RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580561-09
Uitspraak d.d.: 27 april 2010
tegenspraak / dnip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1955],
wonende te [plaats, adres],
Raadsman: mr. R.D. Meerman, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 april 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] op of omstreeks 7 juni 2009 te Harderwijk,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of [medeverdachte B]
en/of [medeverdachte C] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 150.000 euro of
200.000 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C], immers heeft/hebben [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C]:
- zich begeven naar de woning van die [slachtoffer], en/of
- zich bij die [slachtoffer] aangediend als (aspirant-)lid van de
Hells Angels, althans de schijn gewekt (aspirant-)lid van de Hells Angels
te zijn, en/of
- zich (vervolgens) voorgesteld als [naam1], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij gestuurd was/waren door
[naam2], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat [naam2] de voorzitter
van de Hells Angels was zodat hij wist met wie hij te maken had, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze centjes kwamen halen, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij (ook) gestuurd was/waren
door [verdachte A], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij moest bellen naar het nummer
06-[nummer], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "ik geef je één week anders maken we
er een eind aan"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk door [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] begaan strafbaar feit verdachte
in de periode van 1 april 2009 tot en met 7 juni 2009 in Nederland opzettelijk
heeft uitgelokt door het verschaffen van giften en/of beloften en/of
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, door:
- tegen die [medeverdachte B] te zeggen dat [slachtoffer] bij zijn ex-baas
een schuld van twee ton had, en/of
- [medeverdachte B] te vragen die [slachtoffer] op te zoeken;
- [medeverdachte B] te vragen die [slachtoffer] te herinneren aan een
schuld bij zijn ex-baas, en/of
- (daartoe) het adres van [slachtoffer] aan [medeverdachte B] te
verstrekken;
artikel 317 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] op of omstreeks 7 juni 2009 te Harderwijk,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, [slachtoffer] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben
hij, [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C]:
- zich begeven naar de woning van die [slachtoffer], en/of
- zich bij die [slachtoffer] aangediend als (aspirant-)lid van de
Hells Angels, althans de schijn gewekt (aspirant-)lid van de Hells Angels
te zijn, en/of
- zich (vervolgens) voorgesteld als [naam1], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij gestuurd was/waren door
[naam2], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat [naam2] de voorzitter
van de Hells Angels was zodat hij wist met wie hij te maken had, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze centjes kwamen halen, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij (ook) gestuurd was/waren
door [verdachte A], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij moest bellen naar het nummer
06-[nummer], en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "ik geef je één week anders maken we
er een eind aan"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april
2009 tot en met 7 juni 2009 in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door:
- tegen die [medeverdachte B] te zeggen dat [slachtoffer] bij zijn ex-baas
een schuld van twee ton had, en/of
- [medeverdachte B] te vragen die [slachtoffer] op te zoeken;
- [medeverdachte B] te vragen die [slachtoffer] te herinneren aan een
schuld bij zijn ex-baas, en/of
- (daartoe) het adres van [slachtoffer] aan [medeverdachte B] te
verstrekken;
artikel 285 Wetboek van Strafrecht
artikel 48 ahf, sub 1 en 2, Wetboek van Strafrecht
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde geconcludeerd.
B. Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit, nu het (voorwaardelijk) opzet op de bedreiging ontbreekt. Evenmin is naar het oordeel van de verdediging sprake van opzet op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen. Voorts is aangevoerd dat de aangifte onbetrouwbaar is.
C. Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat op zondag 7 juni 2009 omstreeks 9.00-9.15 uur een grote groene Amerikaanse auto (met het kenteken [kenteken]) voor zijn huis aan [adres te plaats] stopte.1 [slachtoffer] lag nog in bed, maar zijn vrouw en zoontje waren al beneden. [slachtoffer] werd wakker omdat er hard gepraat werd. Zijn vrouw stond in de woonkamer, voor het geopende raam, te praten met twee mannen. Eén van die mannen noemde zich [naam1].2 Hij zei dat hij gestuurd was door [naam2] en dat ze centjes kwamen halen.3 [medeverdachte C] zei dat [naam2] de voorzitter was van de Hells Angels. Hierop vroeg aangever wat hij met de Hells Angels te maken had. [medeverdachte C] antwoordde dat ze gevraagd waren om bij [slachtoffer] langs te gaan door [verdachte A].4 [medeverdachte C] vertelde [slachtoffer] dat hij naar het telefoonnummer 06 - [nummer] moest bellen. Toen [slachtoffer] zei dat hij dat nummer niet ging bellen, zei [medeverdachte C]: "Ik geef je één week anders maken we er een eind aan."5
[slachtoffer] heeft verklaard begrepen te hebben dat ze hem dood zouden maken; dat het om hele zware jongens ging en volgens hen om veel geld . Deze mannen probeerden door middel van intimidatie en bedreigingen hem ertoe te zetten om 150.000 euro te betalen.6 Toen de naam [naam2] en Hells Angels werden genoemd, dacht aangever: "Oh mijn god, nu gaat het gebeuren". Hij dacht dat zij hem en zijn gezin iets zouden aandoen.7
Getuige [getuige A], de echtgenote van [slachtoffer], heeft verklaard dat op zondagochtend 7 juni 2009 twee ongure types voor de deur stonden en dat ze de deur niet open durfde te doen.8 Ze liep naar het raam. Eén man zei dat hij [naam1] was en dat ze voor [slachtoffer] kwamen en dat ze zaakjes moesten oplossen. Ze zeiden dat ze namens [naam2] kwamen en later hoorde zij de naam '[verdachte A]'. De man zei dat ze centjes kwamen halen en één van de mannen zei dat [slachtoffer] zo spoedig mogelijk contact op moest nemen met [verdachte A]. Het geld moest zo snel mogelijk geregeld worden, anders werd het anders opgelost.9 Later hoorde zij van haar man dat de mannen over een week terug zouden komen en hem wat zouden aandoen.10 [getuige A] is bang dat de mannen over een week terugkomen om haar man te vermoorden.11 [getuige A] voelde zich onveilig en machteloos.12
Getuige [getuige B], de buurman van de familie [slachtoffer], heeft verklaard dat hij op 7 juni 2009 omstreeks 8.15-8.30 uur zat te ontbijten. Op een gegeven moment zag hij een groene auto langs rijden met daarin twee mannen. Hij vond de mannen er nogal onguur uitzien. De bestuurder stapte uit en liep direct in de richting van de voordeur van de woning van [slachtoffer]. De bijrijder stapte uit en bleef op de oprit staan. [getuige B] had het gevoel dat de bijrijder op de uitkijk stond.13 Aan het eind van de ochtend kwam [slachtoffer] bij [getuige B] thuis. Hij vertelde dat hij van de man een week later een half miljoen moest betalen en dat hij een 06-nummer moest bellen. Het kwam er op neer dat als [slachtoffer] het geld niet zou betalen, hij afgemaakt zou worden.14 [getuige B] zag dat [slachtoffer] en [getuige B] erg geschrokken waren. [slachtoffer] zat met zijn hele lichaam te beven; hij kon zijn koffiekopje nog niet vasthouden.15
Getuige [getuige C] heeft verklaard dat zij op 7 juni 2009 omstreeks 09.30 uur haar hond uitliet en op de oprit van de familie [slachtoffer] een man zag staan. De man sprak met de vrouw des huizes door een geopend raam. Toen [getuige C] opnieuw het huis passeerde, had zij door de lichaamstaal die de man en [slachtoffer] uitstraalden het idee dat het gesprek meer 'verhit' was dan de eerste keer toen zij langs de woning liep.16
