ECLI:NL:RBZUT:2010:BM2137

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460124-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Feraaune
  • A. van der Mei
  • J. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en bewezenverklaring van mishandeling in zaak tegen verdachte te Hierden

In de zaak tegen de verdachte, die op 25 maart 2009 in Hierden betrokken was bij een mishandeling, heeft de rechtbank Zutphen op 23 april 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, [slachtoffer] met een hard voorwerp op het hoofd zou hebben geslagen, maar deze beschuldiging is niet bewezen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer niet voldoende bewijs opleveren voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdediging van de raadsman, die pleitte voor vrijspraak, gevolgd en de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling.

Wel is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verdachte [slachtoffer] in een auto heeft geslagen, wat als mishandeling kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf en een werkstraf had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een geldboete van € 250,-- opgelegd. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij, [slachtoffer], een schadevergoeding van € 100,-- toegewezen voor de immateriële schade die hij heeft geleden door de mishandeling. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast en de verplichting opgelegd om aan de Staat een bedrag van € 100,-- te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Zutphen, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460124-09
Uitspraak 23 april 2010
Tegenspraak / dnip-oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1988],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 april 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2009 te Hierden en/of in de gemeente Harderwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht met een stalen, althans
een hard voorwerp op het (achter)hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 maart 2009 te Hierden en/of in de gemeente Harderwijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht met een stalen, althans
een hard voorwerp op het (achter)hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] onderuit heeft geschopt/getrapt, althans ten val heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2009 te Hierden en/of in de gemeente Harderwijk,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (in een personenauto) een of meermalen
heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding
Door de raadsman is aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 subsidiair, laatste gedachtestreepje, nietig moet worden verklaard, omdat het vallen tijdens het rennen tengevolge van het tackelen door een ander niet kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank verwerpt dat verweer, nu niet per definitie kan worden uitgesloten dat een dergelijke handelwijze geen zwaar lichamelijk letsel kan opleveren.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Op 25 maart 2009 omstreeks 21.51 uur kwam er bij de regionale meldkamer van de politie een melding binnen omtrent een mishandeling die kort tevoren had plaatsgevonden en waarvan het slachtoffer zou zich bevinden aan de [adres] te Harderwijk. Ter plaatse werd kort daarop door de politie [slachtoffer] aangetroffen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van aangever en de verklaring van GGD-arts [naam arts]. De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat de verklaring van verdachte over de toedracht waarbij [slachtoffer] verwondingen aan zijn hoofd heeft opgelopen (feit 1) niet aannemelijk is. De alternatieve lezing van de gebeurtenissen door verdachte is zo onwaarschijnlijk dat deze als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven2.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit - zowel voor de primaire als subsidiaire variant - bepleit. In de visie van de raadsman is er geen sprake geweest van het slaan met een hard voorwerp.
Wanneer er wordt gekeken naar de situatieschets zoals door verdachte bij de politie is afgegeven, in combinatie met de aanwezige foto's, kunnen de twee verwondingen die bij het slachtoffer zijn geconstateerd zeer wel het gevolg zijn geweest van het feit dat hij tijdens het wegrennen is gestruikeld/getackeld en daarbij ten val is gekomen en met zijn hoofd op de stenen of tegen het ter plaatse aanwezige hekje is komen te vallen. Een en ander past bij de verklaring die daarover zowel door verdachte als het slachtoffer is afgelegd. Het enkel tackelen van iemand zou in een bijzondere situatie tot zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden, zoals bij een in werking zijnde machine, maar dat geval doet zich hier niet voor.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, in die zin dat aangever één klap van verdachte heeft gekregen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is.
De officier van justitie heeft zich voor de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling met name gebaseerd op de verklaring van aangever en de niet geloofwaardige lezing die verdachte over de toedracht heeft gegeven. De lezing van verdachte is in de ogen van de officier van justitie niet aannemelijk, gelet op onder meer de bij het slachtoffer geconstateerde verwondingen en de door de GGD-arts afgelegde verklaring.
De rechtbank overweegt dat aangever de enige is die heeft verklaard dat hij met een ijzeren staaf zou zijn geslagen. Een dergelijk voorwerp is in het kader van het onderzoek niet aangetroffen. Weliswaar heeft GGD-arts [naam arts] geconcludeerd dat het letsel op het hoofd van de aangever niet kan zijn veroorzaakt door een val (of struikelen), de toedracht die verdachte over het gebeuren op 25 maart 2009 heeft geschetst, is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer onaannemelijk en niet uitgesloten te achten, nu de verwondingen op het hoofd van de aangever ook zouden kunnen passen bij een val (na een tackle van achteren) tegen het groenkleurige hek langs de weg. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de verwondingen - op zichzelf en in onderlinge samenhang beschouwd - op het hoofd van aangever, zoals van een en ander tijdens het bekijken van de foto's ter zitting is gebleken.
