ECLI:NL:RBZUT:2010:BM2427

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460302-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. van Valderen
  • J. Heenk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van meerdere meisjes in Aalten en Winterswijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van meerdere meisjes in de periode van april tot augustus 2009. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, door hen herhaaldelijk te bedreigen en lastig te vallen via sms-berichten, telefoontjes en sociale media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers, die op het moment van de feiten minderjarig waren, aangifte hebben gedaan en dat de klachten door hun wettige vertegenwoordigers zijn ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, ondanks de discussie over de ontvankelijkheid vanwege de minderjarigheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van één feit, en heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor belaging en de kans op recidive, zoals aangegeven door de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze vordering niet eenvoudig kon worden afgedaan binnen het strafgeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460302-09
Uitspraak 27 april 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1983],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. Zeegers, advocaat te Doetinchem .
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2009 te Bredevoort, gemeente Aalten, [slachtoffer A]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met zijn personenauto
(achterwaarts) op die [slachtoffer A] ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer A] gereden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2009 tot en met 01 augustus 2009
te Aalten en/of te Winterswijk, in elk geval in Nederland, telkens
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C],
met het oogmerk die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers
heeft verdachte (telkens) (tegen de wil van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B]
en/of [slachtoffer C]):
- een (groot) aantal sms-berichten gestuurd naar die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C];
- (veelvuldig) telefonisch contact opgenomen met die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of (daarbij) de verbinding direct of na korte tijd
verbroken;
- via Hyves een (groot) aantal berichten gestuurd naar die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C];
- die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] (meerdere) e-mails
gestuurd;
- zich meerdere malen bij de woning van die [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C]
opgehouden, althans is hij daar meerdere malen voorbij gereden;
- die [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] meerdere malen hinderlijk gevolgd;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Door de raadsman is aangevoerd dat de officier van justitie voor wat betreft de onder feit 2 genoemde feiten met betrekking tot [slachtoffer C] en [slachtoffer B] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging, omdat de door hen ondertekende klachten enkel en alleen door hen zijn ondertekend en niet - omdat zij minderjarig waren - mede door hun wettig vertegenwoordiger, zoals uitdrukkelijk in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald. Een strafvervolging staat derhalve daaraan in de weg.
De officier van justitie heeft het standpunt van de verdediging betwist. Hij heeft aangevoerd dat het duidelijk is dat beide meisjes ondubbelzinnig tot uitdrukking hebben gebracht dat zij vervolging wensten. Het enkel ontbreken van de handtekening van de wettig vertegenwoordiger op de klachten kan volgens de officier geen gevolgen hebben voor de ontvankelijkheid, mede gelet op de door de wetgever beoogde strekking van de bedoelde wetsbepaling.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het onder 1 ten laste gelegde geldt krachtens artikel 285b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht een klachtvereiste. Dit houdt in dat vervolging wegens dit feit slechts kan plaatsvinden op klacht van degene tegen wie het misdrijf is begaan. Voor minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, wordt deze klacht gedaan door hun wettige vertegenwoordiger, zoals bepaald in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht.
In de onderhavige zaak is er aangifte gedaan door [slachtoffer C] op 31 juli 2009 en door [slachtoffer B] op 4 augustus 2009. Ook is door beide meisjes op genoemde data een klacht ingediend. Op het moment van indienen van deze klachten hadden beide aangeefsters de leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt.
De reden waarom het klachtvereiste is gesteld bij een vervolging wegens belaging is dat de privacy van het slachtoffer in het geding kan komen. Het persoonlijk belang van het slachtoffer om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging dient daarbij te prevaleren boven het algemeen belang van strafvervolging.
Aan de indiening van de klacht door de wettige vertegenwoordiger ligt mede ten grondslag mogelijk gebrek aan inzicht bij de betrokkene over de daadwerkelijke wens tot vervolging. Dat de betrokken meisjes dat inzicht en die expliciete wens ook daadwerkelijk hadden en beoogden, blijkt al in voldoende mate uit hun aangiften, terwijl dat inzicht en die wens ook nog eens is onderstreept door hun aanwezigheid ter terechtzitting. Hiermee is voldoende komen vast te staan dat de betrokken meisjes ten tijde van de aangifte en de periode hierna de bedoeling hadden dat er een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging. Het verweer wordt dan ook verworpen
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Feit 1 kan bewezen worden op basis van de aangifte van [slachtoffer A], ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], en de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd.
