ECLI:NL:RBZUT:2010:BM0955

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580401-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar TBS met voorwaarden en dwangverpleging in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 april 2010 een tussenvonnis gewezen in het kader van een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij van mening is dat het onderzoek niet volledig is geweest. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar geëist, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De raadsman heeft gepleit voor een TBS met voorwaarden of een ambulante behandeling, in plaats van dwangverpleging.

De rechtbank heeft psychologisch en psychiatrisch onderzoek laten verrichten, waaruit blijkt dat de verdachte mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar is en dat er een grote kans op recidive bestaat zonder behandeling. De deskundigen adviseren een TBS met voorwaarden, maar de rechtbank heeft nog niet over alle benodigde informatie beschikt om een definitieve beslissing te nemen. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie te verzoeken om aanvullende informatie van de betrokken klinieken en deskundigen. De rechtbank heeft ook vragen geformuleerd voor de deskundigen over de zorgintensiteit en beveiligingsniveau die nodig zijn voor de verdachte.

De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, met een uiterste termijn van drie maanden voor hervatting. De zaak zal opnieuw worden behandeld zodra de benodigde informatie is verzameld en de deskundigen hun rapporten hebben ingediend. De rechtbank heeft de oproeping van de verdachte en de deskundigen bevolen voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580401-09
Tussenvonnis d.d.13 april 2010
Tegenspraak / dip, oip
TUSSENVONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1985],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum te Vught.
Raadsman: mr. J.H. Hofstede te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 6 oktober 2009, 15 december 2009, 16 februari 2010 en 30 maart 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2009 in [plaats], althans in de gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan [adres 1]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of een bankpas (met bijbehorende pincode) en/of sieraden, in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer A] en/of
- die [slachtoffer A] geblinddoekt heeft/hebben en/of (vervolgens) haar mond hebben afgeplakt met tape/plakband en/of
- de handen van die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgebonden op haar rug en/of
- die [slachtoffer A] meermalen heeft/hebben bedreigd met dat/een vuurwapen, althans dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- die [slachtoffer A] (gedeeltelijk) heeft/hebben uitgekleed en/of (vervolgens) die [slachtoffer A] in haar kruis heeft/hebben betast en/of
- het shirt van die [slachtoffer A] hebben open geknipt/gemaakt en/of (vervolgens) een (insuline)spuit in haar borst/lichaam heeft/hebben gedrukt/gezet en/of
- (ondertussen) heeft/hebben gezegd dat hij/ze zouden stoppen als [slachtoffer A] de pincode zou geven en/of
- een zogenaamde tie-rip, althans een bandje om de nek van die [slachtoffer A] heeft/hebben gebonden/gedaan en/of die tie-rip, althans dat bandje steeds strakker heeft/hebben aangetrokken (zodanig dat die [slachtoffer A] ademnood kreeg, althans benauwd werd) en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben opgesloten in het toilet (zaak 1);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 juni 2009 in (de gemeente) [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan [adres 2]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of een mobiele telefoon en/of een bankpasje en/of sieraden, in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer B] geduwd heeft/hebben en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer B] heeft/hebben geplaatst en/of
- die [slachtoffer B] in de badkamer heeft/hebben gezet/geplaatst en/of
- die [slachtoffer B] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben bedreigd en/of
- een/dat vuurwapen, althans een/dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben gehouden en de woorden hebben toegevoegd: "vertel op anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (zaak 2);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 in [plaats] en/of in [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (dames)fiets (merk Gazelle, type Medeo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof (zaak 4);
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2009 tot en met 3 mei 2009 te [plaats], althans in de gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit garage heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Gazelle, type Medeo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (zaak 4);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Heropening onderzoek
1. Naar het voorlopige oordeel van de rechtbank kan terzake van het ten laste gelegde tot enige veroordeling worden gekomen. Onder de beraadslaging is de rechtbank echter gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht het daarom noodzakelijk dat nader onderzoek plaatsvindt. Daartoe wordt het volgende in aanmerking genomen.
2. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege aan verdachte op te leggen.
3. De raadsman heeft ter terechtzitting - indien tot enige bewezenverklaring wordt gekomen - bepleit geen TBS met verpleging van overheidswege op te leggen, maar verder te onderzoeken of een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden dan wel een ambulante behandeling mogelijk is.
4. De rechtbank neemt bij haar beslissing om het onderzoek te heropenen onder meer het volgende aanmerking.
