1], brigadier van politie (team binnenstad), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (houten) stok,
althans met een hard voorwerp, een of meermalen in de richting van het hoofd
van voornoemde [slachtoffer1] heeft geslagen/uitgehaald en/of voornoemde [slachtoffer1]
(met de vuist) met kracht in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 juli 2009 in (de gemeente) Apeldoorn een persoon genaamd
[slachtoffer2], agente van politie (team binnenstad), heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend een of meermalen met een (houten) stok, althans
met een hard voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer2]
gezwaaid/gemaaid en/of geslagen/uitgehaald;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2009 te Apeldoorn [slachtoffer3], psychiater bij
GG-net, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte:
- opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer3] gezegd dat hij geen medicatie
wilde en dat hij zou gaan vechten als hij gedwongen zou worden en dat de
politie er dan maar bij gehaald moest worden, maar dat hij dan ook zou gaan
vechten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "ik kom ooit
uit het ziekenhuis, dan kom ik terug en dan kunnen er doden vallen", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij verdachte voornoemde
[slachtoffer3] indringend aankeek;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 30 juli 2009 in (de gemeente) Apeldoorn met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles (witte) wijn, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de winkel) Hema BV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van de zaak
Op 30 juli 2009 is er bij de politie een melding binnengekomen dat bij GGNet in Apeldoorn (Stationsstraat) een klant binnen was geweest die stampei maakte. Die persoon zou vervolgens dreigend met een steen en stok in zijn hand buiten zijn gaan staan. De politie is er heen gegaan en ter plaatse werd verdachte op de straat aangetroffen, zwaaiend met een stok in zijn hand.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Zij heeft dit gebaseerd op:
- feit 1: de aangifte van [slachtoffer1] en de verklaringen van getuigen [getuige1 t/m 7]. Uit die bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een stok gericht op het hoofd van aangever heeft geslagen. Indien een slag daarmee op de slaap of vitale delen terecht komt, kan dat de dood ten gevolge hebben. Verdachte heeft dat gevolg aanvaard.
- feit 2: de aangifte van [slachtoffer2] en de verklaringen van [getuige3] en [slachtoffer1]. [slachtoffer2] heeft verklaard dat zij de wind van de stok langs haar hoofd voelde.
- feit 3: de aangifte van [slachtoffer3], de verklaring van [getuige7] en de verklaring van verdachte dat hij wel het een en ander gezegd heeft.
- feit 4: de aangifte van [naam] namens de Hema en de bekennende verklaring van de verdachte.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard, daar uit niets blijkt dat verdachte doelbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en het op de koop toe heeft genomen indien aangever [slachtoffer1] zou komen te overlijden. Ook ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde geldt dat verdachte niet de intentie heeft gehad zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Er dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de raadsman van oordeel dat het bewijs te dun is. Er is alleen een aangifte van [slachtoffer1] en de verklaring van [getuige3] die niet daarop aansluit en te vaag is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat getuige [getuige7] heeft verklaard dat hij goed heeft verstaan wat verdachte tegen aangever [slachtoffer3] zou hebben gezegd, maar dat dit niet voor het bewijs gebruikt kan worden omdat de getuige twee dagen volledig door elkaar heeft gehaald. Bovendien kan uit de verklaring van de getuige, afgelegd tegenover de rechter-commissaris, afgeleid worden dat de opzet tot bedreigen bij verdachte heeft ontbroken omdat [getuige7] de sfeer niet bedreigend vond. Ook lijkt er sprake van onbewust gedrag. Het is verdachtes normale manier van doen. Hij heeft een harde stem en gebruikt tijdens het spreken zijn arm. Opzet tot bedreiging, al dan niet in voorwaardelijke vorm is niet aanwezig geweest. Het feit kan niet worden bewezen en er dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Door [slachtoffer1] is aangifte2 gedaan en nadien is hij als getuige3 gehoord. Hij heeft verklaard dat hij als brigadier van politie op 30 juli 2009 te Apeldoorn noodhulp verleende. Verdachte stond op straat en had in de ene hand een steen en in de andere hand een stok. [slachtoffer1] had van medewerkers van GGNet vernomen dat verdachte bedreigingen had geuit tegen personeelsleden. Op het moment dat een collega zei dat verdachte was aangehouden, kwam deze op hem, [slachtoffer1], aflopen. Verdachte zwaaide met kracht de lange stok om zich heen. Dit maakte een dreigende indruk. Nadat hij tegen de verdachte riep dat deze de stok moest laten vallen, kwam de verdachte op hem af. Hij kon geen kant op en heeft de verdachte gepepperd. De verdachte reageerde niet op pepperspray. De verdachte sloeg met kracht met de stok. Hij heeft de klap met de stok kunnen afwenden, maar werd wel daarmee geraakt. Vervolgens heeft de verdachte hem met gebalde vuist in het gezicht geslagen en is hij op de grond gevallen. Hij voelde pijn aan zijn mond en rug en bloedde uit zijn mond. Hij heeft aan het voorval een wond op de kin en een paar losse tanden overgehouden.