Feit 2 kan volgens de officier worden bewezen op grond van de aangiften van [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C], de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 3], alsmede de verklaring van verdachte bij de politie (dossierpag. 81) en zijn verklaring ter terechtzitting: "Dat doen ze ook bij mij".
B. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit, nu het opzet daartoe bij verdachte heeft ontbroken. De verklaring die verdachte in dat verband heeft afgelegd, wordt deels ondersteund door de verklaring van [getuige 2], die evenmin heeft gezien dat verdachte met hoge snelheid zou hebben gereden en dat [slachtoffer A] voor de auto van verdachte zou hebben moeten wegspringen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman - voor zover de officier van justitie wel ontvankelijk mocht worden geacht in de vervolging - betoogd dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, nu verdachte heeft erkend veel sms'jes en berichten via Hyves te hebben verzonden, terwijl daarnaast de verschillende verklaringen van aangeefsters voorhanden zijn en de uitdraaien die zijn gemaakt van de diverse berichten.
C. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan niet wettig en overtuigend bewezen is. [slachtoffer A] heeft over de gebeurtenissen op 29 juli 2009 weliswaar een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, maar in haar laatste verklaring2 heeft zij haar aanvankelijk afgelegde verklaring beduidend afgezwakt. Zij heeft toen verklaard dat verdachte op redelijke afstand was en dat zij in de berm van de straat is gaan staan tussen bomen en struiken.
In samenhang met de verklaring van de getuige [getuige 2], die heeft verklaard dat hij verdachte met zijn auto achteruit heeft zien rijden richting [slachtoffer A], maar dat hij niet heeft gezien dat [slachtoffer A] opzij is gesprongen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer A] heeft verklaard3 dat zij op 29 juli 2009 via Hyves twee berichten had ontvangen van verdachte en dat hij al langer via Hyves berichten aan haar had toegezonden, een stuk of tien.
Hij heeft haar in twee of drie weken tijd via haar mobiele telefoon 82 sms-jes gestuurd. Zij werd daar niet goed van en wilde dat hij daar mee stopte.
Door aangeefster is een klacht4 terzake belaging tegen verdachte gedaan.
[slachtoffer C] heeft verklaard5 dat zij vanaf mei 2009 regelmatig is lastig gevallen door verdachte, eerst via Hyves met wel leuke berichten, maar gedurende de laatste weken is de inhoud en toonzetting van deze berichten steeds dreigender geworden en heeft hij ook geregeld ongevraagd berichten aan haar gestuurd, terwijl zij geen contact meer met hem wilde hebben.
De laatste weken heeft verdachte haar ook in het verkeer lastig gevallen door geregeld gedurende langere tijd met zijn auto achter haar aan te rijden, of soms pal naast haar te gaan rijden.
Op 30 en 31 juli heeft zij via Hyves vijf berichten van hem ontvangen. Zij heeft hem enkele malen via Hyves laten weten dat hij haar met rust moest laten. Zij heeft inmiddels zijn account geblokkeerd, zodat zij geen berichten meer van hem kan ontvangen.
[getuige 1] heeft verklaard6 dat [slachtoffer A] vaker is lastiggevallen door verdachte. Verder heeft zij verklaard dat [slachtoffer B] en [slachtoffer C] ook door verdachte werden lastig gevallen.
[getuige 3] heeft in dit kader verklaard7 dat zij van [slachtoffer B], [slachtoffer C] en [slachtoffer A] heeft gehoord dat zij lastig werden gevallen door verdachte via sms-jes en berichten via Hyves.
Van [slachtoffer A] had zij diverse berichten gelezen die zij via haar GSM van verdachte had ontvangen. Zij had 82 berichten opgeslagen die van verdachte kwamen, bedreigende berichten.
