RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580667-09
Uitspraak d.d.: 21 april 2010
Tegenspraak / dip, aangezegd
[verdachte],
geboren te [plaats] (Indonesië) op [1977],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Arnhem-Noord te Arnhem.
Raadsvrouw: mr. W.D.M. de Boer, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 26 januari 2010 en 7 april 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 7 april 2010 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk:
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of naar de grond gebracht en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] gericht en/of
- die [slachtoffer] tape over de mond en/of ogen en/of oren en/of handen en/of voeten geplakt/gedaan en/of
- om het lichaam van die [slachtoffer] een laken/doek gewikkeld en/of om de handen en/of voeten en/of het lichaam van die [slachtoffer] een touw gewikkeld en/of geknoopt (ook met behulp van een of meer schoenveters) en/of een sok, althans een voorwerp, (na de tape van de mond van die [slachtoffer] verwijderd te hebben) in de mond van die [slachtoffer] gestopt en/of vervolgens (wederom) tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt/gedaan en/of
- die [slachtoffer] in een kast gestopt/gelegd/gezet en/of die kast vervolgens afgesloten en/of die [slachtoffer] in een kast opgesloten gehouden en/of
- die [slachtoffer] (op dreigende toon) toegevoegd de woorden (zakelijk weergegeven):"als je vader betaalt, laten we je gaan" en/of "bel je vader op en laat je vader geld brengen, ik schiet je vader ook dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (op het moment dat die [slachtoffer] uit de kast komt) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] gericht en/of daarbij tegen die [slachtoffer] gezegd:"blijven staan of ik schiet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt teneinde ontvluchting te voorkomen;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- een geldbedrag van (ongeveer) 500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of
- een bankpas en/of
- autosleutels (behorende bij een Mercedes, type C63 AMG) en/of
- een rijbewijs en/of
- een legitimatiebewijs,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] (onverhoeds om de nek) heeft/hebben vastgepakt en/of (aan het lichaam) vastgehouden en/of (vervolgens) een of meermalen heeft/hebben geslagen en/of (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) geschopt/getrapt en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] (met) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht en/of daarmee die [slachtoffer] op het hoofd en/of in het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- tegen die [slachtoffer] (op dreigende toon) heeft/hebben gezegd: "We moeten geld hebben" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Maak je zakken leeg", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] tape over de mond en/of ogen en/of oren en/of handen en/of voeten heeft/hebben geplakt/gedaan en/of
- om het lichaam van die [slachtoffer] een laken/doek heeft/hebben gewikkeld en/of om de handen en/of voeten en/of het lichaam van die [slachtoffer] een touw heeft/hebben gewikkeld en/of geknoopt (ook met behulp van een of meer schoenveters) en/of een sok, althans een voowerp, (na de tape van de mond van die [slachtoffer] verwijderd te hebben) in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of vervolgens (wederom) tape op de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben geplakt/gedaan en/of
- die [slachtoffer] in een kast heeft/hebben gestopt/gelegd/gezet en/of die kast vervolgens heeft/hebben afgesloten en/of die [slachtoffer] in een kast opgesloten heeft/hebben gehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij opgesloten zat in de kast) heeft/hebben gevraagd zijn pincode (behorend bij zijn bankpas) te geven
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van (ongeveer) 500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of
- een bankpas en/of
- autosleutels (behorende bij een Mercedes, type C63 AMG) en/of
- een rijbewijs en/of
- een legitimatiebewijs,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] (onverhoeds om de nek) heeft/hebben vastgepakt en/of (aan het lichaam) vastgehouden en/of (vervolgens) een of meermalen heeft/hebben geslagen en/of (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) geschopt/getrapt en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] (met) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht en/of daarmee die [slachtoffer] op het hoofd en/of in het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- tegen die [slachtoffer] (op dreigende toon) heeft/hebben gezegd: "We moeten geld hebben" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Maak je zakken leeg", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] tape over de mond en/of ogen en/of oren en/of handen en/of voeten heeft/hebben geplakt/gedaan en/of
- om het lichaam van die [slachtoffer] een laken/doek heeft/hebben gewikkeld en/of om de handen en/of voeten en/of het lichaam van die [slachtoffer] een touw heeft/hebben gewikkeld en/of geknoopt (ook met behulp van een of meer schoenveters) en/of een sok, althans een voowerp, (na de tape van de mond van die [slachtoffer] verwijderd te hebben) in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of vervolgens (wederom) tape op de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben geplakt/gedaan en/of
- die [slachtoffer] in een kast heeft/hebben gestopt/gelegd/gezet en/of die kast vervolgens heeft/hebben afgesloten en/of die [slachtoffer] in een kast opgesloten heeft/hebben gehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij opgesloten zat in de kast) heeft/hebben gevraagd zijn pincode (behorend bij zijn bankpas) te geven;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn en/of te Eerbeek, gemeente Brummen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met zijn mededader(s), althans alleen, naar een pinautomaat van
de Rabobank is gegaan en/of (vervolgens) de bankpas van die [slachtoffer] in de pinautomaat heeft gestoken/gebracht en/of vervolgens een pincode heeft ingevoerd/ingetoetst, waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 11 oktober 2009 doet [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aangifte2 van opzettelijke vrijheidsberoving.
