ECLI:NL:RBZUT:2010:BM2717

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580620-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Kleinrensink
  • Van der Hooft
  • Boerwinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake opname verdachte in Pieter Baan Centrum en verzoeken tot opheffing van voorlopige hechtenis

Op 28 april 2010 heeft de Rechtbank Zutphen een tussenbeslissing genomen in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die momenteel verblijft in het huis van bewaring te Doetinchem. De rechtbank heeft besloten om de verdachte op te nemen in het Pieter Baan Centrum (PBC) voor observatie, na een vordering van de officier van justitie. Dit besluit is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 21 april 2010, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte mogelijk lijdt aan een geestelijke stoornis, wat een nader onderzoek rechtvaardigt. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de raadsman om opheffing of schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen, omdat de ernstige bezwaren en gronden voor voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn.

De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om de beeldopnamen van de verhoren van de verdachte aan de raadsman ter beschikking te stellen, onder strikte voorwaarden. De raadsman mag de opnamen niet vermenigvuldigen of aan anderen dan de verdachte tonen, en moet de opnamen retourneren aan het openbaar ministerie na afloop van de zaak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting geschorst tot 13 juli 2010, om de tijd te geven voor het vervaardigen van het rapport van het PBC en het horen van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte en zijn raadsman aangesproken om op de volgende zitting aanwezig te zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580620-09
Uitspraak d.d.: 28 april 2010
tegenspraak / dagvaarding en oproepingen in persoon
TUSSENBESLISSING
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1981],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. R.B. Smidt, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
21 april 2010.
Procesverloop
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 april 2010 heeft de rechtbank te beslissen op:
- de vordering van de officier van justitie tot opname van verdachte in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC);
- het verzoek van de raadsman om hem de opnamen te verstrekken van de verhoren van verdachte door de politie op DVD;
- het primair gedane verzoek van de raadsman tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en/of het subsidiair gedane verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Ter terechtzitting is door en namens verdachte voorts het verzoek gedaan tot schorsing van het bevel voorlopige hechtenis teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen op 22 april 2010 aanwezig te zijn op de begrafenis van zijn oma. De rechtbank heeft daarop reeds ter terechtzitting beslist, zodat dit verzoek hier geen verdere bespreking behoeft.
Vordering opname PBC
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt opgenomen in het PBC, ook al heeft verdachte verklaard niet mee te willen werken. Doordat verdachte weigert mee te werken aan het door de officier van justitie gelaste multidisciplinaire onderzoek, ziet het openbaar ministerie geen andere mogelijkheid om vast te laten stellen of verdachte lijdt aan een relevante geestelijke stoornis dan observatie in het PBC. Niet op voorhand kan worden gesteld dat een opname/observatie in het PBC niet zinvol is wanneer verdachte zijn medewerking weigert.
De raadsman heeft gesteld dat een opname in het PBC niet opportuun en niet noodzakelijk is, nu verdachte het ten laste gelegde ontkent en verdachte niet lijdende is aan een stoornis.
De psycholoog prof.dr. J.J. Baneke heeft in zijn rapport van 24 januari 2010 gesteld dat de diagnose perversie/parafilie waarschijnlijk te achten is. Baneke heeft gesteld dat er nog zoveel onduidelijk is over het eerste ten laste gelegde feit en een eventuele pedoseksuele stoornis (met alle risico’s van dien), dat nader onderzoek nodig is. Daartoe is geadviseerd verdachte te laten onderzoeken in het PBC.
De rechtbank stelt vast dat verdachte feiten worden ten laste wordt gelegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De rechtbank is, mede gelet op het advies van Baneke voornoemd, van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat verdachte mogelijk lijdende is aan een stoornis, en dat een (nader) onderzoek naar de geestvermogens van verdachte daarom aangewezen is. Nu verdachte (grotendeels) heeft geweigerd mee te werken aan het eerder door het openbaar ministerie gelaste multidisciplinaire onderzoek kan dit onderzoek niet (voldoende) plaatsvinden op een andere wijze dan door observatie van verdachte in een inrichting tot klinische observatie zoals door de officier van justitie gevorderd. Zelfs als verdachte zou weigeren mee te werken aan verder psychologisch en psychiatrisch onderzoek aldaar, geeft een opname de mogelijkheid verdachte langdurig te observeren. Het verweer van de raadsman dat een opname niet opportuun en noodzakelijk is, wordt op grond van het hiervoor overwogene verworpen. De vordering tot opname in het PBC zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris teneinde verdachte aan te melden voor observatie door het Pieter Baan Centrum te Utrecht en om aldaar een multidisciplinair onderzoek te doen verrichten, waarbij de rechtbank verzoekt de volgende vragen te beantwoorden:
1. Is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
2. Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?
3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/ of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)?
4. Zo ja, kan dan gemotiveerd worden aangegeven:
a. op welke manier dat geschiedde;
b. in welke mate het geschiedde;
c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan is te adviseren?
