Sector Straf
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 06/850198-08
Uitspraak d.d. 7 april 2010
Tegenspraak / dnip
Raadsman: mr. J.M. Snellink te Eibergen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
thans verblijvende bij De Boog (GGNet) te Warnsveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden onderzoeken op de terechtzittingen van 4 november 2009, 16 december 2009, 23 februari 2010 en 24 maart 2010.
Aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 23 augustus 2008 te Doetinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk in (de keuken van een) (flat)woning (perceel Kapoeniestraat 19-07) een gaskraan open te draaien en/of gas langdurig te laten uitstromen in de ruimte(n) in die woning en/of een lucifer of aansteker aan te steken,in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met dat gas, althans met (een) ontploffingsgevaarlijke/ ontvlambare stof(fen),terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en/of voor die woning en/of voor (de inboedel van) een of meer andere omliggende woning(en) en/of voor een of meer in de directe omgeving geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zichzelf en/of (een) of meer (andere) bewoner(s) en/of bezoeker(s) van omliggende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op 23 augustus 2008 omstreeks 11.15 uur vond er een ontploffing plaats in een woning aan de Kapoeniestraat 19-07 te Doetinchem. Door deze ontploffing bleken meerdere woningen te zijn beschadigd dan wel onbewoonbaar te zijn geraakt. Door de explosie werd de Kapoeniestraat voor geruime tijd afgesloten voor verkeer en omstanders. Door de explosie was een gedeelte van de voorgevel van de flat ontzet en waren er diverse ramen gesprongen. Op de Kapoeniestraat zelf lagen diverse stukken glas, kozijn, inboedel en bakstenen. Er hing ook inboedel in de bomen tegenover de flat. Verder waren er diverse geparkeerde auto's tegenover de flat beschadigd. De politie heeft zorg gedragen voor de evacuatie van de flatbewoners. Later bleken acht woningen onbewoonbaar te zijn als gevolg van de explosie.
Door het Team Forensische Opsporing van de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland werd een nader onderzoek ingesteld in en rondom de woning2 en tevens hebben zij hiervan foto's gemaakt3.
Door [aangever1]4 en door [aangever2]5 is aangifte gedaan. De woning werd bewoond door [verdachte] (nader te noemen: verdachte). Diverse getuigen6 hebben verdachte horen zeggen dat zij de gaskraan in haar woning had open gedraaid om zichzelf wat aan te doen. Verdachte heeft bij de politie7 en ter terechtzitting8 bekend dat zij al meermalen had geprobeerd om een eind aan haar leven te maken, dat ze na andere mislukte pogingen die dag een hoop medicijnen heeft ingenomen en de gaskraan heeft opengedraaid in de hoop om in te slapen. Toen dit niet lukte heeft verdachte uiteindelijk daarbij een aansteker ontstoken, waarna er een explosie plaatsvond.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft zelf de ontploffing teweeg gebracht. Uit haar verklaring en uit technisch onderzoek is gebleken dat zij de gaskraan heeft opengedraaid, dat zij op een bepaald moment de aansteker heeft gebruikt en dat er vervolgens een ontploffing heeft plaatsgevonden. Als gevolg van deze explosie bleken meerdere woningen ernstig beschadigd en (acht woningen) onbewoonbaar te zijn. Ook hebben diverse geparkeerde auto's schade opgelopen. Bovendien vond dit feit plaats op zaterdagochtend rond 11.00 uur, een dag en een tijdstip waarop te verwachten is dat er veel mensen thuis zullen zijn. Dit laatste was ook het geval; één van de buren lag bovendien te slapen. De officier van justitie acht daarom gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, aanwezig.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat verdachte het ten laste gelegde, het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, heeft bekend. Verdachte heeft daarover verklaard dat zij in die periode in een moeilijke fase in haar toch al niet gemakkelijke leven zat en dat ze ten einde raad was. Verdachte heeft die zaterdagochtend het gas opengedraaid, met als enige doel een eind aan haar leven maken. Aanvankelijk wilde zij dit niet middels een explosie doen, maar door enkel het gas te laten stromen en een grote hoeveelheid tabletten te slikken, in de hoop niet meer wakker te worden. Toen verdachte toch weer wakker werd, heeft ze vervolgens een aansteker ontstoken om op die manier een explosie te doen plaatsvinden. Verdachte heeft bij haar wanhoopsactie niet bij de gevolgen, voor haarzelf en voor anderen, stilgestaan; pas later heeft ze de gevolgen van haar daad en de enorme ravage gezien, die deze explosie aan het appartementencomplex had veroorzaakt.