Door [slachtoffer2] is aangifte4 gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 30 juli 2009 als politieagent, team binnenstad, werkzaam was in het centrum van Apeldoorn. Zij kreeg opdracht om naar de Stationsstraat te gaan. Zij zag collega's van de politie bij een man staan. De man had een stok bij zich. Op een gegeven moment nam de man een dreigende houding aan. De man liep op haar collega [slachtoffer1] toe en maakte met de stok slaande bewegingen in diens richting. Op een gegeven moment viel [slachtoffer1] achterover. Vervolgens draaide de verdachte zich om en kwam hij in haar richting. De verdachte begon met een stok in haar richting te zwaaien. Deze ging met veel kracht heen en weer zij kon de wind ervan voelen. Ze heeft zich omgedraaid en is weggerend. Ze voelde zich angstig en vreesde voor haar leven.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 6 november 2009 en bij de politie5 verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij een woordenwisseling met twee politieagenten heeft gehad, terwijl hij een stok in de handen had. Nadat [slachtoffer1] een stap naar voren deed heeft hij hem onderhands met de stok geslagen. Vervolgens werd hij gepepperd. Hij heeft een silhouet achter zich gezien en vervolgens geslagen. Verdachte ontkent dat hij een agente met de stok zou hebben geslagen. Nadat hij [slachtoffer1] had geslagen heeft de agente tegen hem gezegd dat hij de stok moest weggooien. Dat heeft hij gedaan.
[getuige2] en [getuige1] hebben in een proces-verbaal van bevindingen6 opgemaakt. Zij hebben daarin verklaard dat zij op 30 juli 2009 belast waren met noodhulp surveillance. Zij hebben gezien dat verdachte op straat stond met een stok in zijn hand. Op het moment dat tegen de verdachte werd gezegd dat hij was aangehouden hief de verdachte de stok omhoog en begon hij daarmee te zwaaien. De collega [slachtoffer1] zei tegen de verdachte dat hij de stok moest laten vallen omdat hij anders gepepperd zou worden. Omdat verdachte de stok niet liet vallen werd hij gepepperd. Vervolgens stormde de verdachte op collega [slachtoffer1] af, met de stok in twee handen. Hij gaf een klap in de richting van het gelaat van [slachtoffer1]. Doordat [slachtoffer1] afwende kwam de klap op de schouder terecht. De verdachte liet de stok vallen en haalde hierop met grote kracht en met gebalde vuist uit en raakte [slachtoffer1] vol in het gezicht, waardoor deze ten val kwam. Hij zat onder het bloed. De verdachte rende onmiddellijk daarna weg.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit kan de rechtbank aan de hand van de bewijsmiddelen en de overige in het dossier aanwezige stukken niet vaststellen dat verdachte de bedoeling heeft gehad het slachtoffer [slachtoffer1] van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank levert het slaan met een stok in de richting van het slachtoffer niet zonder meer een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet hierop is dan ook evenmin sprake. Weliswaar is door getuigen verklaard dat [slachtoffer1], als hij niet zou zijn weggedoken, de stok zijn gezicht zou hebben geraakt, maar dit is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag. Onduidelijk is immers wat de precieze lengte, omvang en stevigheid van de stok is geweest. Uit de aard van het uiteindelijk geconstateerde letsel bij [slachtoffer1] aan zijn schouder/rug volgt niet zonder meer dat sprake van dodelijk letsel zou zijn geweest, ware het hoofd met de stok geraakt. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Wel is de rechtbank van oordeel dat bij het met een stok slaan in de richting van het slachtoffer en het vervolgens met gebalde vuist met kracht in het gezicht slaan tenminste sprake is van de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel toegebracht kan worden.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de rechtbank vastgesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer2] en verdachte en getuigen [getuige2] en [getuige1] op een essentieel onderdeel verschillen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte heeft geprobeerd haar met een stok te slaan nadat verdachte [slachtoffer1] al had geslagen. Verdachte ontkent dat hij met een stok in de richting van aangeefster heeft gezwaaid. Uit het voornoemde proces-verbaal van bevindingen van [getuige2] en [getuige1] blijkt niet dat verdachte heeft getracht om ook aangeefster [slachtoffer2] te slaan. Integendeel, [getuige2] en [slachtoffer2] hebben verklaard dat verdachte nadat hij [slachtoffer1] had geslagen, de stok heeft laten vallen en dat hij na geven van een vuistslag direct is weggerend.
De rechtbank is van oordeel dat de afgelegde verklaringen zodanig verschillen dat deze niet voor het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde gebruikt kunnen worden. Er zijn in het dossier geen andere verklaringen die de verklaring van aangeefster op dit onderdeel ondersteunen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Door [slachtoffer3] is aangifte7 gedaan van bedreiging door verdachte. Bij hem bestond de overtuiging dat verdachte de bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. [slachtoffer3] is psychiater bij GGNet en heeft op 29 juli 2009 een gesprek met verdachte gehad over de behandeling. Toen hij aan verdachte vertelde dat hij medicatie moest gebruiken, heeft verdachte hem op een zeer dreigende manier gezegd dat te weigeren, dat hij zou gaan vechten als hij daartoe gedwongen zou worden, dat de politie er maar bij gehaald zou moeten worden en dat hij dan ook zou gaan vechten. Ook heeft verdachte tegen hem gezegd dat hij ooit uit het ziekenhuis zou komen en dat hij dan terug zou komen en dat er dan doden zouden vallen. Verdachte keek hem daarbij indringend aan.
Verdachte heeft ter terechtzitting en tegenover de politie8 verklaringen afgelegd. Verdachte ontkent dat hij aangever [slachtoffer3] zou hebben bedreigd. Toen hij te horen kreeg dat hij medicijnen moest nemen heeft hij gezegd dat hij dat niet wilde. Het kan wel kloppen dat hij heeft gezegd dat hij wilde gaan vechten.
[getuige7] heeft verklaard9 dat hij persoonlijk begeleider was van verdachte, die was opgenomen bij GGNet. Hij is aanwezig geweest bij een gesprek tussen de psychiater [slachtoffer3] en verdachte. Het gesprek, dat escaleerde, ging over medicijngebruik. Verdachte gaf aan dat hij geen medicatie wilde gebruiken. [slachtoffer3] gaf aan met dwangmedicatie te zullen starten. De sfeer van het gesprek werd anders. Verdachte werd geagiteerd en zei toen onder andere dat hij zou gaan vechten als hij tot medicatie gedwongen zou worden en dat er misschien wel doden zouden vallen. De psychiater heeft toen tegen verdachte gezegd dat hij dat als een bedreiging zag.
