RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460432-09 en 06/460079-08 (TUL)
Uitspraak d.d.: 13 april 2010
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1991],
wonende te [plaats],
verblijvende in het huis van bewaring te Almelo.
Raadsman: jhr. mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 maart 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 25 november 2009, in de gemeente Zutphen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Euro 50,--,
in ieder geval een geldbedrag, en/of een rugzak met (illegaal) vuurwerk
(vlinders en/of nitraatbommen) in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of
het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen, en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of
het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt, en/of
- de rugzak (met vuurwerk) van die [slachtoffer A] van zijn rug heeft/hebben
afgetrokken en/of weggenomen en/of
- (bij) die [slachtoffer A] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp
tegen/voor/ter hoogte van diens keel en/of sleutelbeen, in ieder geval
tegen/voor/ter hoogte van diens bovenlichaam heeft/hebben gehouden, en/of
- de kleding van die [slachtoffer A] heeft/hebben doorzocht en/of (vervolgens) uit
(een van) de (broek)zakken dat geldbedrag heeft gegrist en/of weggenomen,
en/of
- (daarbij) die [slachtoffer A] de woorden heeft toegevoegd:"Heb je geld bij je"
en/of "ik geef je drie seconden om je zakken leeg te halen" en/of "Geef me
je geld", althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 november 2009 in de gemeente Zutphen tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D]
(respectievelijk)
- die [slachtoffer B] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het gezicht,
althans het hoofd en/of de hals, heeft geslagen en/of gestompt (waardoor die
[slachtoffer B] achterover van de reling viel) en/of
- die [slachtoffer C] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het gezicht,
althans het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer D] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het gezicht,
althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor voornoemde [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] letsel h
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het gedachtestreepje dat sprake was van een mes. Voorts heeft hij geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat bewezen is dat verdachte [naam C] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen. Naar het oordeel van de officier van justitie is geen sprake van medeplegen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden, met uitzondering van het mes en dat sprake is van diefstal met geweld. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte heeft bekend [slachtoffer C] twee keer te hebben geslagen.
C. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[slachtoffer A] heeft aangifte gedaan van straatroof, welke plaatsvond op 25 november 2009 tussen 20.00 en 20.10 uur bij de school De Plotter in Zutphen.2 [slachtoffer A] was daar samen met een vriend, te weten [naam A].
[slachtoffer A] had met [naam B] en [naam C] afgesproken om van hen vuurwerk te kopen. [naam C] gaf hem het beloofde vuurwerk, te weten 11 pakken nitraatbommen en een pak vlinders en aangever gaf hem veertig euro.3 [slachtoffer A] heeft het vuurwerk in zijn rugzak gedaan die hij speciaal daarvoor had meegenomen.4 Twee minuten daarna kwamen vanaf de achterzijde van het schoolplein ineens drie jongens aanlopen. Ze kwamen vanaf de zijde van de woonwijk. [slachtoffer A] herkende één van de jongens als [naam D] uit de hanggroep uit het winkelcentrum Dreiumme.5 Eén van de andere jongens herkende [slachtoffer A] van gezicht en de derde jongen kende hij niet.
