ECLI:NL:RBZUT:2010:BM3174

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460339-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende verkrachting en ontucht met minderjarige

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht, heeft de Rechtbank Zutphen op 4 mei 2010 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide aanklachten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer hebben plaatsgevonden. De zaak was gebaseerd op een incident dat plaatsvond op 28 juni 2009 in Doetinchem, waarbij de verdachte, een jongen van achttien jaar, en het slachtoffer, een vijftienjarig meisje, betrokken waren. Het slachtoffer had aangifte gedaan van verkrachting, waarbij zij stelde dat zij tegen haar wil seks had gehad met de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte zorgvuldig gewogen. De verdachte stelde dat het slachtoffer zich had voorgedaan als zeventienjarige en dat er geen sprake was van onvrijwilligheid. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen, vooral gezien het geringe leeftijdsverschil tussen de betrokkenen. De rechtbank oordeelde dat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak, omdat de handelingen onder omstandigheden plaatsvonden die niet als strafbaar konden worden gekwalificeerd. De officier van justitie had vrijspraak van de verkrachting en bewezenverklaring van de ontucht geëist, maar de rechtbank volgde dit niet. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten, en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460339-09
Uitspraak d.d.: 4 mei 2010
Tegenspraak / nip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats in 1990],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. P.H. Vestiens advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 april 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2009 te Doetinchem door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in
de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte misbruik heeft gemaakt van
het psychische en/of fysieke overwicht van verdachte op die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 juni 2009 te Doetinchem, met [slachtoffer] (geboren [1993]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in
de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 3 juli 2009 hebben verbalisanten een intakegesprek gehouden met [slachtoffer]. In dat gesprek gaf [slachtoffer] aan dat zij begin juni 2009 via Hyves in contact was gekomen met een jongen, genaamd [voornaam verdachte]. Ze had met [voornaam verdachte] afgesproken een wandeling te maken. Tijdens deze wandeling in een bos in Doetinchem heeft hij haar overgehaald haar kleren uit te doen. Vervolgens hebben ze tegen haar wil seks gehad, aldus [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft hiervan op
11 augustus 2009 aangifte gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde verkrachting en tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde ontucht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hij heeft hiertoe betoogd dat aangeefster zich volgens verdachte heeft voorgedaan als een meisje van zeventien jaar. Volgens verdachte heeft zij niet gezegd dat ze geen seks wilde. Hij heeft ook niet gemerkt dat zij geen seks wilde. Verdachte en aangeefster moeten worden gezien als twee pubers die seks wilden uitproberen. Hun leeftijdsverschil is miniem, mede gelet op de persoon van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het primair ten laste gelegde. Tegen over aangeefsters verklaring dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte staat de verklaring van verdachte dat hij niets tegen aangeefsters zin heeft gedaan. De aangifte wordt op dat punt niet althans niet voldoende door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar het ontuchtige karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen.
In de onderhavige zaak dient naar het oordeel van de rechtbank de vraag te worden beantwoord of er omstandigheden waren, waardoor het ontuchtige karakter aan de door verdachte gepleegde handelingen is komen te vervallen. De rechtbank constateert in dit verband dat op grond van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder de op dit punt recht tegenover elkaar staande verklaringen van aangeefster en verdachte, niet (voldoende) duidelijk wordt of er sprake was van onvrijwilligheid van de zijde van aangeefster.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de handelingen achttien, bijna negentien jaar oud, terwijl aangeefster vijftien, bijna zestien jaar oud was. Hoewel het leeftijdscriterium geobjectiveerd is, stelt de rechtbank vast dat het proces-verbaal geen (onderzoeks)informatie bevat betreffende de juistheid van het betoog van verdachte, dat aangeefster hem gezegd zou hebben dat zij 17 jaar was. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een rechtens relevant gering leeftijdsverschil, waardoor het ontuchtig karakter aan de tussen verdachte en aangeefster gepleegde seksuele handeling ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het vorenoverwogene, geen sprake is van ontuchtige handelingen zoals de wetgever met de strafbaarstelling van de gedragingen in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht voor ogen heeft gestaan.
Het voorgaande leidt er toe dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van der Mei en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009063167-18, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Recherche IJsselstreek, afdeling Zeden, gesloten en ondertekend op 24 september 2009.