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat er tussen aangever en verdachte een gesprek is geweest over het nemen van medicatie. [getuige7] is daarbij aanwezig geweest. Aangever heeft dat gesprek met verdachte als bedreigend ervaren. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige7], die heeft verklaard dat verdachte geagiteerd was en dat [slachtoffer3] tijdens het gesprek heeft gezegd dat hij hetgeen verdachte tegen hem zei als bedreigend ervoer. Verdachte heeft verklaard dat het kan kloppen dat hij gezegd heeft dat hij wilde vechten.
Dit alles beziend is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank zal als pleegdatum "omstreeks 29 juli 2009" bewezen verklaren, aangezien aangever heeft verklaard dat het voorval op 29 juli 2009 heeft plaatsgevonden, maar getuige [getuige7] heeft verklaard dat het voorval op 30 juli 2009 heeft plaatsgevonden.
Door [naam] is namens de Hema te Apeldoorn aangifte10 gedaan van diefstal van een fles witte wijn op 30 juli 2009.
De verdachte heeft verklaard11 dat hij op 30 juli 2009 naar de Hema is gelopen en dat hij daar een fles witte wijn heeft gestolen. Hij heeft geen toestemming gevraagd om die fles mee te nemen en heeft die fles niet betaald.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair:
hij op 30 juli 2009 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1], brigadier van politie (team binnenstad), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een houten stok, meermalen in de richting van het hoofd van voornoemde [slachtoffer1] heeft geslagen/uitgehaald en voornoemde [slachtoffer1] met de vuist met kracht in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2009 te Apeldoorn [slachtoffer3], psychiater bij GGNet, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte:
- opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer3] gezegd dat hij geen medicatie wilde en dat hij zou gaan vechten als hij gedwongen zou worden en dat de politie er dan maar bij gehaald moest worden, maar dat hij dan ook zou gaan vechten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en
- voornoemde [slachtoffer3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "ik kom ooit uit het ziekenhuis, dan kom ik terug en dan kunnen er doden vallen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij verdachte voornoemde [slachtoffer3] indringend aankeek;
4.
hij op 30 juli 2009 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles witte wijn, toebehorende aan de winkel Hema BV.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, gedateerd 30 september 2009 en door D. Breuker, gezondheidszorgpsycholoog, gedateerd 13 oktober 2009.
De conclusie van beide deskundigen is, dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van het paranoïde type, mogelijk van een schizoaffectieve stoornis. De stoornis wordt gekenmerkt door psychotische verschijnselen, gepaard gaande met forse stemmingswisselingen. Daarvan was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake en het handelen lijkt grotendeels te zijn bepaald door de psychotische stoornis.
Verdachte wordt ten aanzien van het ten laste gelegde verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie van de deskundigen verenigen en zij neemt die conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de behandeling van verdachte noodzakelijk is. Zij heeft verwezen naar de over verdachte opgemaakte rapporten van drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, en van D. Breuker, gezondheidszorgpsycholoog, waarin intensieve behandeling wordt geadviseerd. Gelet op die rapporten en het naderhand door de reclassring uitgebrachte rapport heeft de officier van justitie ook de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd.
De raadsman heeft - indien tot enige bewezenverklaring wordt gekomen - bepleit aan verdachte naast een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Hij acht het noodzakelijk dat verdachte op korte termijn wordt behandeld, maar oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is, gelet op de feiten, een te zwaar middel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot een zware mishandeling van een agent, die op dat bezig was met de uitvoering van zijn taak, en aan bedreiging van een psychiater, die hem behandelde. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten slechts in sterk verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden. Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde niet bewezen acht komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Er heeft een multidisciplinair onderzoek plaatsgevonden. Het resultaat van dit onderzoek is neergelegd in een psychologisch rapport, opgemaakt op 13 oktober 2009 door D. Breuker, GZ-psycholoog en een psychiatrisch rapport, opgemaakt op 30 september 2009 door drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Indien verdachte niet langdurig en intensief behandeld wordt met voldoende antipsychotische medicatie en stressfactoren zoveel mogelijk worden ingeperkt, is de kans op recidive aanzienlijk groot.
De psycholoog heeft geadviseerd om een behandeling op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, omdat deze behandeling in het kader van een rechterlijke machtiging onvoldoende kan worden geboden.