5. Kan gemotiveerd worden aangeven in welke mate en op welke wijze de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling bij voortbestaan ervan opnieuw aanleiding kan geven tot soortgelijke of andere strafbare feiten als waarvan verdachte nu wordt verdacht?
6. Kan zo concreet mogelijk worden aangegeven welke maatregelen te adviseren zijn om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen of te beperken en binnen welk juridisch kader dat gerealiseerd zou kunnen worden?
7. Indien verdachte weigert onderzocht te worden, tot welke overwegingen van de rapporteurs geeft die weigering aanleiding?
8. Zijn er naar aanleiding van het onderzoek bevindingen die naar het oordeel van de rapporteurs van zodanig belang zijn dat de rechtbank daarvan kennis dient te nemen? Zo ja, welke zijn deze bevindingen?
Verstrekken bandopnamen
De officier van justitie heeft gesteld dat zij enkele passages van de verhoren van verdachte bij de politie heeft bekeken, en heeft aangekondigd dat zij enkele van die passages bij de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting wenst te laten vertonen. De raadsman heeft de opnamen nog niet bekeken, maar de officier van justitie verzet zich in beginsel tegen verstrekking van de opnamen aan de raadsman. Zij zou dan de regie over deze opnamen verliezen. Voorts komt de privacy van de verhorende verbalisanten in het geding en gaan de verhoren ook over twee kinderen. Wanneer de rechtbank het verzoek van de raadsman al zou honoreren dan zou tevens moeten worden bepaald dat na afloop van het strafproces de banden door de raadsman dienen te worden vernietigd dan wel te worden teruggegeven.
De raadsman heeft integrale verstrekking van de opnamen op DVD bepleit, nu hij het wenselijk acht de opnamen met zijn cliënt in het huis van bewaring te kunnen bespreken.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie en raadsman beiden dienen te beschikken over dezelfde opnamen. Derhalve zal de rechtbank bepalen dat de officier van justitie de beeldopnamen integraal op DVD aan de raadsman dient te verstrekken. Daarbij stelt de rechtbank de volgende voorwaarden:
- de raadsman dient de opnamen niet te vermenigvuldigen;
- de raadsman mag de beelden niet aan anderen dan verdachte laten zien;
- de raadsman dient na het onherroepelijk worden van een eindbeslissing in deze zaak, de beeldopnamen te retourneren aan het openbaar ministerie.
Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De raadsman heeft op grond van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Subsidiair heeft hij schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. Ter onderbouwing van het schorsingsverzoek stelt de raadsman dat de persoonlijke belangen van verdachte dienen te prevaleren boven het maatschappelijk belang. In dat verband heeft hij aangevoerd dat de vrouw van verdachte diens steun nodig heeft, mede vanwege de financiële problemen waarin zijn gezin verkeert, en dat verdachte behoefte heeft aan orthopedische hulp aan zijn knie. In verband met dit laatste heeft verdachte een briefje van de inrichtingsarts overgelegd. Van recidivegevaar is volgens de raadsman geen sprake nu de kinderen van verdachte uit huis zijn geplaatst en er voorwaarden kunnen worden gesteld bij de schorsing, zoals een verplichting zich dagelijks te melden bij de politie en reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft zich -gelet op de ernst van de feiten, de houding van verdachte en de onduidelijkheid omtrent de kans op recidive- verzet tegen opheffing c.q. schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Zij heeft gezegd dat wat haar betreft de grenzen van artikel 67a lid 3 Sv. nog lang niet aan de orde zijn. Dat de kinderen uit huis zijn geplaatst vormt volgens de officier van justitie geen garantie dat verdachte geen recidive zal plegen, te meer nu hij ook wordt verdacht van het bezit van kinderporno.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen, nu de ernstige bezwaren en de gronden voor voorlopige hechtenis, zoals die hebben geleid tot het bevel gevangenhouding van 15 oktober 2009, nog onverkort aanwezig zijn. De situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering doet zich naar het oordeel van de rechtbank thans niet voor.
Ook het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden afgewezen, nu een schorsing zich niet verdraagt met de herhalingsgronden en de 12-jaarsgrond. De rechtbank is van oordeel dat, ook rekening houdende met hetgeen de raadsman verder nog ter onderbouwing van het schorsingsverzoek heeft aangevoerd, het belang van verdachte bij invrijheidstelling niet zwaarder moet wegen dan het belang van de samenleving bij voortzetting van de detentie.
Zoals reeds ter terechtzitting van 21 april 2010 is beslist, schorst de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting tot dinsdag 13 juli 2010 te 10.15 uur. Op die terechtzitting is tevens meegedeeld dat de klemmende reden om de zaak langer aan te houden dan één maand is gelegen in de tijd die gemoeid zal zijn voor het vervaardigen van het rapport van het PBC en het horen van verdachte. De rechtbank heeft verdachte en zijn raadsman aangezegd op voormelde terechtzitting aanwezig te zijn.
Beslissing
De rechtbank:
• schorst het onderzoek tot dinsdag 13 juli 2010 te 10.15 uur;
• stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris teneinde verdachte aan te melden voor observatie door het Pieter Baan Centrum te Utrecht en al het noodzakelijke te doen ter bevordering van een spoedige opname aldaar;
• bepaalt dat de officier van justitie de opnamen van de verhoren van verdachte bij de politie integraal op DVD aan de raadsman beschikbaar dient te stellen;
• bepaalt dat de raadsman de beeldopnamen:
- niet mag vermenigvuldigen;
- niet aan anderen dan verdachte mag laten zien;
- na het onherroepelijk worden van het vonnis dient te retourneren aan het openbaar ministerie;
• wijst het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis af;
• wijst het verzoek tot schorsing van het bevel voorlopige hechtenis af;
Deze beslissing is gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2010.