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft zij - kort samengevat en voor zover relevant in de strafzaak tegen verdachte - het volgende aangevoerd.
Tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte1] (hierna: [medeverdachte1]) en [medeverdachte2] (hierna: [medeverdachte2]) is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. In dit verband neemt de officier van justitie in aanmerking dat [slachtoffer] door [medeverdachte1] naar diens woning in Eerbeek is gelokt, terwijl hij - [medeverdachte1] - wist dat [medeverdachte2] geen goede bedoelingen met het [slachtoffer] had. Verdachte komt binnen op het moment dat [slachtoffer] reeds in de woning is en geknield en vastgebonden met tape op de grond ligt, waarbij verdachte zag dat er geweld tegen hem gebruikt was. Verdachte heeft - nadat het slachtoffer vastgebonden in de kast was gezet en medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning hadden verlaten - de taak op zich genomen om in de nabijheid van het slachtoffer te blijven teneinde te voorkomen dat hij zou ontsnappen. Verdachte heeft op dat moment uit voorzorg de in de woning aanwezige handschoenen aangedaan, zodat hij bij gebruik van het eveneens in de woning aanwezige vuurwapen geen afdrukken achter zou laten. Verdachte erkent deze bijdrage aan de gebeurtenissen. De officier van justitie heeft in dit verband tevens opgemerkt dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer(exces) kan doen, nu hij de handschoenen reeds uit voorzorg had aangedaan, het vuurwapen had klaarliggen en het slachtoffer onder schot heeft gehouden toen laatstgenoemde uit de woning wilde ontsnappen.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde integraal bewezen kan worden verklaard, te weten de afpersing van [slachtoffer] en de diefstal met geweld. Ook ten aanzien van dit feit stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat sprake is van medeplegen. Hetzelfde geldt volgens haar voor het onder 3 ten laste gelegde, te weten de poging om geld van de rekening van [slachtoffer] te halen met gebruikmaking van diens (door verdachte) weggenomen pinpas.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is - kort samengevat - ter terechtzitting naar voren gebracht dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2]. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van een gezamenlijk plan, althans geen plan waar in de aanwezigheid van verdachte over is gesproken. Verdachte is niet betrokken bij en niet aanwezig geweest op het moment dat [slachtoffer] de woning binnen ging, overvallen, mishandeld en vastgebonden werd. Verdachte kwam zonder enige voorkennis terug in de woning van [medeverdachte1], alwaar op dat moment sprake was van een reeds afgeronde vrijheidsberoving.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is aangevoerd dat, voor wat betreft de daar genoemde geweldshandelingen, sprake is van eendaadse samenloop met de onder 1 ten laste gelegde geweldshandelingen. Ook bij dit feit heeft verdachte geen betrokkenheid gehad en is geen sprake van medeplegen.
Daarnaast voert de verdediging aan dat verdachte objectief gezien geen mogelijkheid had zich te onttrekken aan het handelen van medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2], nu laatstgenoemde op het moment dat verdachte de woning in kwam een pistool in zijn handen had en verdachte door sturende blikken met zijn ogen dwong mee te doen. Vervolgens is verdachte alleen met het slachtoffer in de woning gebleven teneinde te voorkomen dat het slachtoffer uit de woning zou ontsnappen. Verdachte heeft dit in opdracht van en onder bedreiging van [medeverdachte2] gedaan. Verdachte vreesde voor zijn eigen leven en dat van zijn familieleden. De betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten is volgens zijn raadsvrouw zodanig klein dat niet gesproken kan worden van het medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is allereerst van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, waarbij zij zich baseert op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer]3 en diens aanvullende verklaringen4;
- de bekennende verklaring van medeverdachten[medeverdachte1]5 en
[medeverdachte2]6 en
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie7, welke hij ter terechtzitting van 7 april 2010 heeft bevestigd.
