ECLI:NL:RBZUT:2010:BM1837

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460396-09 en 06/820218-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van der Hooft
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met stiefzusje

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 april 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefzusje, geboren in 1995. De feiten vonden plaats in de periode van 16 januari 2007 tot en met 24 augustus 2009, waarbij de verdachte, die op dat moment zowel minderjarig als meerderjarig was, zich schuldig maakte aan seksueel binnendringen en andere ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen zijn vinger in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht en haar op intieme delen heeft betast. De verdachte heeft erkend dat hij deze handelingen heeft gepleegd, maar heeft betoogd dat hij onder druk van de politie heeft verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer consistent zijn en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, met de bijzondere voorwaarde dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende jeugddetentie van 90 dagen zal worden opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, waarbij hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.075,84 toegewezen aan het slachtoffer, ter compensatie van de geleden schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aard en ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen, maar heeft in dit geval gekozen voor een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren en behandeling te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460396-09 en 06/820218-10
Uitspraak d.d.: 21 april 2010
Tegenspraak / niet betekend
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats in 1990],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. S.H.M. Kloppenburg, advocaat te Drempt.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 april 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(06/460396-09)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2008 tot en met
24 augustus 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, (telkens) met [slachtoffer, geboren in 1995], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of die [slachtoffer] gevingerd
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2008 tot en met
24 augustus 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, (telkens) met [slachtoffer, geboren in 1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal betasten van en/of wrijven over/tussen de borsten en/of de buikstreek en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer];
(art 247 Wetboek van Strafrecht)
art 245 Wetboek van Strafrecht
(06/820218-10)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met
18 juli 2008 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, (telkens) met [slachtoffer, geboren in 1995], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of die [slachtoffer] gevingerd
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met
18 juli 2008 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, (telkens) met [slachtoffer, geboren in 1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal betasten van en/of wrijven over/tussen de borsten en/of de buikstreek en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer];
(art 247 Wetboek van Strafrecht)
art 245 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 23 augustus 2009 wordt door [naam] melding gemaakt van ontucht gepleegd met (onder andere) [slachtoffer].2
Standpunt van het openbaar ministerie
1. De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 06/460396-09 en het onder parketnummer 06/820218-10 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
2. Door en namens verdachte is allereerst naar voren gebracht dat verdachte erkent dat hij ontuchtige handelingen met zijn stiefzusje [slachtoffer] heeft gepleegd. Voorts is naar voren gebracht dat het derde verhoor van verdachte, waarin hij verklaart dat hij met zijn vingertopje in de vagina van het slachtoffer is geweest, niet voor het bewijs kan worden gebezigd, nu hij deze verklaring onder druk van de politie - en dus niet in vrijheid - heeft afgelegd. Bovendien kan afgevraagd worden of het met het vingertopje in de vagina gaan, kan worden gekwalificeerd als binnendringen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Tot slot is naar voren gebracht dat - mocht er sprake zijn van binnendringen - volstrekt onduidelijk is wanneer dit heeft plaatsgevonden. De verklaringen van verdachte en het slachtoffer zijn in dit opzicht onverenigbaar met elkaar, om welke reden verdachte volgens de verdediging dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummers 06/460396-09 en 06/820218-10 primair ten laste gelegde, in ieder geval van het binnendringen tijdens zijn meerderjarigheid (06/460396-09).
Beoordeling door de rechtbank
3. Voor zover door de verdediging naar voren is gebracht dat het derde verhoor van verdachte niet voor het bewijs mag worden gebezigd, nu deze verklaring onder druk van de politie is afgelegd, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte3 van 27 oktober 2009 kan worden afgeleid dat sprake is van enige druk op verdachte, uitgeoefend door de politie. Niet gebleken is echter dat sprake is van door de politie uitgeoefende ongeoorloofde druk. In dit verband neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte de verklaring zoals hij die bij gelegenheid van zijn derde verhoor bij de politie heeft afgelegd, ter terechtzitting van 7 april 2010 heeft bevestigd. Ter terechtzitting is hem vooraf de cautie medegedeeld en werd hij bijgestaan door zijn raadsman. Gelet op het vorenoverwogene wordt het verweer dat het derde verhoor van verdachte niet voor het bewijs mag worden gebruikt, dan ook verworpen.
4. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer [slachtoffer], waarbij ook sprake is geweest van binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank baseert zich hierbij op de volgende feiten en omstandigheden.
5. Het slachtoffer [slachtoffer], geboren op 16 januari 1995, verklaart dat verdachte in januari 2007 bij haar in huis kwam wonen te Varsseveld.4 De eerste keer dat verdachte haar heeft aangeraakt, kwam hij achter haar staan en sloeg hij zijn arm om haar middel, onder haar borsten. Hij voelde toen aan haar borsten. Het slachtoffer verklaart dat zij toen 12, bijna 13 jaar was.5 De volgende dag begon verdachte haar in de keuken te zoenen, hetgeen zij niet wilde.6 Rond 22 januari 2007 kwam verdachte voor de eerste keer op haar kamer en ging met zijn hand bij het slachtoffer onder de dekens. Verdachte voelde aan haar borsten.7 Eind februari 2007 was volgens het slachtoffer de eerste keer dat verdachte aan haar vagina voelde.8 Verdachte ging toen met zijn hand over haar buik, en ging vervolgens in haar broek en voelde daar over de vagina van het slachtoffer.9 Verdachte is ook wel eens in haar vagina geweest en dan ging hij met zijn vinger heen en weer.10 Zij verklaart dat deze dingen altijd gebeurden als zij op haar slaapkamer in bed lag en dat hij zo'n 50 of 60 keer bij haar op de kamer is geweest en aan haar borsten en vagina heeft gevoeld. Verdachte voelde aan haar borsten, aan haar vagina en vingerde in haar vagina.11 Bij gelegenheid van het verhoor op 26 augustus 2009 geeft [slachtoffer] aan, dat verdachte twee weken geleden ook aan haar borsten en vagina heeft gezeten.12
Verdachte bevestigt dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd bij zijn stiefzusje [slachtoffer].13 Hij geeft aan dat hij in 2007 bij de familie [achternaam slachtoffer] in Varsseveld kwam wonen. [slachtoffer] was toen net 12 jaar geworden.14 Verdachte verklaart dat het een keer of 20-25 gebeurd is.15 De laatste keer dat het is gebeurd, was begin 2009 aldus verdachte. Hij geeft aan dat het toen nog één of twee keer is voorgekomen.16 Hij geeft aan dat hij over de borsten en de vagina van [slachtoffer] heeft gestreeld.17 Voorts geeft verdachte aan dat hij een klein stukje van zijn vinger, te weten zijn vingertopje, in de vagina van [slachtoffer] heeft gedaan.18 Verdachte verklaart dat hij dat drie keer heeft gedaan en dat het vingeren vorig jaar (datum verhoor: 27 oktober 2009) gebeurd is.19
Verdachte verklaart voorts dat het tussen de 35 en 40 keer gebeurd is met [slachtoffer]20 en dat hij een keer of 10 met zijn vinger in haar vagina is geweest21.
6. In aanvulling op het voorgaande en in reactie op hetgeen de raadsman ter zitting naar voren heeft gebracht, overweegt de rechtbank nog het volgende. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande het aan verdachte onder parketnummer 06/460396-09 en het onder parketnummer 06/820218-10 ten laste gelegde integraal bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt dat het met de vinger in de vagina brengen, al is er maar sprake van een deel van de vinger, kan worden gekwalificeerd als het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De verklaringen van verdachte en het slachtoffer in hun onderlinge samenhang bezien, brengen de rechtbank voorts tot de conclusie dat verdachte het slachtoffer seksueel heeft binnengedrongen in de gehele periode die door de beide tenlasteleggingen wordt omvat, dus zowel toen hij minderjarig was als ook toen hij meerderjarig was. Dat voor een deel van de periode maar één bewijsmiddel voorhanden is doet hieraan niets af.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
(06/460396-09)
hij op tijdstippen in de periode van 19 juli 2008 tot en met 24 augustus 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, telkens met [slachtoffer, geboren in 1995], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en die [slachtoffer] gevingerd
en
hij op tijdstippen in de periode van 19 juli 2008 tot en met 24 augustus 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, telkens met [slachtoffer, geboren in 1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen betasten van en/of wrijven over/tussen de borsten en/of de buikstreek en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer];
(06/820218-10)
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met 18 juli 2008 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, telkens met [slachtoffer, geboren in 1995], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en die [slachtoffer] gevingerd
en
hij op tijdstippen in de periode van 16 januari 2007 tot en met 18 juli 2008 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, telkens met [slachtoffer, geboren in 1995], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen betasten van en/of wrijven over/tussen de borsten en/of de buikstreek en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer];
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
parketnummers 06/460396-09 en 06/820218-10 (telkens):
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
7. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 9 maart 2010, opgemaakt door drs. M. van Heteren (GZ-psycholoog). In dit rapport komt onder meer het volgende naar voren.