Getuige [getuige D], de broer van aangever, heeft op 31 juli 2009 verklaard dat [slachtoffer] hem een paar weken geleden op een zondag belde en zei dat er een paar gasten bij hem aan de deur waren geweest. Hij vertelde dat het Hells Angels waren.17 Ze waren met z'n tweeën en ze hadden gezegd dat [slachtoffer] nog een week had om te betalen en [naam2] moest bellen. Die gasten zeiden dat ze zich nu nog rustig hielden omdat de zoon van [slachtoffer] erbij stond.18
De tenaamgestelde van de auto voorzien van het kenteken [kenteken] stond ingeschreven op [adres te plaats].19 Op 7 juni 2009 omstreeks 10.30 uur gingen verbalisanten ter plaatse. Zij zagen daar een man die zei op voornoemd adres te wonen en zojuist met zijn auto in Harderwijk te zijn geweest. De man gaf op te zijn: [medeverdachte B], geboren op
[1962 te plaats].20 Verbalisanten vroegen [medeverdachte B] wat er eerder die ochtend in Harderwijk was gebeurd. Hierop verklaarde [medeverdachte B] dat hij in opdracht van [naam2] en [verdachte A] naar Harderwijk was gegaan om daar een manspersoon te helpen herinneren dat hij nog 200.000 euro verschuldigd was aan de motorclub Hells Angels.21 [medeverdachte B] heeft voorts verklaard dat er een tweede man met hem mee was gegaan. [medeverdachte B] heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat hij een probleem zou krijgen als hij het verschuldigde geldbedrag niet zou betalen.22
[medeverdachte B] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte A] hem heeft gevraagd in Harderwijk bij [slachtoffer] langs te gaan.23 Hij had een schuld van 200.000 euro en [medeverdachte B] moest vragen wanneer [slachtoffer] een betalingsregeling voor die schuld ging treffen en dat [slachtoffer] contact moest opnemen. Volgens [verdachte A] wist [slachtoffer] dan wel met wie hij contact moest opnemen; zijn ex-werkgever.24 [medeverdachte B] had een papiertje van [verdachte A] gekregen met daarop de naam, het adres en het telefoonnummer van [slachtoffer].25 Dat papiertje had hij gekregen weken nadat [verdachte A] hem had gevraagd langs te gaan. Hij heeft tegen [medeverdachte B] gezegd dat hij absoluut niet moest bedreigen of iets dergelijks.
Op 7 juni 2009 is [medeverdachte B] samen met [medeverdachte C] in de groene Pontiac van zijn vrouw naar de woning van [slachtoffer] gereden.26 [medeverdachte B] stelde zich aldaar voor als [naam1] . Hij zei een paar keer tegen de vrouw dat zij [slachtoffer] moest roepen, maar dat wilde zij niet doen. [medeverdachte B] zei dat hij was gestuurd en dat [slachtoffer] contact moest opnemen met de mensen aan wie hij nog geld verschuldigd is. Voorts heeft [medeverdachte B] zijn telefoonnummer 06 - [nummer] aan [slachtoffer] gegeven.27 [medeverdachte B] vond dat [slachtoffer] angstig was.28 [medeverdachte B] heeft voorts verklaard dat hij één, twee of drie weken nadien tegen [verdachte A] heeft gezegd dat hij bij [slachtoffer] was langs geweest.29
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard dat hij op een zondagochtend met een vriend, te weten [medeverdachte B], naar Harderwijk is gereden in een groene Pontiac.30 [medeverdachte B] vertelde hem de dag daarvoor dat hij geld moest ophalen bij iemand in Harderwijk en hij vroeg of [medeverdachte C] mee wilde gaan.31 Hij wist dat die man een schuld had. [medeverdachte C] stond halverwege het einde van de tuin; ongeveer vier-vijf meter van de personen af. Toen [medeverdachte B] en [medeverdachte C] in de auto stapten, zei [medeverdachte B]: "Ik denk dat die man wel binnen veertien dagen zal betalen".32
Verdachte heeft verklaard dat hij aan [naam3] heeft gevraagd om bij [slachtoffer] in Harderwijk langs te gaan. De reden dat hij [naam3] vroeg langs te gaan, was dat die vrouw met die kinderen niet overstuur zouden raken als ze [verdachte A] weer zouden zien.33 [verdachte A] had daarvoor meermalen telefonisch contact gehad met [slachtoffer] en had zijn woning meermalen bezocht.34 [naam3] gaf geen gevolg aan het verzoek van [verdachte A].
