RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
economische politierechter
parketnummer: 84-078636-09
uitspraakdatum: 26 april 2010
tegenspraak/dip
[verdachte],
gevestigd [plaats, adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de economische politierechter van 12 april 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 oktober 2009 in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, als houder van varkens, al dan niet opzettelijk, er niet voor heeft gezorgd dat 399 varkens, in ieder geval een aantal varkens, ouder dan twee weken, niet permanent de beschikking hadden over voldoende vers water.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd: de economische politierechter heeft de (dubbele) ontkenning 'niet' voor 'permanent de beschikking hadden over voldoende vers water', als een kennelijke verschrijving opgevat. De verdachte is daardoor naar het oordeel van de economische politierechter niet in de verdediging geschaad.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten/aanleiding van het onderzoek
Tijdens een controle op 15 oktober 2009 op verdachtes bedrijf aan [adres in plaats, gemeente], heeft de AID geconstateerd dat in één van de stallen (399) varkens door middel van een brijvoedersysteem werden gevoerd en dat zij niet permanent de beschikking hadden over vers water, alsmede dat daarvoor de nodige voorzieningen ontbraken.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte (al) haar varkens permanent over vers drinkwater had moeten laten beschikken. Los van brijvoer, waarin zich onder normale omstandigheden wellicht voldoende vers water bevindt, is het van belang dat de varkens permanent de beschikking hebben over vers drinkwater, (alleen al) omdat bij bepaalde weersomstandigheden behoefte aan (extra) vers water kan ontstaan.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld, dat bij de totstandkoming van de Europese richtlijn, waar de in geding zijnde verplichting op is gebaseerd, geen rekening is gehouden met het houden van varkens volgens brijvoermethode. Bij een verhouding water:voer van 3:1 nemen de varkens meer water op dan bij droog voer met een drinkwatervoorziening. Uit onderzoek komt naar voren, dat brijvoervarkens veel minder water uit een drinkbak opnemen dan droogvoervarkens. Extra drinkwater voor brijvoervarkens biedt geen voordelen en is uit een oogpunt van gezondheid en welzijn van de varkens, niet noodzakelijk.
Beoordeling door de economische politierechter
De verplichting dat varkens ouder dan twee weken permanent over voldoende vers water moeten kunnen beschikken is - bij Besluit van 28 april 2003, houdende wijziging van het Varkensbesluit (implementatie Richtlijn 2001/88/EG en Richtlijn 2001/93/EG) (Stb. 2003, 184) - opgenomen in het Varkensbesluit ter uitvoering van Richtlijn 2001/93/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 november 2001 houdende wijziging van de bijlage bij Richtlijn 91/630/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van dieren. Uit de considerans bij Richtlijn 2001/93/EG komt naar voren dat bij de totstandkoming het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren advies heeft uitgebracht over het welzijn van varkens in intensieve houderijsystemen en dat de in de richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit van 28 april 2003, dat op 1 augustus 2003 in werking is getreden, komt verder naar voren dat de wetgever rekening heeft gehouden met de gevolgen voor een brijvoedersysteem, in die zin dat is overwogen dat door de aangescherpte norm de verstrekking van brijvoer niet meer volstaat en dat het voorschrift een lastenverzwaring betekent voor vleesvarkenbedrijven. Doordat de richtlijn geen ruimte biedt voor een overgangstermijn voor aanpassing, moeten bedrijven met inwerkingtreding van het besluit aan het voorschrift voldoen.
De economische politierechter stelt vast dat aan Richtlijn 2001/93/EG en (artikel 13, tweede lid, van) het Besluit van 28 april 2003 overwegingen van dierenwelzijn en economische afwegingen (al) ten grondslag liggen. Zoal bij de totstandkoming van de richtlijn geen rekening zou zijn gehouden met het houden van varkens met brijvoer, heeft in elk geval de besluitgever zich rekenschap gegeven van deze manier van het houden van varkens bij de totstandkoming van het voorschrift om de varkens permanent over voldoende vers water te laten beschikken. Daarom kunnen aan verdachtes betoog dat bij Richtlijn 2001/93/EG geen rekening is gehouden met de brijvoedermethode, niet die gevolgen worden verbonden die zij eraan gehecht wil zien.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 15 oktober 2009 in de gemeente Doetinchem, als houder van varkens er opzettelijk niet voor heeft gezorgd dat 399 varkens, ouder dan twee weken, permanent de beschikking hadden over voldoende vers water.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd, dat aan verdachte een geldboete van € 1.200,- wordt opgelegd.
Namens de verdachte is aangevoerd, dat de varkens via brijvoer al voldoende water binnen krijgen, meer dan ze fysiologisch nodig hebben, en dat bij brijvoer al wordt voldaan aan de geest van artikel 13, tweede lid, van het Varkensbesluit. De desbetreffende stal, één van de vijf op het bedrijf, zou vervangen worden en was daarom nog niet aan de regeling voor permanent vers water aangepast. De verdachte heeft inmiddels de overtreding ongedaan gemaakt, wat door de AID tijdens een hercontrole op 3 maart 2010 is geconstateerd.
De economische politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is in het bijzonder in aanmerking genomen, dat verdachte een uit een oogpunt van dierenwelzijn ingegeven, al ruim vijf jaar oude, verplichting niet heeft nageleefd. Daar staat tegenover dat aannemelijk is dat de desbetreffende varkens brijvoer kregen in een verhouding water:voer van 3:1 en dat de verdachte de overtreding inmiddels ongedaan heeft gemaakt. Daarom zal de economische politierechter de door de officier van justitie gevorderde geldboete, voor de helft voorwaardelijk opleggen, waarbij tevens van belang is dat verdachte blijkens een uittreksel uit het justitiële documentatieregister niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
91 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten;
38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; en
2 en 13 van het Varkensbesluit.
De economische politierechter:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.200,- (twaalfhonderd euro);
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete groot € 600,- (zeshonderd euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Heebink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2010.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoot:
1 Als hierna naar dossierpagina's wordt verwezen, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 57187, Algemene Inspectiedienst, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Team Cross Compliance NO, gesloten en ondertekend op 22 oktober 2009.