RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580430-08
Uitspraak d.d.: 12 mei 2010
Tegenspraak / dnip / onip
[verdachteA],
geboren te [plaats] (Afghanistan) op [1981],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. E.J. Moll, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 januari 2009, 16 april 2010 en 28 april 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de nacht van 22 juli 2008 op 23 juli 2008 te Wezep, gemeente Oldebroek en/of Raalte, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtofferB], van wie hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtofferB] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [slachtofferB] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) één of meer handeling(en) heeft/hebben gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtofferB], hebbende verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s):
- de borsten van die [slachtofferB] betast en/of gelikt en/of aan de borsten van die [slachtofferB] gezogen en/of
- die [slachtofferB] gevingerd en/of
- (telkens) zijn/hun penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtofferB] geduwd/gebracht en/of heen en weer bewogen;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
1. Verdachte is in beeld van de politie gekomen door een ander onderzoek. Een meisje uit Steenwijk [slachtofferA] zou op 4 juni 2008 door een aantal jongens seksueel zijn misbruikt en verkracht in een woning in Hattem. In dat onderzoek werd met toestemming van de onderzoeksrechter de telefoon van een aantal jongens afgeluisterd. Onder andere werd de telefoon van [naam] afgeluisterd. Op 22 juli 2008 kwamen op die lijn gesprekken binnen waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat er een meisje dronken was gevoerd, waarna er seks met haar had plaatsgevonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
2. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu er geen wettig en overtuigend bewijs daarvoor is. Zij heeft aangegeven, dat uit het dossier blijkt, dat er een groep jongens is die de intentie heeft meisjes te veel alcohol aan te bieden om daarna seks met ze te hebben. Dit is laakbaar gedrag. In de onderhavige zaak dient echter bewezen te worden dat er strafbare handelingen zijn gepleegd. De vraag daarbij is of aangeefster in een zodanige toestand verkeerde dat zij met betrekking tot het seksuele contact niet in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Deze vraag is niet met een "ja" te beantwoorden. Aangeefster weet niet meer wat er is gebeurd. Verdachte heeft gezegd dat er sprake was van vrijwillig seksueel contact. Verder bewijs is er niet. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat aangeefster "stomdronken" was. De raadsman acht de verklaringen van aangeefster tegenstrijdig, onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet is voldaan aan het wettelijke vereiste dat getuige/aangever uit eigen wetenschap moet verklaren. Immers, aangeefster zegt niet dat zij weet dat zij erg dronken was. Zij zegt niet dat zij zich kan herinneren dat zij erg dronken was, aldus de raadsman. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is dat zijn cliënt wetenschap van het verminderde bewustzijn bij aangeefster had.
4. Ten aanzien van de tapgesprekken heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Hij verzoekt primair de telefoongesprekken die zich in het dossier bevinden uit te sluiten van de bewijsmiddelen, omdat er twijfel bestaat over de juiste vertaling van deze gesprekken. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek moet worden heropend om alle telefoongesprekken van 22 juli 2008 en 23 juli 2008 alsnog correct uit te werken, met een schriftelijke weergave van de originele taal en met een goede Nederlandse vertaling.
Beoordeling door de rechtbank1
5. De rechtbank is van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte seks met aangeefster had, terwijl hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, en niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
6. Aangeefster [slachtofferB] heeft verklaard dat zij op dinsdagavond 22 juli 2008 met verdachte en medeverdachte [medeverdachteB] in het ouderlijke huis van [medeverdachteB] in Raalte is geweest en dat zij whisky met cola hebben gedronken. [slachtofferB] denkt dat zij twee glazen heeft gedronken. De volgende ochtend werd zij wakker met [naam] in diens kamer. Van de vorige avond en nacht kan zij zich niets meer herinneren.2 Bij de
rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij veel meer drank gewend is dan zij die avond op had en zij er van overtuigd is dat er iets in haar drankje is gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 juli 2008 met [slachtofferB] en medeverdachte [medeverdachteB] in Raalte is geweest. Zij dronken whisky met cola. Met z'n drieën hebben zij een halve fles whisky gedronken in drie uur tijd. Iedereen heeft evenveel gedronken. Na drie uur heeft hij seks gehad met [slachtofferB].3 Bij de politie heeft verdachte verklaard dat niemand [slachtofferB] dronken heeft gevoerd.4 Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij haar niet dronken heeft gevoerd. Zij was die avond niet dronken en zij reageerde normaal. Volgens verdachte viel uit niets op te maken dat zij dronken was en geen seks wilde. Uit een forensisch medisch onderzoek van 5 september 2008 van mw. M.A.J. van Keulen, forensisch geneeskundige, komt naar voren dat de door aangeefster beschreven verschijnselen kunnen passen bij een verdoving/ intoxicatie met een verdovende stof zoals GHB gecombineerd met een rustgevend middel.5
7. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Vast staat dat verdachte seks heeft gehad met aangeefster. Verdachte stelt dat dit op vrijwillige basis was. Aangeefster zegt zich van alles niets meer te herinneren. Niet duidelijk is geworden wat de oorzaak van dit laatste is. Volgens de verklaring van aangeefster bij rechter-commissaris is zij veel meer drank gewend dan de hoeveelheid die zij de avond van 22 juli 2008 in de woning in Raalte had genuttigd. Dat drank heeft geleid tot een mogelijk geheugenverlies komt de rechtbank dan ook niet aannemelijk voor. Of er "iets" in een drankje van aangeefster is gedaan is thans niet meer na te gaan. Overigens komt uit het dossier niet naar voren dat de groep jongens waar het hier om gaat gebruik maakt van GHB of soortgelijk middelen om weerstand van meisjes te breken. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het bovenstaande niet, althans onvoldoende, vast komen te staan dat aangeefster in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde ten tijde van de seksuele handelingen.
8. Bij deze stand van zaken moet vrijspraak volgen.
Vordering tot schadevergoeding
9. De benadeelde partij [slachtofferB], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.550,- gevoegd in het strafproces.
10. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [slachtofferB] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Gilhuis en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL 0610/08-207189, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, Harderwijk, gesloten en ondertekend op 14 oktober 2008 door [verbalisant1 en 2], beiden brigadier van politie, Team Recherche Noordwest Veluwe, Unit Harderwijk.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtofferB], p. 895 en 896.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 872, 879 en 880 en 891.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 871.
5 Letselbeschrijving GGD, regio IJssel Vecht, p. 1668.