5. In aanvulling op de bewijsmiddelen en naar aanleiding van hetgeen de officier van justitie en de verdediging naar voren hebben gebracht, overweegt de rechtbank nog als volgt.
6. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat in het geval van verdachte niet bewezen kan worden verklaard, dat hij heeft deelgenomen aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte heeft zondag 11 oktober 2009 de woning van [medeverdachte1] verlaten, niet wetende dat ná zijn vertrek het slachtoffer naar de woning van [medeverdachte1] gaat en aldaar door medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] wordt vastgepakt, mishandeld, vastgebonden en bedreigd met een pistool. Verdachte komt eerst ná deze door zijn medeverdachten uitgevoerde handelingen terug in de woning van [medeverdachte1]. Bij binnenkomst in de woning ziet verdachte - volgens zijn eigen verklaring8 - dat het slachtoffer op de grond lag en was vastgebonden met grijs tape. Verdachte distantieert zich vervolgens op geen enkel moment van de handelingen van zijn medeverdachten, sterker nog, verdachte draagt ook actief bij aan aan het van zijn vrijheid beroofd houden van [slachtoffer]. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte later die dag in opdracht van [medeverdachte2] alleen met het slachtoffer in de woning verblijft, teneinde het slachtoffer in de gaten te houden en om te voorkomen dat laatstgenoemde uit de woning zou ontsnappen. Als het slachtoffer zichzelf dan op enig moment uit de kast weet te bevrijden, is het verdachte die het slachtoffer met een pistool onder schot houdt en hem de woorden toevoegt: "Blijven staan of ik schiet.".
Het voorgaande in aanmerking nemend is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd houden van [slachtoffer]. Van het medeplegen van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving en van de onder de eerste twee gedachtestreepjes genoemde (gewelds)handelingen in de tenlastelegging onder feit 1, zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
7. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte aanwezig en betrokken is geweest bij de afpersing en de diefstal met geweld en bedreiging met geweld van het slachtoffer. Daartoe wordt overwogen dat verdachte eerst ná de afgifte van de goederen door het slachtoffer dan wel de wegneming van de goederen door één of beide medeverdachten, de woning is binnengekomen. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met één (of beide) medeverdachte(n) de pinpas van het slachtoffer uit de woning te Eerbeek heeft weggenomen. Uit het dossier leidt de rechtbank af, dat de bankpas van [slachtoffer] op enig moment tijdens het van zijn vrijheid beroofd houden van [slachtoffer] op de tafel in de woning is komen te liggen. Op het moment dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] de woning verlieten (nádat het slachtoffer was ontsnapt) heeft verdachte de bankpas van de tafel weggenomen en de woning verlaten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van die bankpas, gepleegd in vereniging.
Nu geen sprake is van toerekenbaar geweld aan verdachte, behoeft het verweer van de raadsvrouw dat ten aanzien van de geweldshandelingen sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de geweldshandelingen genoemd in de tenlastelegging onder feit 1, geen bespreking meer.
8. Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde nog als volgt. Op 11 oktober 2009 heeft medeverdachte [medeverdachte1] bij de Rabobank te Beekbergen geprobeerd geld op te nemen met de weggenomen pinpas van [slachtoffer]. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft ten aanzien van dit feit verklaard, dat verdachte hierbij aanwezig was. Verdachte heeft dienaangaande verklaard dat hij het zich niet kan herinneren, maar heeft daarbij tevens het volgende verklaard: "Als [voornaam] zegt dat ik die pinpas in mijn bezit had en dat ik erbij was toen hij pinde, dan kan ik mij daar niets van herinneren. Ik zeg niet dat hij liegt, maar ik weet zelf niet meer hoe het gegaan is."9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van feit 3 sprake is van een gekwalificeerde diefstal, zoals onder de bewezenverklaring verder weergegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk:
- om het lichaam van die [slachtoffer] een laken/doek gewikkeld en om de handen en voeten en het lichaam van die [slachtoffer] een touw gewikkeld en geknoopt (ook met behulp van een of meer schoenveters) en een sok (na de tape van de mond van die [slachtoffer] verwijderd te hebben) in de mond van die [slachtoffer] gestopt en vervolgens tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt/gedaan en
- die [slachtoffer] in een kast gestopt/gelegd/gezet en die kast vervolgens afgesloten en die [slachtoffer] in een kast opgesloten gehouden en
- die [slachtoffer] (op dreigende toon) toegevoegd de woorden (zakelijk weergegeven):"als je vader betaalt, laten we je gaan" en "bel je vader op en laat je vader geld brengen, ik schiet je vader ook dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- (op het moment dat die [slachtoffer] uit de kast komt) een pistool op die [slachtoffer] gericht en daarbij tegen die [slachtoffer] gezegd: "blijven staan of ik schiet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer] vastgepakt teneinde ontvluchting te voorkomen;
hij op 11 oktober 2009 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer];
hij op 11 oktober 2009 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], en die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met zijn mededader naar een pinautomaat van
de Rabobank is gegaan en vervolgens de bankpas van die [slachtoffer] in de pinautomaat heeft gestoken/gebracht en vervolgens een pincode heeft ingevoerd/ingetoetst, waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 : medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd houden;
Feit 2 : diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3 : poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel.
Strafbaarheid van de verdachte
9. Door en namens verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij stelt dat er sprake was van een zodanige psychische druk van de zijde van medeverdachte [medeverdachte2] dat van hem - verdachte - gegeven de omstandigheden niet kon worden gevergd dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan.
De rechtbank oordeelt dienaangaande dat het beroep op psychische overmacht niet slaagt. Omstandigheden die leiden tot het oordeel dat sprake was van een van buiten komende dwang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden, zijn onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij niet in de laatste plaats in aanmerking het moment waarop medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de woning verlieten en verdachte alleen met het slachtoffer in de woning achterlieten. Verdachte stond vanaf dat moment niet meer onder (de gestelde) druk en dreiging van medeverdachte [medeverdachte2]. Hij had zich op dat moment aan de situatie kunnen onttrekken, maar ook dat heeft hij niet gedaan.
Het voorgaande in aanmerking nemend, verwerpt de rechtbank het beroep op psychische overmacht.
10. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 19 januari 2010, opgemaakt door drs. M. van Tongeren (GZ-psycholoog). In dit rapport komt onder meer het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidstoornis NAO met onrijpe en afhankelijke trekken. Door deze stoornis laat hij zich makkelijk leiden door anderen, met name door mensen die veel voor hem betekenen en is hij geneigd zich te voegen naar anderen. Hij beschikt over weinig autonomie en is afhankelijk. Juist deze factoren hebben volgens de deskundige een rol gespeeld bij het begaan van het ten laste gelegde. Zijn gebrek aan autonomie en het automatisme waarmee hij opdrachten van anderen opvolgt, maakte vanuit zijn problematiek dat hij weinig andere keuzemogelijkheden had. Hij was echter wel in staat om het wederrechtelijke van zijn daden in te zien. Geconcludeerd wordt dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
11. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
12. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij heeft voorts gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal meewerken aan ambulante woonbegeleiding en het volgen van een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek.
13. Door en namens de verdediging is ten aanzien van een eventuele strafoplegging aangevoerd dat de eis van de officier van justitie buiten proportie is, nu verdachte van een aantal (gewelds)handelingen moet worden vrijgesproken. Bepleit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Daarnaast is gesteld dat verdachte belang heeft bij begeleiding van de reclassering.
14. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
15. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het van zijn vrijheid beroofd houden van [slachtoffer]. Hij heeft hiermee samen met zijn mededaders een grote inbreuk gemaakt op diens geestelijke en lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van de pinpas van voornoemde [slachtoffer] en het proberen geld op te nemen met die pinpas.