De jongen met de pet vroeg aan [slachtoffer A] of hij een sigaret voor hem had. Daarna vroeg hij aan [slachtoffer A] of hij geld bij zich had. Hierop antwoordde aangever "Nee, ik heb niks". Die jongen zei toen tegen hem: "Ik geef je drie seconden om je zakken leeg te halen". [slachtoffer A] wilde toen wegrennen. Hij stond met zijn rug tegen de muur van de school en als hij weg wilde komen, moest hij door de drie jongens heen. [naam A] stond rechts naast hem. Aangever maakte aanstalten om door de drie jongens heen te lopen. Hij werd bij zijn jas vastgepakt door de jongen met het petje. Hij werd naar achteren getrokken en hij zag dat [naam D] en die andere jongen bij hem kwamen staan. De blonde jongen trapte aangever tegen zijn hoofd, terwijl aangever gebukt stond. Hij trapte zeer krachtig met geschoeide voet recht vooruit tegen het hoofd van [slachtoffer A]. [slachtoffer A] voelde dat hij op zijn rechteroog werd geraakt en hij voelde meteen pijn en voelde zijn oog opzwellen.6 Vervolgens kreeg hij van de jongen met het petje een klap met vlakke hand op zijn linkerwang, als gevolg waarvan hij pijn op zijn wang voelde.7
[slachtoffer A] heeft verklaard dat hij niet meer zeker weet of [naam D] hem geslagen heeft, maar hij weet wel zeker dat de andere twee hem geslagen en geschopt hebben.8
De blonde jongen heeft hem drie keer met zijn rechter gebalde vuist, krachtig op zijn kaak geslagen. De jongen met het petje heeft het meest geslagen; hij heeft vier of vijf keer hard geslagen. Hij sloeg de eerste keer met vlakke hand en de overige keren met zijn (gebalde) vuist.9 [slachtoffer A] is wel tien keer geslagen en bijna alle keren is hij op zijn hoofd geraakt. Sommige klappen kwamen ook op zijn armen terecht.10 Ten tijde van de aangifte heeft hij nog steeds pijn aan zijn rechter oog, ziet hij wazig met zijn linkeroog en heeft hij pijn aan zijn kaak en linkerjukbeen.11 Getuige [naam A] heeft verklaard dat [slachtoffer A] een dik oog had en dat het oog begon op te zwellen. Het was duidelijk te zien dat hij veel klappen had gehad.12
Op een gegeven moment drukte de jongen met het petje aangever tegen de muur van de school. De jongen zei "Geef mij je geld" en [slachtoffer A] zag en voelde dat de jongen [slachtoffer A]'s zakken ging navoelen. Toen de jongen met de pet [slachtoffer A] tegen de muur drukte, gingen [naam D] en die andere jongen achter [naam A] aan. De jongen met de pet zei tegen hen "Pak die andere jongen".
In zijn latere verklaring spreekt aangever over medeverdachte [naam E], die hem heeft vastgehouden en zijn zakken heeft doorzocht. [verdachte] is achter [naam A] aangerend en liep later met [naam E] het schoolplein af.13 Aangever weet zeker dat [naam D] zijn rugzak van zijn rug heeft gepakt en daarmee wegrende.14
Getuige [naam A] heeft verklaard dat de jongen met het petje een soort leider was. Hij was degene die het meest aan het woord was en hij vroeg aan [slachtoffer A] of hij spullen bij zich had.15 Hij heeft ook gezegd dat [slachtoffer A] de mogelijkheid had om zijn spullen zo af te geven, anders zouden ze het hardhandig doen. [naam A] heeft verklaard dat de jongens [slachtoffer A] op zijn hele lichaam en hoofd hard hebben geschopt en met de vuist hebben geslagen.16 De jongens draaiden helemaal door. Ze sloegen en schopten echt voluit. [slachtoffer A] kwam als gevolg van de vele harde schoppen en klappen ten val op het schoolplein. Al die jongens hebben elk eerder richting vijf dan richting één à twee keer geschopt en/of geslagen.17
Medeverdachte [naam D] heeft verklaard dat hij op 25 november 2009 in de auto va[naam C] zat, samen met [naam B]; achterin zaten [naam F], [naam E] en [verdachte].18 [naam E] droeg die avond een petje en [verdachte ] heeft gemillimeterd haar.19 [naam D] denkt dat [naam E] in de auto het plannetje om het vuurwerk van [slachtoffer A] af te pakken heeft uitgedacht.20
Bij de ingang van de school stond de hem bekende [slachtoffer A], aldus [naam D].21 Er stond een andere jongen bij die hij niet kende. [naam E], [verdachte ] en [naam D] stonden in een halve cirkel voor hen. [naam E] vroeg of [slachtoffer A] vuurwerk bij zich had en hij antwoordde bevestigend.22 [naam E] ging dichterbij [slachtoffer A] staan en zei: "Je hebt drie seconden de tijd om de tas af te geven". De manier waarop het gezegd werd was zeker dreigend.23 [slachtoffer A] zei: "Niet ouwehoeren, je maakt zeker een grapje." Meteen hierop sloeg [naam E] met zijn rechterhand op de keel van [slachtoffer A]. Hij deed dat met zijn open hand. [slachtoffer A] wilde wegrennen maar werd door [verdachte ] aan zijn rugtas vastgepakt. [verdachte ] viel bijna en als gevolg daarvan [slachtoffer A] ook en daarom pakte [naam D] hen vast. [naam D] werd aan de kant geduwd door [naam E] en [naam E] sloeg [slachtoffer A] nog een keer. Het is mogelijk dat [verdachte ] [slachtoffer A] een keer geschopt heeft. [naam D] heeft niet gezien of [verdachte ] [slachtoffer A] ook geraakt heeft.