Daarna heeft hij [medeverdachte B] gevraagd de dag erna langs te gaan bij [slachtoffer] omdat [naam3] niet ging.35 [medeverdachte B] moest aan [slachtoffer] vragen wanneer hij zich zou gaan melden bij zijn ex-baas.36 Hij had een schuld van 200.000 euro bij [naam4], zijn ex-baas.37 Diezelfde zaterdag gaf [verdachte A] [medeverdachte B] een briefje met daarop het adres van [slachtoffer].38 [verdachte A] heeft tegen [medeverdachte B] gezegd dat hij geen geweld moest gebruiken en geen stennis moest schoppen.39 [verdachte A] wilde bereiken dat [slachtoffer] contact zou opnemen met [naam4].40
Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij de naam en het adres van [slachtoffer] aan [medeverdachte B] heeft gegeven en op een zaterdag daarvoor gevraagd heeft langs te gaan bij [slachtoffer]. Verdachte had [medeverdachte B] gevraagd om langs te gaan, omdat verdachte daarvóór meermalen bij [slachtoffer] was geweest die toen een angstige/schichtige indruk maakte op verdachte. Verdachte dacht dat als [medeverdachte B] zou gaan, [slachtoffer] niet zou schrikken.41
Getuige [naam3] heeft verklaard dat [verdachte A] aan hem heeft gevraagd bij [slachtoffer] langs te gaan, hetgeen hij niet heeft gedaan.42 Later heeft [verdachte A] [medeverdachte B] gevraagd om langs te gaan. [medeverdachte B] moest van [verdachte A] aan [slachtoffer] vragen of hij zijn baas wilde bellen. [medeverdachte B] zei dat hij langs zou gaan, maar niet wanneer.43
Overwegingen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat de aangifte onbetrouwbaar is, overweegt de rechtbank dat de aangifte en volgende verklaringen van [slachtoffer] consistent en gedetailleerd zijn. Daarnaast worden zijn verklaringen ondersteund door de verklaringen van zijn vrouw, [getuige A], de verklaring van de getuige [getuige B] maar ook op onderdelen door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte C] en de verklaringen van verdachte zelf.. De rechtbank acht de aangifte en verklaringen van aangever voldoende betrouwbaar en overtuigend en verwerpt dan ook het daaromtrent gevoerde verweer.
Overwegingen ten aanzien van het opzet
De raadsman heeft aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. De rechtbank overweegt dat verdachte bij eerdere bezoeken aan [slachtoffer] heeft gemerkt dat deze schrikkerig/angstig was. Voorts heeft hij tegen [medeverdachte B] gezegd dat [slachtoffer] een schuld bij zijn ex-baas had en heeft hij gevraagd daar langs te gaan. Daartoe heeft hij de adresgegevens van [slachtoffer] aan [medeverdachte B] gegeven. [medeverdachte B] wist ook dat het een schuld van 200.000 euro betrof en is speciaal in opdracht van verdachte naar Harderwijk gereden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van opzet. De omstandigheid dat verdachte gezegd heeft dat er geen geweld gebruikt mocht worden, doet daar niet aan af.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet het opzet heeft gehad om gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf te verschaffen. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, behoeft dit standpunt geen nadere bespreking, nu uit het handelen van verdachte genoegzaam van dat opzet blijkt. Ook dat verweer wordt derhalve verworpen.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
[medeverdachte B] op 7 juni 2009 te Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte en/of [medeverdachte B] voorgenomen misdrijf met het oogmerk om (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 150.000 euro of 200.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer], immers heeft [medeverdachte B]:
- zich begeven naar de woning van die [slachtoffer] en
- zich vervolgens voorgesteld als [naam1] en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij gestuurd was/waren door [naam2], en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat [naam2] de voorzitter van de Hells Angels was zodat hij wist met wie hij te maken had en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze centjes kwamen halen en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij ook gestuurd waren door [verdachte A] en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij moest bellen naar het nummer 06-[nummer], en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "ik geef je één week anders maken we er een eind aan" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk door [medeverdachte B] begaan strafbaar feit verdachte in de periode van 1 april 2009 tot en met 7 juni 2009 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en middelen en inlichtingen, door:
- tegen die [medeverdachte B] te zeggen dat [slachtoffer] bij zijn ex-baas een schuld van twee ton had en
- [medeverdachte B] te vragen die [slachtoffer] op te zoeken en
- [medeverdachte B] te vragen die [slachtoffer] te herinneren aan een schuld bij zijn ex-baas en
- daartoe het adres van [slachtoffer] aan [medeverdachte B] te verstrekken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: uitlokking van poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 113 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft hij een werkstraf gevorderd voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis.