Naar de persoon van verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van drs. S. Wijga (klinisch psycholoog/psychotherapeut) d.d. 18 september 2009 en drs. E.L.G. Heinsman-Carlier (psychiater) d.d. 14 september 2009. In deze rapporten wordt - voor zover thans van belang - onder meer vermeld dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde (indien bewezen) als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden aangemerkt. Voorts wordt door voornoemde deskundigen opgemerkt dat de kans op recidive groot is zonder behandeling. Een klinisch forensische setting is geïndiceerd op grond van de ernst en de aard van de problematiek. Bij een ambulante behandeling is de kans zeer groot dat verdachte zich aan de behandeling onttrekt als de behandeling moeilijk en pijnlijk wordt. Een behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke staf wordt als onvoldoende uitvoerbaar ingeschat. Verdachte voldoet in principe aan de criteria voor de maatregel van TBS. Geadviseerd wordt om de behandeling plaats te laten vinden binnen een dwingend structurerend kader, welke geboden kan worden in een forensisch klinische setting. Door de deskundigen wordt geadviseerd aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Hierbij kan gedacht worden aan Hoeve Boschoord, aldus de deskundigen. Daarbij is voorts nog opgemerkt dat niet alleen het beveiligingsaspect (ernst van het delict), maar ook het zorgaspect waarbij gezien zijn psychiatrische problematiek een langdurige behandeling (waarbij toezicht zowel tijdens de klinische behandeling als in de resocialisatiefase noodzakelijk zal zijn) verwacht mag worden, maken dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden de voorkeur heeft boven een behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf. Het belangrijkste bezwaar tegen een TBS met dwangverpleging is de kans op een langdurige klinische behandeling met het risico op regressie, aldus drs. Heinsman-Carlier.
5. In het indicatieadvies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) d.d. 4 december 2009, dat op de adviezen van voornoemde deskundigen is gebaseerd, wordt geconcludeerd dat bij betrokkene sprake is van (zeer) hoge zorgintensiteit en een hoog tot zeer hoog beveiligingsniveau. Vervolgens heeft het NIFP onderzoek verricht naar de plaatsingsmogelijkheden van verdachte. Uit dit onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een brief van het NIFP van 25 maart 2010, is het volgende naar voren gekomen.
Hoeve Boschoord concludeert na een intakegesprek met verdachte dat hij binnen het kader van een TBS met voorwaarden niet geïndiceerd kan worden voor Hoeve Boschoord, omdat niet voldaan kan worden aan de geïndiceerde zorg en beveiligingsniveau binnen een open behandelsetting en voorts gelet op de ontkenning van het delict en de vrijwillige GGZ status binnen de kliniek.
Ook de forensische psychiatrische afdeling De Boog te Warnsveld ziet zichzelf niet als de juiste behandelsetting voor verdachte. Zij geeft aan dat aan een hoog tot zeer hoog beveiligingsniveau niet kan worden voldaan.
Tot slot geeft ook de behandelcoördinator van de FPK te Assen aan dat geen behandelmogelijkheden worden gezien voor verdachte in deze kliniek. De rechtbank beschikt nog niet over het gedetailleerde rapport.
6. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek dient plaats te vinden. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de officier van justitie heeft geëist aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen, maar dat de multidisciplinaire rapportage slechts gericht is op en concludeert tot de maatregel van TBS met voorwaarden.
In dit verband acht de rechtbank het van belang dat voornoemde deskundigen Wijga en Heinsman-Carlier nader rapporteren, waarbij de rechtbank ook de volgende stukken aan de deskundigen voorgelegd en de volgende vragen beantwoord wenst te zien.
a. Het NIFP heeft in haar brief van 25 maart 2010 bericht over de
plaatsingsmogelijkheden van verdachte. Als bijlagen zijn bij deze brief het indicatieadvies, de correspondentie met Trajectum (Hanzeborg en Hoeve Boschoord), het intakeverslag van GGNet en de brief van het NIFP aan de FPK te Assen gevoegd. Enige schriftelijke informatie van het FPK te Assen omtrent het intakegesprek zelf dan wel de beslissing tot (niet-)plaatsing van verdachte ontbreekt. De rechtbank verzoekt de officier van justitie deze informatie aan het dossier toe te voegen.
b. De rechtbank verzoekt de officier van justitie de brief van het NIFP van 25 maart 2010
inclusief bijlagen en de nog toe te voegen informatie van het FPK te Assen aan de deskundigen Wijga en Heinsman-Carlier toe te zenden, alsmede het e-mailbericht van de heer Roosjen (gericht aan de officier van justitie) d.d. 29 maart 2010.
c. Bij het toezenden van voormelde stukken, dienen in ieder geval de volgende vragen
aan de deskundigen te worden gesteld:
- In het indicatieadvies van het NIFP van 4 december 2009 is in de conclusie vermeld
dat sprake is van een (zeer) hoge zorgintensiteit en een hoog tot zeer hoog
beveiligingsniveau (pagina 6 van het advies). Met name op grond van deze conclusie
lijken de klinieken verdachte voor een plaatsing te hebben afgewezen. Deelt u de conclusie van het NIFP omtrent de zorgintensiteit en het beveiligingsniveau? Vormt deze conclusie een juiste vertaling van de in uw rapport neergelegde bevindingen?
- Handhaaft u - na het lezen van de brief van het NIFP van 25 maart 2010 inclusief bijlagen - het advies om verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden te behandelen?
- Wilt u bij de beantwoording van voormelde vragen, tevens aandacht besteden aan (mogelijk aanwezige) contra-indicaties voor het opleggen van een TBS met dwangverpleging?
7. De rechtbank zal daartoe het onderzoek heropenen, vervolgens voor onbepaalde tijd schorsen - doch niet langer dan drie maanden - en de stukken in handen stellen van de officier van justitie ter fine als voormeld. In de omstandigheid dat het enige tijd zal vergen alvorens aan het doel waarvoor de huidige schorsing van het onderzoek is bevolen, beantwoord zal kunnen zijn en in het volle zittingsrooster van de rechtbank, ziet de rechtbank klemmende redenen om deze zaak langer dan één maand aan te houden.
Beslissing
De rechtbank:
- heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
- stelt de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting dient te worden hervat op drie maanden;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie ter fine als voormeld;
- beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving van die datum en het tijdstip aan de raadsman en de benadeelde partijen;
- beveelt de oproeping van de deskundigen drs. S. Wijga en drs. E.L.G. Heinsman-Carlier tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Dit tussenvonnis is aldus gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2010.