[naam E] voelde ook in de binnenzak van de jas van [slachtoffer A] en fouilleerde hem als het ware.24 [naam D] vond het wel raar dat [slachtoffer A] toeliet dat hij nagekeken werd, maar hij denkt dat [slachtoffer A] bang was voor [naam E] en dat [slachtoffer A] nog een klap zou krijgen.25 [naam D] heeft op bevel van [naam E] de rugtas gepakt.26
Medeverdachte [naam E] heeft bevestigd dat in de auto het idee is ontstaan om aan [slachtoffer A] vuurwerk te verkopen en daarna naar hem toe te gaan en het weer af te pakken.27 Ze dachten dat hij geen aangifte zou doen, omdat het illegaal vuurwerk was. Bij de school was het volgens [naam E] duidelijk dat [slachtoffer A] het vuurwerk moest afgeven. [naam E] heeft geprobeerd [slachtoffer A] te grijpen en heeft hem bij zijn hand vastgehad.28 [naam E] heeft verklaard dat hij die avond een zwart petje droeg.29 Na de gebeurtenissen op het schoolplein zijn ze naar de Marshaven gereden en hebben ze het vuurwerk verdeeld; iedereen kreeg zijn deel. Daarna hebben ze nog vuurwerk afgestoken.
Medeverdachten [naam B] e[naam C] hebben verklaard dat in de auto het plan is ontstaan om het vuurwerk van [slachtoffer A] af te pakken nadat hij het gekocht had. Toen [naam D], [verdachte ] en [naam E] terug in de auto kwamen, zagen [naam B] en [naam C] dat [naam D] de tas waar het vuurwerk in zat droeg.30 In de auto vertelde [verdachte ] dat hij [slachtoffer A] een trap had gegeven.31
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het plan om [slachtoffer A] van zijn vuurwerk te beroven in de auto is ontstaan. Voorts heeft hij verklaard dat er een verdeling was gemaakt over wie wat zou doen. [naam E] zou het woord voeren en verdachte zou achter de persoon die zou vluchten aanrennen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer A] heeft geslagen.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het vierde gedachtestreepje met betrekking tot het tonen van een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat een geldbedrag is gestolen, nu aangever [slachtoffer A] daar niet eenduidig over heeft verklaard, terwijl verdachte heeft verklaard dat niet te weten en in dat verband tevens dat er geen sprake is geweest van het bedreigen met een mes. Voorts verklaart medeverdachte [naam D] niet gezien te hebben dat medeverdachte [naam E] iets uit de zakken van aangever [slachtoffer A] haalde.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, nu het de rechtbank gebleken is dat voorafgaand in de auto werd besproken om, na de verkoop van het vuurwerk aan [slachtoffer A] het vuurwerk weer van hem te stelen; er is een rolverdeling gemaakt en na de diefstal is het vuurwerk onder verdachte en zijn medeverdachten verdeeld en ook gezamenlijk afgestoken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen het feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
[slachtoffer B] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op
24 november 2009 samen met [naam G], [naam H], [naam I], [naam C], [naam J], [naam K] en [naam L] aanwezig was op de skateboardbaan aan de Rudolf Steinerlaan in Zutphen.32 Omstreeks 19.30 uur kwam er een donkerkleurige Opel Astra aanrijden en die parkeerde midden op de weg die is gelegen naast de skatebaan. Uit de auto stapte zes man: [naam D], [naam M], [naam E], [verdachte], [naam F] e[naam C]. De jongens liepen hun kant op en sloten hen in. Dat deden zij op een manier waardoor de groep van [slachtoffer B] geen kant meer op kon.33 [naam F] en [naam C] liepen terug naar de auto.