Bij verdachte is mogelijk sprake van een ziekelijke stoornis. Daarnaast is er een uitermate gebrekkige ontwikkeling op grond waarvan hij een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizotypische en paranoïde trekken heeft ontwikkeld. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is vanuit zijn sociaal-emotionele verwaarlozing weinig in staat om zijn gedrag en/of (seksuele) gevoelens cognitief te controleren, simpelweg omdat het hem nooit is voorgeleefd en is geïnstrueerd. Hij heeft vooral situatief zijn seksuele behoeften vormgegeven, waarbij de bagatellisering en opvattingen over seks tussen kinderen en jongeren zorgen baart.
Geconcludeerd wordt dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
8. Verdachte is strafbaar, nu overigens van geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
9. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 06/820218-10 ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie indien de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het onder parketnummer 06/460396-09 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen en meewerken aan een behandeling bij De Tender.
10. Door en namens verdachte is terzake een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte gebaat is bij hulpverlening. Om die reden is bepleit aan verdachte slechts een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
11. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
12. Verdachte heeft zich gedurende lange tijd seksueel vergrepen aan zijn stiefzusje, die slechts 12 jaar oud was toen de seksuele handelingen begonnen. Verdachte heeft bij herhaling ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Hij heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, doordat hij haar op intieme delen van het lichaam heeft betast en in haar lichaam is binnengedrongen. Daarnaast heeft hij het slachtoffer schade toegebracht in psychische zin, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer]. Verdachte heeft deze seksuele handelingen gepleegd in het huis én in het eigen bed van het slachtoffer. Dit is een plek waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan, te meer nu hij had moet kunnen begrijpen dat hij grenzen overschreed mede gelet op zijn eigen misbruikverleden en de (seksuele) relatie met zijn vriendin.
13. In aanvulling op hetgeen reeds onder 7 is vermeld, neemt de rechtbank uit het psychologische rapport nog het volgende in ogenschouw. Verdachte heeft zeer weinig innerlijke structuur en er is sprake van een grote kwetsbaarheid, te open staan, te weinig afgegrensd van de omgeving zijn en suggestibiliteit. Verdachte is daarmee kwetsbaar voor mensen die het slecht met hem voor hebben en voor situaties die op enigerlei wijze (seksueel) uitnodigend zijn voor grensoverschrijdend gedrag. Hij heeft normaal cognitieve vermogens, maar deze zijn niet sturend naar het (impulsieve) gedrag noch naar de emotieregulatie. De recidivekans wordt licht verhoogd ingeschat.
Hij kan door zijn afhankelijkheid van anderen niet goed alleen zijn. Hij wordt snel overschat en overschat zichzelf ook qua draagkracht. Verdachte is nu, zoals zijn hele leven, op zichzelf aangewezen, waarbij hij sociaal emotioneel juist neigt naar te weinig afgrenzing. De gewetensontwikkeling is voorts volledig extern bepaald waardoor de sturing op gedrag en gevoelens erg zorgelijk is. Hij kan zowel externe grensoverschrijdingen plegen, waarbij paranoïde, wantrouwende gevoelens hem parten kunnen spelen als imploderen, waarbij hij de greep op zichzelf verliest en psychotisch decompenseert. Verdachte is gebaat bij professionele ondersteuning. Naast de behandeling van de forensische polikliniek, zal er langdurige reclasseringstoezicht moeten komen om hem ook praktisch te verzelfstandigen. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt dat verdachte zal deelnemen aan een behandeling bij De Tender.