De raadsman wil nadrukkelijk stellen dat verdachte geenszins de bedoeling had om met die ontploffing anderen schade of letsel te berokkenen. Verdachte heeft nooit voorzien dat die explosie dermate grote gevolgen zou hebben en zoveel schade aan het gehele flatgebouw en andere zaken zou veroorzaken.
Concluderend is de raadsman van mening dat het feit zoals ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De bewezenverklaring is gebaseerd op de aangifte van [aangever1]9, de aangifte van [aangever2]10 en de getuigenverklaringen van [getuige1]11, [getuige2]12 en van [getuige3]13, die onder meer hebben verklaard dat zij verdachte hebben horen zeggen dat zij de gaskraan in haar woning had open gedraaid om zichzelf wat aan te doen. Daarnaast heeft verdachte bij de politie14 een bekennende verklaring afgelegd, welke zij ter terechtzitting van 30 maart 201015 heeft herhaald. Zij heeft onder meer verklaard dat zij al meermalen had geprobeerd om een eind aan haar leven te maken door met een mes haar polsen door te snijden, maar dat dit niet lukte. Die dag wilde ze weer proberen zichzelf van het leven te beroven; ze heeft ongeveer 45 tabletten paracetamol geslikt en heeft vervolgens de gaskraan opengedraaid met de hoop om in te slapen en niet meer wakker te worden. Dit lukte echter niet. Verdachte heeft voorts verklaard dat ze toen uiteindelijk daarbij een aansteker heeft ontstoken in de hoop dat er een ontploffing zou plaatsvinden waar ze in zou blijven. Vervolgens heeft er een ontploffing plaatsgevonden waarbij er ernstige schade in en aan het flatgebouw is ontstaan en als gevolg waarvan acht woningen onbewoonbaar zijn verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte middels het opendraaien van een gaskraan, het gas langdurig te laten uitstromen en vervolgens aan te steken met een aansteker, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, aanwezig is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 23 augustus 2008 te Doetinchem, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk in de keuken van een flatwoning, perceel Kapoeniestraat 19-07, een gaskraan open te draaien en gas langdurig te laten uitstromen in de ruimten in die woning en een aansteker aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en voor die woning en voor (de inboedel van) een of meer andere omliggende woningen en voor een of meer in de directe omgeving geparkeerde auto's en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zichzelf en/of een of meer (andere) bewoner(s) en bezoeker(s) van omliggende woning(en), te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een Psychiatrisch Pro Justitia rapport gedateerd 11 maart 2009, opgemaakt door J.H. Verhoef, psychiater en vast gerechtelijk deskundige. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was bij betrokkene sprake van een complexe persoonlijkheidsstoornis en (minimaal) ook van forse situationele stress met daarbij horende angst- en spanningsklachten. Ook kan niet worden uitgesloten dat er toen naast de complexe persoonlijkheidsstoornis ook nog (maximaal) sprake is geweest van extreme stress met zeer grote angst- en spanningsklachten die mogelijk grensden aan paranoïde psychotische angst. Genoemde ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes c.q. gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde (zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard kan worden). Indien bewezen kan het tenlastegelegde sterk verminderd aan betrokkene worden toegerekend.
Over de persoon van verdachte is een Psychologisch Pro Justitia rapport gedateerd 20 maart 2009, opgemaakt door P.M.F. Brookhuis, GZ-psychologe. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Bij betrokkene komt een psychotische stoornis Niet Anders Omschreven (ziekelijke stoornis) en stoornis Niet Anders Omschreven in beeld, bij ondermeer borderline kenmerken (gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens). Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was bij betrokkene sprake van een gediagnosticeerde problematiek en stoornis en zijn de gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde mede daartoe te herleiden. Betrokkene kan gegeven de in voorgaande beschreven problematiek worden beschouwd als in sterk verminderde mate tot bijsturing van het gedrag in staat te zijn geweest. Zij kan ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Met de conclusie van deze rapporten, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, met daarbij als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, een klinische opname van verdachte in de F.P.A. De Boog in Warnsveld voor een periode van 18 maanden of zoveel korter als de leiding van De Boog in overleg met de reclassering wenselijk acht en een aansluitende ambulante behandeling bij GGNet te Warnsveld of een soortgelijke instelling. Voorts vordert zij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever2] tot een bedrag van € 750,00 voor de geleden immateriële schade, niet-ontvankelijkheid voor wat betreft het overig gevorderde en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie merkt daarbij nog op dat vanwege de behandelingen die verdachte nog heeft te ondergaan, het niet op zijn plaats is om haar weer naar de gevangenis te sturen, maar dat, gezien de ernst van het feit, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf wel op zijn plaats is. De officier van justitie acht daarbij een proeftijd van drie jaar, gelet op de voorziene duur van de behandelingen bij De Boog en GGNet, passend. Voorts houdt zij rekening met verdachtes sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Door en namens verdachte is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met verdachtes sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid en met haar blanco strafblad. De raadsman merkt daarnaast op dat opnieuw opsluiten in de gevangenis niet bijdraagt aan de positieve ontwikkeling van verdachte en dat hij daarom bepleit een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een korte voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij bijzondere voorwaarden, op te leggen. De lengte van het voorwaardelijk deel acht hij minder belangrijk omdat het gaat om de stok achter de deur en om de daarbij behorende bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname. Onmiskenbaar is namelijk gebleken dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat verdachte hier aan mee wil werken.