[getuige 2] heeft hierover verklaard8 dat [slachtoffer B] sinds eind april/begin mei door verdachte is lastig gevallen. Dit lastig vallen gebeurde door het achtervolgen met zijn auto tot het veelvuldig versturen van sms'jes.
[slachtoffer B] heeft verklaard9 dat zij begin mei 2009 via Hyves in contact is gekomen met verdachte. Begin juni begon zij van verdachte irritante sms-jes te krijgen. Zij heeft hem gevraagd daarmee op te houden, maar het bleef zo enkele weken doorgaan. Omstreeks medio juni 2009 begon verdachte dreigende sms-berichten te sturen waarin hij aangaf haar en haar vriendinnen [slachtoffer A] en [slachtoffer C] niet meer met rust te zullen laten. [slachtoffer A] en [slachtoffer C] werden ook door verdachte bestookt met scheldberichten via de SMS.
In Aalten is zij verdachte regelmatig tegengekomen. Verdachte reed dan met zijn auto haar voorbij, keerde zijn auto vervolgens ergens en kwam dan weer teruggereden. Dat is zo'n vijftien keer voorgekomen. Meestal kreeg zij dan ook weer een sms-bericht met allerlei scheldwoorden van hem.
Verdachte heeft verklaard10 dat hij verschillende berichten heeft achtergelaten op het Hyves-adres van [slachtoffer A] en dat hij haar ongeveer 82 sms'jes heeft gestuurd. Hij heeft ook aan verschillende andere mensen heel wat sms'jes gestuurd. Verdachte heeft verder verklaard dat hij via zijn mobiele telefoon verbinding maakt met het internet en dat hij een eigen site op Hyves heeft.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat tot een bewezenverklaring van de aan verdachte verweten belaging kan worden gekomen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 1 april 2009 tot en met 1 augustus 2009 te Aalten en/of te Winterswijk telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C], met het oogmerk die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers
heeft verdachte (telkens) (tegen de wil van die [slachtoffer A] of [slachtoffer B] of [slachtoffer C]):
- een (groot) aantal sms-berichten gestuurd naar die [slachtoffer A] en [slachtoffer B];
- via Hyves een (groot) aantal berichten gestuurd naar die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C];
- die [slachtoffer B] en [slachtoffer C] meerdere malen hinderlijk gevolgd;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezene levert op het misdrijf: belaging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport uitgebracht door de psycholoog Scharft11. Uit dit rapport komt naar voren dat er wel enkele aanwijzingen aanwezig zijn dat er mogelijk sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar dat door een beperkte coöperatie van betrokkene aan het onderzoek onvoldoende onderzocht is kunnen worden of een dergelijke stoornis zich nu wel of niet voordoet. Op grond daarvan is ook geen advies gegeven omtrent de eventuele mate van toerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer C], [slachtoffer A] en [slachtoffer B], alsmede een werkstraf van honderdentwintig uren subsidiair zestig dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft daarbij in aanmerking genomen de buitengewone ernst van de onderhavige feiten, de omstandigheid dat verdachte eerder ter zake van belaging is veroordeeld en dat de kans op herhaling door de reclassering als hooggemiddeld is ingeschat.
Door de raadsman is aangevoerd dat voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, een werkstraf van honderdentwintig uren waarvan zestig uren voorwaardelijk met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht op zijn plaats zou zijn, teneinde verdere escalatie te voorkomen. Tevens acht de raadsman voor de strafoplegging van belang dat uit het pro justitia rapport blijkt dat er sprake is van een autistische stoornis, hetgeen volgens de raadsman ook strookt met de opstelling van de verdachte zoals de rechtbank die ter terechtzitting heeft kunnen waarnemen.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Uit het over verdachte uitgebrachte psychologische rapport volgt onder meer dat er aanwijzingen zijn dat betrokkene problemen heeft met het sociaal functioneren. In het contact maakt betrokkene een gespannen en wat sociaal onhandige indruk, terwijl hij ook bekend is met verlegenheid. De aanwezigheid van licht autistische trekken wordt niet uitgesloten geacht.