De psychiater heeft aangegeven dat, hoewel hij grote twijfels heeft bij de haalbaarheid van een mogelijke terbeschikkingstelling met voorwaarden, niet uitgesloten kan worden dat verdachte na (herhaalde) toediening van dwangmedicatie alsnog meer bereidheid toont tot het maken van afspraken. Afhankelijk van de mate van verdachtes respons op de medicatie zou mogelijk het beveiligingsniveau kunnen afzakken tot een niveau waarbinnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden mogelijk zou zijn.
Voorts heeft de psychiater aangegeven, dat het echter waarschijnlijker is dat het vereiste beveiligingsniveau zodanig is dat uiteindelijk een terbeschikkingstelling met dwangverpleging de enige uitvoerbare optie zal zijn. Vanuit zorg en beveiliging heeft de psychiater de voorkeur voor een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Gezien de ernst van de stoornis met een neiging tot overschatting en gewelddadig uitageren en de grote kans op recidive indien verdachte niet wordt behandeld met antipsychotische medicatie, wordt geadviseerd om hem een behandeling op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen door de psychiater is opgemerkt, bij tussenvonnis het onderzoek heropend en aangehouden voor het laten opmaken van een (maatregel)rapport door de reclassering.
Uit het rapport van de reclassering12 blijkt dat verdachte, na overleg in het TBS Casuïstiek Overleg 3 Reclassering Organisaties, is aangemeld bij FPK Inforsa. Op basis van de indicatiestelling en de meegestuurde rapportages heeft FPK Inforsa gerapporteerd dat zonder een voldoende mandaat binnen het juiste juridische kader een behandeling gedoemd is vast te lopen. Er zal slechts een nieuwe mislukking aan de lange reeks van faalervaringen toegevoegd worden. Met de afwijzing van FPK Inforsa zijn de mogelijkheden uitgeput. De reclassering concludeert dat een behandeling in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet haalbaar is.
Gelet op de bovenvermelde rapportage zal de rechtbank naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. Zij is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen zodanige verpleging vereist.
De onder 1 subsidiair en 3 genoemde feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn door de wetgever aangemerkt als feiten waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,--, als voorschot op geleden immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft, gelet op de psychische toestand van de verdachte, diens financiële toestand en de omstandigheid dat verdachte naar verwachting langdurig in een inrichting zal moeten verblijven, gevraagd om een symbolisch bedrag toe te wijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Het is een ervaringsgegeven dat een slachtoffer door dergelijk handelen schade ondervindt. Zulks is uit de aangifte en de bij de vordering gevoegde toelichting ook gebleken. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op
€ 750,--. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade.
De benadeelde partij zal voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [slachtoffer1].
Aangezien verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, zal de rechtbank de vervangende hechtenis op één dag stellen, omdat het niet aannemelijk is dat verdachte de eerstkomende jaren een inkomen zal genereren waaruit hij voornoemd bedrag zal kunnen voldoen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37, 37a, 37b, 45, 57, 285, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. diefstal.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1], per adres: Politie Apeldoorn, tav. [naam/adres/nummer] (tnv. Politie NOG Apeldoorn) van een bedrag van € 750,--, met veroordeling in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], een bedrag te betalen van € 750,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009035620, opgemaakt door politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, team Recherche Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 11 augustus 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer1], pag. 43-46
3 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer1], pag. 52-53
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer2], pag. 90-94
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 28-33
6 Proces-verbaal van bevindingen, pag. 59-64
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer3], pag. 96-98
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 28-33
9 Proces-verbaal van verhoor van [getuige7], pag. 99-100 en het proces-verbaal van verhoor als getuige tegenover de rechter-commissaris op 29 oktober 2009
10 Proces-verbaal van aangifte door [naam], namens de Hema, pag. 102-103
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 28-33
12 Rapport van reclassering Nederland, regio Midden-Oost Nederland, Locatie Almelo, d.d. 16 maart 2010