De raadsman heeft ten slotte betoogd de gevorderde proeftijd voor de duur van drie jaar te beperken tot maximaal twee jaar en maximaal één jaar als verdachte een klinische behandeling moet ondergaan.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen
is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de
omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting
is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Aanleiding voor de ontploffing was gelegen in de drang van verdachte om zichzelf van het leven te beroven. Verdachte zag het al een tijd niet meer zitten en wilde die dag, na verschillende andere mislukte zelfmoordpogingen, definitief een eind aan haar leven maken. Dit heeft verdachte ertoe gebracht om een groot aantal paracetamol tabletten in te nemen en vervolgens de gaskraan open te draaien. Verdachte is daarna op bed gaan liggen. Toen verdachte na enige tijd bemerkte dat het gewenste resultaat achterbleef, heeft zij een aansteker gepakt en heeft deze vervolgens ontstoken in de hoop dat er een ontploffing plaats zou vinden waar ze in zou blijven.
Als gevolg van deze ontploffing is er veel schade in en rondom het flatgebouw ontstaan. Meerdere woningen bleken te zijn beschadigd dan wel onbewoonbaar te zijn geraakt en werd de Kapoeniestraat voor geruime tijd afgesloten voor verkeer en omstanders. Ook was een gedeelte van de voorgevel van de flat ontzet en waren er diverse ramen gesprongen. Op de Kapoeniestraat zelf lagen diverse stukken glas, kozijn, inboedel en bakstenen en hing er ook inboedel in de bomen tegenover de flat. Verder waren er diverse geparkeerde auto's tegenover de flat beschadigd. De flatbewoners moesten geëvacueerd worden en later bleken acht woningen onbewoonbaar te zijn als gevolg van de explosie.
De rechtbank neemt de verdachte deze vorm van eigenrichting bijzonder kwalijk. Te meer nu verdachte deze moedwillige ontploffing op zaterdagochtend in een appartementencomplex heeft doen ontstaan. Een dag en een tijdstip waarop te verwachten is dat er veel mensen thuis zijn. Bovendien bleek één van de bewoners nog te slapen. Als gevolg van deze ontploffing heeft verdachte een ravage aan en rondom het flatgebouw en een groot gevaar voor de in die woningen verblijvende personen, veroorzaakt.
Het komt de rechtbank voor dat verdachte bij haar handelwijze geen oog heeft gehad voor het gevaar dat zij daarmee voor de goederen, panden en personen in de directe omgeving van haar flat realiseerde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ondoordacht en onverantwoordelijk gedrag van verdachte en rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft door zo te handelen veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en een aanzienlijke (financiële) schade veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in belangrijke mate rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en met de omstandigheid dat verdachte nog een langdurige (klinische en een ambulante) behandeling dient te ondergaan. Aan deze behandelingen hecht de rechtbank veel waarde en zij acht deze ook absoluut noodzakelijk. Voorts is er rekening mee gehouden dat het feit in sterk verminderde mate aan haar kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft eveneens in het voordeel van de verdachte meegewogen dat zij spijt heeft getoond van hetgeen zij heeft gedaan en dat ze sinds enige tijd opgenomen is bij F.P.A. De Boog in Warnsveld waar ze zich behandelbaar en positief opstelt.