[naam E] begon tegen de groep te praten en vroeg of zij [naam N] hadden gezien die avond. [slachtoffer B] zei dat [naam N] bij de skatebaan geweest was. Op een gegeven moment hoorde [slachtoffer B] [verdachte ] zeggen "Iene miene mutte". [naam E] zei tegen [naam M]: "Bewijs jezelf maar" en vervolgens sloeg [naam M] [slachtoffer B] met zijn rechtervuist, twee maal. Eenmaal in zijn nek en de andere keer op zijn linkerkaak.34 Als gevolg van de klappen viel hij achterover en voelde hij pijn in zijn nek en aan zijn kaak. Na dat gebeuren is hij direct opgestaan en weggegaan. Diezelfde avond hoorde [slachtoffer B] dat de jongens [slachtoffer C] ook hadden geslagen.35
Voorts heeft [naam C] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat [verdachte ] "Iene miene mutte" deed. [slachtoffer C] zag dat [slachtoffer B] een klap op zijn kin en op zijn keel kreeg van [naam M].36 Daarna kreeg [slachtoffer C] van [verdachte ] een klap op zijn rechterkaak. De klap was behoorlijk hard en als gevolg daarvan had hij pijn aan zijn kaak. Hij was bang dat hij meer klappen zou krijgen. [verdachte ] rende achter hem aan en toen voelde [slachtoffer C] een klap bij zijn linkeroog. Dat deed erg pijn.37 Als gevolg van de klappen heeft hij ongeveer een week een blauwe plek bij zijn linkeroog gehad en heeft hij drie dagen pijn aan zijn kaak gehad.38
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij 'Iene miene mutte' deed en daarna om die reden [slachtoffer B] door [naam M] is geslagen. Hij heeft daarbij bij de politie verklaard, dat nog voor er geslagen werd, door medeverdachte [naam E] in de richting van medeverdachte [naam M] iets is geroepen in de trant van: "Bewijs je maar".
Voorts heeft verdachte verklaard bij zijn verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd te blijven, inhoudende dat hij een getinte jongen met de platte hand een klap op zijn wang heeft gegeven.39 De jongen stond op en wilde wegrennen. Hierop is verdachte hem achterna gegaan en sloeg hem nog een keer met vlakke hand op zijn wang.40 Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat [naam C] links van hem stond en iets zei wat bij verdachte in het verkeerde keelgat schoot. Om die reden heeft hij [slachtoffer C] geslagen.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met uitzondering van het derde gedachtestreepje, inhoudende de mishandeling van [slachtoffer D].
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. Dit blijkt onder andere uit de omstandigheid dat verdachte en medeverdachten gezamenlijk uit de auto zijn gestapt, op de groep waarin de slachtoffers zich bevonden zijn afgelopen en deze groep hebben ingesloten. Daarnaast is het verdachte geweest die 'iene miene mutte' deed en slachtoffer [slachtoffer B] aanwees, met als gevolg dat [naam M], aangespoord door [naam E], [slachtoffer B] heeft geslagen. Er is sprake van op elkaar afgestemde en aansluitende uitlatingen en handelingen, die in hun onderlinge verband hebben geleid tot de mishandeling van [slachtoffer B], zodanig dat gezegd moet worden dat verdachte en zijn medeverdachten hierbij tezamen en in vereniging hebben gehandeld.