2. Door en namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is geen strafmaatverweer gevoerd.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen
-en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte de persoon is geweest die, terwijl hij wist dat [slachtoffer] al angstig was als gevolg van zijn eigen bezoeken, [medeverdachte B] heeft gevraagd bij [slachtoffer] langs te gaan. Daarnaast heeft verdachte [medeverdachte B] een papiertje met de naam en het adres van [slachtoffer] gegeven. Voorts heeft hij hem te kennen gegeven dat [slachtoffer] een schuld zou hebben.
5. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder, maar niet recent, is veroordeeld voor geweldsdelicten.
6. De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 20 november 2009, waaruit blijkt dat verdachte zijn zelfbeheersing kan verliezen als hij uit de tent wordt gelokt, maar dat hij normaliter niet agressief is. Het recidiverisico wordt ingeschat als laaggemiddeld. Gelet op de ontkenning van het ten laste gelegde heeft de reclassering zich onthouden van een strafadvies. Verplicht reclasseringscontact is niet geïndiceerd.
7. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank het niet wenselijk een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Om die reden zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie. Echter zal de rechtbank naast de (on)voorwaardelijke gevangenisstraf ook een werkstraf opleggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.000,-- wegens immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tot hoofdelijke toewijzing van de vordering geconcludeerd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de raadsman vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit, heeft hij eveneens afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair is aangevoerd dat ook vergoeding van immateriële schade van [getuige A] wordt gevorderd, terwijl de vordering alleen kan zien op schade van [slachtoffer]. In dat onderdeel van de vordering kan [slachtoffer] niet worden ontvangen, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is enkel ingesteld door [slachtoffer], zodat het verweer dat ook vergoeding van immateriële schade van [getuige A] is gevorderd niet opgaat. De vordering is voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1.500,--. Daarbij heeft de rechtbank de rol van verdachte meegenomen, in die zin dat het verdachte is geweest die [medeverdachte B] er toe heeft aangezet bij [slachtoffer] langs te gaan en daartoe onder gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft. Deze door de verdachte gepleegde onrechtmatige daad moet in de gegeven omstandigheden als op zichzelf staand worden beschouwd, reden waarom van een hoofdelijke veroordeling geen sprake kan zijn. Voor het overige zal de rechtbank [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren nu deze van niet zo eenvoudige aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
* een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres, plaats] (rekeningnummer onbekend), van een bedrag van € 1.500,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.500,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Van Valderen en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van 27 april 2010, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van mr. Van Soest.
Voetnoten:
1 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 83 en 84).
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 84).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 84).
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 84).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 84).
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 84).
7 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (pagina 97 en 98).
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 521).
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 521).
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 521).
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 522).
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 526).
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 533).
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 534).
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 534).
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 543).
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] (pagina 538).
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] (pagina 538).
19 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 86).
20 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 87).
21 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 87).
22 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 87).
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 612).
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 612).
25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 613).
26 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 613 en 628).
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 614).
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 614).
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 640).
30 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 572 en 575).
31 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 572 en 575).
32 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 583).
33 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 665-666).
34 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 665).
35 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 666).
36 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 666).
37 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 677).
38 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 666).
39 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 672 en 680).
40 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (pagina 681).
41 Verklaring verdachte ter terechtzitting.
42 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 557).
43 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam3] (pagina 555).