16. De rechtbank ziet verdachte niet als de initiatiefnemer van de vrijheidsberoving, nu niet bewezen kan worden dat hij wetenschap heeft gehad van de aanvang van de vrijheidsberoving. Wel heeft verdachte bij het voortduren van de vrijheidsberoving een rol gehad, waarbij de rechtbank het verdachte zwaar aanrekent dat hij het slachtoffer onder schot heeft gehouden toen laatstgenoemde uit de woning wilde ontsnappen. De aard en de ernst van het gepleegde misdrijf en aan het voortduren waarvan verdachte heeft bijgedragen, en het daardoor veroorzaakte leed neemt de rechtbank bij de straftoemeting dan ook nadrukkelijk in aanmerking. Naar de ervaring leert en zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, zal het slachtoffer mogelijk nog lange tijd psychische gevolgen hiervan ondervinden.
17. De rechtbank houdt verder rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij recentelijk niet voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
18. In aanvulling op hetgeen reeds onder 9. is overwogen, neemt de rechtbank uit het psychologische rapport voorts nog het volgende in ogenschouw. Verdachte weet zich over het algemeen redelijk staande te houden in de samenleving. Het gebrek aan autonomie, zijn afhankelijkheid, zijn beperkte inzicht op zijn innerlijke drijfveren en motivaties en zijn volgzaamheid dragen ertoe bij dat hij moeite heeft met het weigeren van opdrachten die hem gegeven worden, ook al staat hij daar niet achter. Hierdoor bestaat de kans dat hij opnieuw "gebruikt" kan worden bij criminele activiteiten. Andere factoren en condities die daarbij in ogenschouw moeten worden genomen zijn een instabiele woonomgeving, gebrek aan steun en het ontbreken van een daginvulling. Zolang verdachte steun heeft van mensen die hem na staan en die het goed met hem voor hebben en zolang hij werk heeft, weet hij zich redelijk staande te houden en laat hij zich niet teveel leiden door personen die het criminele pad bewandelen. Geadviseerd wordt om aan verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf en reclasseringstoezicht, een behandeling bij een forensisch psychiatrische kliniek (De Tender of Kairos) op te leggen. Dit advies wordt door de reclassering in haar rapport van 25 januari 2010 onderschreven.
19. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals verwoord in het psychologisch rapport.
De rechtbank ziet voorts aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank verdachte van een aantal (gewelds)handelingen in de tenlastelegging zal vrijspreken.
Vordering tot schadevergoeding
20. De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres] (bankrekeningnummer: onbekend) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2009, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
21. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot een bedrag van € 2.500,- toe te wijzen. De vordering dient volgens haar voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de rol van het slachtoffer onvoldoende beoordeeld kan worden.
22. Door en namens verdachte is enerzijds bepleit de vordering te matigen, nu verdachte niet betrokken is geweest bij het vastpakken, het tapen en het mishandelen van het slachtoffer. Anderzijds stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces, om welke reden de verdediging verzoekt om afwijzing van de vordering.
23. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk is. De rechtbank zal de vordering deels toewijzen, nu niet duidelijk is wat de rol van het slachtoffer in de aanloop naar het delict is geweest. De rechtbank acht een bedrag van € 2.500,- voor geleden immateriële schade redelijk. De vordering is tot dat bedrag voor toewijzing vatbaar.
24. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu niet duidelijk is wat de rol van het slachtoffer is geweest naar de aanloop van het delict en de vordering om die reden niet zodanig eenvoudig van aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces.
Schadevergoedingsmaatregel
25. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 47, 57, 282, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 : medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd
houden;
Feit 2 : diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3 : poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat:
- veroordeelde zal meewerken aan een vorm van ambulante woonbegeleiding; en
- veroordeelde zal meewerken en deelnemen aan een behandeling bij een forensische
polikliniek, te weten De Tender of Kairos of een andere door de reclassering aan te
wijzen polikliniek;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres] (bankrekeningnummer: onbekend) van een bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2009 en vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd een bedrag te betalen van € 2.500,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 35 (vijfendertig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Aufderhaar, voorzitter, mrs. Kleinrensink en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 april 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010016840, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, divisie Regionale Recherche, "Kwint", gesloten en ondertekend op 22 februari 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.32-37)
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.32-37)
4 Processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer] (p.41-53 en p.61-69)
5 Processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte1] (pagina's 798-802, 803-811, 812-816, 817-825 en 826-842 en 853-858).
6 Processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte2] (pagina's 908-921) en het proces-verbaal van bevindingen (pagina's 936-942).
7 Processen-verbaal van verhoor van verdachte (pagina's: 980-984, 989-1001, 1002-1006 en 1016-1020)
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.981)
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.1000)