In dat licht bezien zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van het slaan met een hard voorwerp op het hoofd, zoals onder 1 primair als subsidiair tenlastegelegd.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de subsidiair tenlastegelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, voor zover deze ziet op het opzettelijk onderuit schoppen/trappen, althans het ten val brengen van de aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is weliswaar voldoende bewijs voor het onderuit schoppen/trappen, althans het ten val brengen van de aangever, maar kan dit handelen in de gegeven omstandigheden niet gekwalificeerd worden als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Dit handelen had mogelijk wel als mishandeling gekwalificeerd kunnen worden, maar in die variant is het handelen van verdachte (voorzover het het van achteren tackelen betreft) niet ten laste gelegd. De rechtbank is aan de tekst van de tenlastelegging gebonden en kan geen veroordeling uitspreken voor een feit dat niet ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft bekend3 [slachtoffer] in de auto te hebben geslagen, terwijl daarnaast de aangifte van betrokkene4 voorhanden is.
De ten laste gelegde mishandeling acht de rechtbank dan ook bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 maart 2009 te Hierden en in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend
[slachtoffer] (in een personenauto) heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezene levert op het misdrijf: mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft daarbij in aanmerking genomen de ernst van de onderhavige feiten, de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft en de rapportage van de reclassering, waaruit een positief beeld blijkt van de persoon van verdachte.
Door de raadsman is aangevoerd dat voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, een geldboete in de orde van grootte van honderd euro op zijn plaats is.
Voor het geval de rechtbank tot een andere bewezenverklaring mocht komen, acht de raadsman een gevangenisstraf niet op zijn plaats, maar is van mening dat een taakstraf dan een aangewezen reactie is.
De rechtbank komt anders dan de officier van justitie slechts tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. Dat betreft een mishandeling door het uitdelen van een klap aan aangever. Dat is een veel lichter feit dan het feit waarvan verdachte verdacht werd en waarvoor hij ook ongeveer een maand in voorarrest heeft doorgebracht.
Verdachte, die over een blanco strafblad beschikt, heeft aangever een klap gegeven, terwijl deze bij hem in de auto zat. Die klap in de auto heeft aangever pijn gedaan, maar aan die klap heeft aangever geen letsel overgehouden. Het letsel op aangevers (achter-)hoofd is niet door deze klap in de auto ontstaan. Dat letsel heeft een andere oorzaak, namelijk de gebeurtenissen zoals onder feit 1 beschreven en waarvoor vrijspraak is gevolgd. Het letsel op het achterhoofd mag dan ook voor de strafmaat geen rol spelen.
De rechtbank acht een geldboete van € 250,-- in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Op de op te leggen geldboete zal € 50,-- in mindering worden gebracht per dag dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten, hetgeen per saldo zal betekenen dat verdachte, nu hij al ongeveer een maand in voorarrest heeft doorgebracht, niets meer zal hoeven te betalen.
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank zal, nu zich daar geen strafvorderlijk belang tegen verzet, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie de teruggave gelasten van de na te melden voorwerpen aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer]5 heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.668,-- gevoegd in het strafproces met betrekking tot de tot op heden geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 468,80 voor de gevorderde materiële schade en een bedrag van € 875,-- voor de immateriële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet althans onvoldoende is onderbouwd voor zover het de materiële schade betreft. Het enkel uitdelen van een droge klap kan volgens de raadsman geen immateriële schade opleveren.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 2 bewezen verklaarde mishandeling rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Ook een "droge klap" kan pijn en schrik en dus (immateriële) schade opleveren.
De rechtbank begroot die immateriële schade in redelijkheid op een bedrag van € 100,--. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Aan een verdere beoordeling van de vordering komt de rechtbank niet toe, aangezien de vordering voornamelijk is toegespitst op het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en door de rechtbank niet bewezen geachte feit.
De benadeelde partij zal voor het overige dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan derhalve die vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 27, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde (feit 2) strafbaar en kwalificeert dit als: mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 250,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis; bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,-- per dag.
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte, te weten:
een zilverkleurige mobiele telefoon, merk Nokia;
een blauwe spijkerbroek, merk G.Star;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 100,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 100,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Van der Mei en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2009039181-14 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gedateerd 27 april 2009 (voor zover niet anders is vermeld)
2 Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2010, LJN BK3359
3 Verklaring van verdachte ter terechtzitting
4 Aangifte [slachtoffer], dossierpag. 46
5 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer] d.d. 20 juni 2009