Door de reclassering is geadviseerd12 verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan de hem door de reclassering gegeven aanwijzingen en een locatiegebod zolang de reclassering dat nodig acht, zulks in het kader van een door de reclassering opgesteld 'plan van aanpak'.
Uit de rapportage blijkt dat verdachte zich eerder slachtoffer dan dader voelt in deze zaak, omdat hij zich bedreigd voelt door een groep jongeren uit Aalten die hem voortdurend "opzoeken".
De kans op recidive is door de reclassering als hoog gemiddeld gekwalificeerd omdat er vooralsnog geen oplossing voor het conflict is en verdachte mensen blijft opzoeken en mensen hem blijven opzoeken. Hij handelt soms impulsief en kan zich dominant opstellen en daarbij ook vervallen in verbaal agressief gedrag. Zijn probleembesef en probleemoplossend vermogen is matig ontwikkeld.
Verdachte heeft in een relatief korte periode via Hyves en sms'jes stelselmatig contact gelegd met een aantal jeugdige meisjes, terwijl hij ook zich heeft schuldig gemaakt aan het hinderlijke volgen van een aantal van hen. Verdachte heeft dusdoende stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die meisjes.
Verdachte heeft ter terechtzitting de indruk bevestigd dat hij wat sociaal onhandig opereert en enkel oog heeft voor de onrechtvaardigheid die hem is aangedaan. Zoals ook al door de reclassering is verwoord, kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte vanuit zijn onhandig sociaal gedrag toch als enigszins een zonderling wordt ervaren en als "doelwit" wordt gezocht door een groep jeugdigen uit Aalten.
Dat laat onverlet dat verdachte verantwoordelijk blijft voor zijn handelen in deze.
Verdachte is bovendien eerder met justitie in contact13 gekomen terzake belaging. Op 19 maart 2009 is hij door de politierechter daarvoor veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Verdachte heeft de onderhavige feiten dus gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd liep.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank volgt daarbij de door de raadsman voorgestelde strafoplegging, aangezien zij dat in dit geval passend en geboden acht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer C]14 heeft zich met een vordering tot (immateriële) schadevergoeding ten bedrage van € 500,-- gevoegd in het strafproces, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit, in geval van een bewezenverklaring, de gevraagde vergoeding te matigen tot een bedrag van € 250,--.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering zich niet leent voor een eenvoudige afdoening binnen het strafgeding. Aannemelijk is dat hier sprake is van een zekere mate van medeschuld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als: belaging, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende honderdtwintig uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen
Bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot zestig uren subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, overeenkomstig het in dat kader opgestelde plan van aanpak;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
.
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres, plaats], niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Van Valderen en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 april 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2009039181-14 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Achterhoek, team Aalten, gedateerd 12 augustus 2009 (voor zover niet anders is vermeld)
2 Verklaring [slachtoffer A], aanvullend proces-verbaal 2009031565-16 d.d. 30 januari 2010
3 Aangifte [slachtoffer A] d.d. 29 juli 2009, dossierpag. 47
4 Klacht [slachtoffer A] d.d. 29 juli 2009, dossierpag. 49
5 Aangifte [slachtoffer C] d.d. 31 juli 2009, dossierpag. 94/95
6 Verklaring [getuige 1] d.d. 29 juli 2009, dossierpag. 104
7 Verklaring [getuige 3] d.d. 1 augustus 2009, dossierpag. 107 en 108
8 Verklaring [getuige 2], dossierpag. 118
9 Aangifte [slachtoffer B] d.d. 4 augustus 2009, dossierpag. 192/195
10 Verklaring verdachte, dossierpag. 82, 83 en 87
11 Monodisciplinair Pro Justitia rapport d.d. 27 november 2009, opgemaakt door de psycholoog drs. H. Scharft
12 Reclasseringsadvies d.d. 26 januari 2010, opgemaakt door de reclasseringswerker M. van den Bosch
13 Justitiële documentatie d.d. 7 augustus 2009
14 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer C] d.d. 24 november 2009