Hetzelfde geldt voor de mishandeling van [naam C]. Deze maakte ook deel uit van de groep waar [slachtoffer B] toe behoorde. Verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat nadat [slachtoffer B] was geslagen een gekleurde jongen er tussen zag staan. Die heeft hij vervolgens geslagen.41
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 25 november 2009, in de gemeente Zutphen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak met illegaal vuurwerk (vlinders en nitraatbommen) toebehorende aan [slachtoffer A],
welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders:
- die [slachtoffer A] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en
- die [slachtoffer A] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam heeft/hebben geschopt en
- de rugzak met vuurwerk van die [slachtoffer A] van zijn rug heeft/hebben weggenomen en
- de kleding van die [slachtoffer A] heeft/hebben doorzocht en
- die [slachtoffer A] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Heb je geld bij je" en "Ik geef je drie seconden om je zakken leeg te halen", althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking;
2.
hij op 24 november 2009 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] en [slachtoffer C] respectievelijk
- die [slachtoffer B] met kracht meermalen op/tegen het gezicht en/of de hals heeft gestompt waardoor die [slachtoffer B] achterover van de reling viel en
- die [slachtoffer C] met kracht meermalen op/tegen het gezicht heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer B] en [slachtoffer C] letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2: medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk gevorderd met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een CoVa-training en/of een Korte Leefstijltraining.
2. De raadsman heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit met daarnaast eventueel een werkstraf. Voorts heeft hij aangevoerd dat met het volgen van een CoVa-training en Korte Leefstijltraining reeds een groot aantal uren gemoeid gaat en dat daar bij de oplegging van de straf rekening mee gehouden dient te worden.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte tezamen met zijn vrienden een vooropgezet plan had om aangever [slachtoffer A] -een vijftienjarige jongen- van zijn net gekochte vuurwerk te beroven. Verdachte is tezamen met medeverdachten [naam E] en [naam D] naar het schoolplein gegaan, heeft aldaar aangever bedreigd met geweld en daarnaast is ook geweld toegepast. [naam A] is daar deels getuige van geweest. Aangever heeft lange tijd te kampen gehad met lichamelijke en psychische klachten. De omstandigheid dat zij dachten dat [slachtoffer A] geen aangifte zou doen omdat het illegaal vuurwerk betrof, zoals medeverdachte [naam E] heeft verklaard, is buitengewoon ergerlijk, nu zij daardoor hebben laten zien bewust en berekenend te werk te zijn gegaan en er op dat punt eerder sprake is van een misrekening dan van gevoelde spijt over het gebeurde..
Met betrekking tot de mishandeling van een aantal slachtoffers bij de skatebaan (feit 2) merkt de rechtbank op dat voor het toepassen van geweld op de slachtoffers geen enkele aanleiding is gebleken wat maar zou kunnen dienen als verklaring of redelijk motief. Verdachte en zijn mededaders hebben kennelijk de keus gemaakt geweld toe te passen, wat wordt geaccentueerd door het feit dat blijkbaar een spel wordt gespeeld - 'Iene miene mutte'- waarbij een willekeurig persoon tot slachtoffer wordt gekozen, dat vervolgens door een ander lid van verdachtes groep wordt mishandeld. De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte en medeverdachten meermalen personen zinloos hebben mishandeld.
Beide bewezenverklaarde feiten zijn ook nog onder invloed van alcohol en softdrugs gepleegd.
5. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de integriteit van de slachtoffers. De omstandigheid dat de slachtoffers geen blijvend letsel hebben opgelopen is een omstandigheid, die geenszins aan de verdachte te danken is. Tevens heeft verdachte door zijn handelen de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving.
6. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
7. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering
d.d. 4 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte zich ervan bewust is dat hij zich negatief laat beïnvloeden door zijn vrienden. Desondanks zegt hij zichzelf te zijn in een groep en zich niet te laten meeslepen. De reclassering oordeelt dat het alcoholgebruik van verdachte een aandachtsgebied is. Verdachte is beïnvloedbaar en vindt het lastig om zijn grenzen aan te geven. Daarnaast kan hij in sommige situaties impulsief handelen en in andere situaties een weloverwogen keuze maken. Geadviseerd wordt reclasseringstoezicht bij een voorwaardelijk strafdeel, ook als dat inhoudt een CoVa-training en Korte Leefstijltraining. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard bereid te zijn de trainingen te volgen en zich te houden aan aanwijzingen/opdrachten van de reclassering.
8. De rechtbank ziet in het voorgaande -mede gelet op de duur van de CoVa-training en Korte Leefstijltraining- redenen om een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist op te leggen. De rechtbank acht voor het medeplegen van een diefstal met geweld en het meermalen medeplegen van een mishandeling een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te motiveren om de opgelegde trainingen af te ronden.
Vordering benadeelde partij
1. De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 800,00 gevoegd in het strafproces, te weten € 50,00 materiële schade (gestolen geld) en € 750,00 immateriële schade.
2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 250,-- kan worden toegewezen, te weten € 50,-- voor het weggenomen geld en vuurwerk en € 200,-- immateriële schadevergoeding.
3. De raadsman heeft bepleit de gevorderde immateriële schade te hoog is, nu aansluiting is gezocht bij uitspraken waar sprake was van bedreiging met een mes. Een bedrag van € 150,-- immateriële schade kan worden toegewezen, alsmede een bedrag van € 10,-- voor het gestolen geld.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot een bedrag van € 150,-- immateriële schade worden toegewezen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu deze niet van zo eenvoudige aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces. Het toegewezen bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf 25 november 2009. Verdachte is hoofdelijk aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging
1. De officier van justitie heeft de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd, te weten één maand jeugddetentie, welke voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Zutphen van 26 juni 2008 (inzake parketnummer 06/460079-08). Voor het overige deel van vijf maanden jeugddetentie heeft hij verlenging van de proeftijd gevorderd.
2. De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen en dat de proeftijd verlengd dient te worden.
3. De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van
20 januari 2010 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Zutphen van van 26 juni 2008 (parketnummer 06/460079-08) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van zes maanden van oordeel, dat - gelet op de persoon en omstandigheden van de veroordeelde- de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen en de bij vonnis vastgestelde proeftijd met één jaar moet worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10,14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 27, 36f, 47, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2: medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt een CoVa-training en Korte Leefstijltraining;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* wijst af de vordering van de officier van justitie van 20 januari 2010, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Zutphen van
26 juni 2008 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van zes maanden;
* verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de kinderrechter te Zutphen van 26 juni 2008 met een termijn van 1 (één) jaar;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres, plaats] (gironummer [nummer]) van een bedrag van € 150,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2009 en vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer A], voornoemd, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Van de Wetering en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009096564-24, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 16 december 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 78).
3 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (pagina 88).
4 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (pagina 88).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 79).
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 80).
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 80).
8 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (pagina 88).
9 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (pagina 81).
10 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 80).
11 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 82).
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam A] (pagina 92).
13 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (pagina 89).
14 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (pagina 89).
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam A] (pagina 91-92).
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam A] (pagina 92).
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam A] (pagina 92).
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 98 en 102).
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 101).
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 101).
21 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 98).
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 99).
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 99).
24 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 99).
25 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 99).
26 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam D] (pagina 104).
27 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam E] (pagina 119).
28 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam E] (pagina 120).
29 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam E] (pagina 123.
30 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam B] (pagina 143) en proces-verbaal
van verhoor van medeverdachte [naam C] (pagina 137).
31 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam C] (pagina 137).
32 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 150).
33 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 151).
34 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 151).
35 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 152).
36 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (pagina 177).
37 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (pagina 177).
38 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (pagina 178).
39 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (pagina 182).
40 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (pagina 182).
41 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (pagina 182).