14. De reclassering heeft op 26 februari 2010 gerapporteerd over verdachte. De reclassering onderschrijft het advies van drs. M. van Hameren en geeft daarbij aan dat verdachte zeer kwetsbaar en onrijp is en dat hij zich nog op vele fronten in zijn leven moet ontwikkelen. Verdachte is inmiddels aangemeld bij De Tender en met de behandeling gestart.
15. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte een blanco strafblad heeft.
16. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard, ernst en frequentie ervan, in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. In de persoon van verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding om de eis van de officier van justitie te volgen, nu verdachte gebaat is bij behandeling en welke behandeling reeds is gestart. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal deze behandeling doorkruisen, hetgeen niet wenselijk wordt geacht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De rechtbank zal verdachte dan ook tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf veroordelen ten aanzien van het onder parketnummer 06/460396-09 bewezenverklaarde. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal meewerken en deelnemen aan een behandeling bij De Tender.
Ten aanzien van het onder parketnummer 06/820218-10 bewezenverklaarde zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een werkstraf van na te melden duur.
Vordering tot schadevergoeding
17. De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres en bankrekeningnr.] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.967,64 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummers 06/460396-09 en 06/820218-10 ten laste gelegde.
18. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot het gevraagde bedrag toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
19. De verdediging heeft ten aanzien van de vordering naar voren gebracht dat de vordering van de benadeelde partij niet eenvoudig van aard is en dat niet vast staat dat de lichamelijke en psychische klachten en de slechte schoolresultaten van het slachtoffer het gevolg zijn van de handelwijze van verdachte. Voorts is aangevoerd dat de advocaatkosten niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd. Tot slot is aangevoerd dat de officier van justitie de vordering niet zo spoedig mogelijk ingevolge artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, aan de verdediging heeft toegezonden.
20. De rechtbank is allereerst van oordeel dat het verweer van de raadsman dat het voegingsformulier niet zo spoedig mogelijk door de officier van justitie is toegezonden, moet worden verworpen. Het voegingsformulier is op 3 april 2010 door het slachtoffer en haar wettelijk vertegenwoordiger ondertekend. Vervolgens is het formulier op 6 april 2010 bij de officier van justitie binnengekomen. Niet gezegd kan worden dat de officier van justitie het voegingsformulier vervolgens niet zo spoedig mogelijk aan de verdediging heeft toegezonden.
21. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde post reiskosten gedeeltelijk moet worden afgewezen, te weten de reiskosten voor het studioverhoor in Nijverdal. Dit verhoor betrof niet [slachtoffer], maar haar zusje [naam2]. De rechtbank zal derhalve op de vordering een bedrag van (145 x € 0,24 =) € 34,80 in mindering brengen, zodat van voormelde schadepost voor toewijzing resteert een bedrag van € 75,84.
Anders dan de raadsman heeft gesteld acht de rechtbank de opgevoerde post voor kosten van rechtsbijstand redelijk en derhalve komt dit bedrag voor toewijzing in aanmerking. Deze post van € 347,- zal de rechtbank derhalve toewijzen.
Ten aanzien van de vordering voor geleden immateriële schade ten bedrage van
€ 2.500,- overweegt de rechtbank dat zij een bedrag van € 2.000,- redelijk acht en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
22. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 77a, 77m, 77n, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
parketnummers 06/460396-09 en 06/820218-10 (telkens):
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 06/460396-09 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen aan een (ambulante) behandeling bij De Tender;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 06/820218-10 bewezenverklaarde tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres en bankrekeningnr.] van een bedrag van € 2.075,84, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 357,00;
* wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, tot een bedrag van € 34,80 af;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.075,84, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 (dertig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, tevens plv. kinderrechter, mrs. Van der Hooft en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 april 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009045564-20, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 27 oktober 2009.
2 Zie noot 1 (pagina 4)
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.91-99)
4 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.31)
5 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.31)
6 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.32)
7 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.32)
8 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.33)
9 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.33)
10 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.33)
11 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.34)
12 Proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] (p.35)
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.91-99) en zijn verklaring ter terechtzitting van 7 april 2010.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.81)
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.85)
16 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.85)
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.85)
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.98)
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.98)
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.102)
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.103)