De rechtbank is van oordeel dat deze heftige ontploffing en de gevolgen die deze ontploffing hebben gehad, oplegging van een forse gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank ziet evenwel aanleiding een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met na te noemen bijzondere voorwaarden op te leggen. De redenen daarvoor zijn met name gelegen in de omstandigheid dat de rechtbank het erg belangrijk vindt dat verdachte een klinische- en daarna een ambulante behandeling zal moeten ondergaan om haar ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, alsmede ter ondersteuning van een optimale medewerking van verdachte aan deze behandelingen en aan reclasseringsbegeleiding.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2007, LJN BB3999, waarvan de inhoud nadien bevestigd is in latere arresten van de Hoge Raad, van mening dat in deze slechts een proeftijd van twee jaar opgelegd kan worden. Uit genoemde jurisprudentie volgt dat artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht,- voor zover hier van belang - moet worden gelezen als volgt:
"De proeftijd bedraagt in de gevallen bedoeld in artikel 14c, eerste lid en tweede lid, onder 3° en 5°, ten hoogste twee jaren en in de overige gevallen ten hoogste drie jaren."
Dit betekent concreet dat voor een bijzondere voorwaarde betreffende opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging een proeftijd van maximaal drie jaren kan worden opgelegd en voor andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, slechts een maximale proeftijd van twee jaar. Een proeftijd van langere duur kan uitsluitend worden opgelegd aan veroordeelden in ernstige gewelds- of zedenzaken. Daarvan is in casu geen sprake.
Nu de reclassering en De Boog voorzien dat het klinische gedeelte van de geadviseerde behandeling van verdachte niet langer dan anderhalf jaar zal duren, ziet de rechtbank geen aanleiding en mogelijkheid om de proeftijd voor de op te leggen bijzondere voorwaarde aangaande de klinische behandeling van verdachte op een periode van drie jaar te stellen. Weliswaar is voorzien, zoals blijkt uit de rapportages van de reclassering dat na afloop van een klinische behandeling bij De Boog nog ambulante behandeling noodzakelijk is. Maar de op te leggen bijzondere voorwaarde aangaande een ambulante behandeling moet worden gezien als een bijzonder voorwaarde "het gedrag van de veroordeelde betreffende". Gelet op eerder genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad kan daarvoor slechts een proeftijd van maximaal twee jaar worden opgelegd.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden een proeftijd voor de duur van twee jaar verbinden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [aangever2], [adres en gironummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.000,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 750,00 met betrekking tot de immateriële schade, daarbij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen en voorts de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien zij onvoldoende onderbouwd is en niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 750,00 (zijnde de post: immateriële schade) voor toewijzing vatbaar is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige (zijnde de post: niet gedekte schade door de verzekering) niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering voor dat deel onvoldoende onderbouwd en niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde [aangever2].
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen en levensgevaar/ zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 14 (veertien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering
Nederland, unit Zutphen zolang deze instelling zulks noodzakelijk oordeelt;
- dat verdachte zich klinisch zal laten opnemen in de F.P.A. De Boog te Warnsveld voor
een periode van 18 maanden of zoveel korter als de leiding van De Boog in overleg met
de reclassering wenselijk acht;
- dat verdachte zich aansluitend ambulant zal laten behandelen bij GGNet te Warnsveld
of een soortgelijke instelling;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever2], [adres en gironummer], van een bedrag van € 750,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever2] voornoemd, een bedrag te betalen van € 750,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Borgerhoff Mulder,voorzitter, mrs. Gilhuis,en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2010.
1 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
2009076053-57, Afdeling Recherche, Noord Oost Gelderland, gesloten en ondertekend op 13
november 2009 te Apeldoorn
2 Rapport van onderzoek naar de explosie door Kiwa Gas Technology B.V. (schriftelijk bescheid),
pag. 47-59
3 Foto's bij rapport van onderzoek naar explosie (schriftelijk bescheid), pag. 60-70
4 Proces-verbaal van aangifte door [aangever1], pag. 25-27
5 Proces-verbaal van aangifte door [aangever2], pag. 72-73
6 Proces-verbaal van verhoor van getuigen [getuige1], pag. 28-29, [getuige2], pag. 34-37 en
[getuige3], pag. 38-40
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 43-45
8 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 24 maart 2010
9 Proces-verbaal van aangifte door [aangever1], pag. 25-27
10 Proces-verbaal van aangifte door [aangever2], pag. 72-73
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige1], pag. 28-29
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige2], pag. 34-37
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige3], pag. 38-40
14 Proces-verbaal van verdachte, pag. 43-45
15 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 30 maart 2010