ECLI:NL:RBZUT:2010:BM4271

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580359-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • A. Krijger
  • F. Feraaune
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van groepsverkrachting tijdens feest in Hattem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten die beschuldigd werden van groepsverkrachting van een 18-jarige vrouw tijdens een feest in Hattem op 4 juni 2008. De rechtbank sprak de verdachten vrij, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De aangeefster, [slachtofferA], verklaarde dat zij door de verdachten was gedwongen tot seksuele handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de verdachten tegenstrijdig waren en dat er geen overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachten van de groepsverkrachting zouden worden vrijgesproken, maar had wel bewijs gepresenteerd dat de aangeefster in een emotionele toestand was aangetroffen. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was dat de verdachten betrokken waren bij de verkrachting en dat de verklaringen van de getuigen niet consistent waren. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster en de getuigen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank heeft ook de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtofferA], afgewezen, omdat deze vordering niet betrekking had op een bewezen feit. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachten opgeheven en hen vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken van seksuele misdrijven, waar de gevolgen voor de betrokkenen aanzienlijk kunnen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580359-08
Uitspraak d.d.: 12 mei 2010
tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte3],
geboren te [plaats] (Afghanistan) op [1984],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 januari 2009, 15 april 2010 en 28 april 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 04 juni 2008 te Hattem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtofferA] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtofferA], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtofferA] gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina en/of één of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtofferA] geduwd/gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s):
- die [slachtofferA] heeft/hebben meegenomen/gebracht naar een woning (adres: [adres]) en/of
- die [slachtofferA] heeft/hebben tegengehouden toen zij uit die woning wilde vertrekken en/of
- die [slachtofferA] heeft/hebben gesleurd/gesleept/geduwd, althans meegenomen naar
zolder, althans naar boven en/of
- tegen die [slachtofferA] heeft/hebben gezegd: "je gaat helemaal niet weg, je gaat gewoon met ons mee naar boven/zolder" en/of
- die [slachtofferA] bij/aan haar arm(en) heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtofferA] niet heeft/hebben laten gaan toen zij zei dat zij weg wilde en/of
- die [slachtofferA] op bed heeft/hebben gedrukt en/of
- (op dwingende toon) heeft/hebben gezegd dat die [slachtofferA] hem/hen moest pijpen en/of (vervolgens)
- is/zijn doorgegaan met dwingen van die [slachtofferA] om hem/hen te pijpen, toen die [slachtofferA] zei: "ik doe dit niet, ik ga naar beneden" en/of
- (op kwade toon) tegen die [slachtofferA] heeft/hebben gezegd dat hij/zij, verdachte(n), die [slachtofferA] niet zou(den) laten gaan voordat hij/zij, verdachte(n), was/waren klaargekomen en/of
- die [slachtofferA] met kracht heeft/hebben vastgepakt bij haar (rechter)pols en/of
- die [slachtofferA] aan haar haren en/of hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtofferA] met kracht van hem, verdachte, naar één of meerdere van zijn mededader(s) heeft/hebben gedrukt/geduwd en/of
- de broek en/of string van die [slachtofferA] heeft/hebben uitgetrokken/gedaan en/of
- die [slachtofferA] in liggende houding op bed heeft/hebben gedrukt/gedwongen/geduwd en/of gehouden en/of
- die [slachtofferA] aan haar armen en benen heeft/hebben vastgehouden en/of
- zijn/hun handelingen heeft/hebben voortgezet toen die [slachtofferA] (meermalen) schreeuwde "Hou op!" en/of van zich afschopte en/of in paniek was en/of
- op het (boven)lichaam van die [slachtofferA] is/zijn gaan zitten en/of
- het hoofd van die [slachtofferA] heeft/hebben vastgepakt en/of naar voren geduwd en/of
- (over de kleding) aan de borsten van die [slachtofferA] heeft/hebben gezeten en/of
(aldus) voor die [slachtofferA] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 juni 2008 te Hattem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtofferA] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtofferA], hebbende verdachte
- die [slachtofferA] in een slaapkamer geduwd en/of
- die slaapkamerdeur achter zich dicht getrokken/gedaan en/of
- zijn broek en/of onderbroek naar beneden gedaan en/of
- die [slachtofferA] op de grond geduwd en/of
- die [slachtofferA] toegevoegd dat zij hem moest pijpen en/of
- met zijn handen de borsten van die [slachtofferA] vastgepakt en/of
- die [slachtofferA] proberen tegen te houden, toen zij de kamer wilde verlaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdacht van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat getuigen op 4 juni 2008 aangeefster [slachtofferA] huilend en trillerig aantroffen op straat in het bijzijn van verdachte en medeverdachte [medeverdachte2]. Zij heeft verklaard dat zij tegen haar wil seks met jongens heeft gehad en dat zij de jongens moest pijpen. Het feit dat aangeefster huilde en daarvoor geen andere verklaarbare reden is, is voor de officier van justitie voldoende om aan te nemen dat [slachtofferA] geen leuke avond heeft gehad met verdachte en medeverdachten in de woning van [medeverdachte1] in Hattem. Aangeefster heeft in haar verklaringen aangegeven, dat verdachten [medeverdachte4] en [medeverdachte2] haar naar zolder in de voormelde woning hebben meegenomen en haar hebben verkracht. Later zou ook verdachte [medeverdachte1] naar boven zijn gekomen en haar ook hebben verkracht. Getuige [getuige1] die ook in de woning aanwezig was, heeft verklaringen afgelegd die de aangifte ten dele ondersteunen, maar niet helemaal parallel lopen met de verklaring van [slachtofferA]. Getuige [getuige1] heeft gezien dat [slachtofferA] op haar knieën zat met haar gezicht ter hoogte van de broek van verdachte. [slachtofferA] en getuige [getuige1] verklaren niet eenduidig over het tijdstip van aankomst van medeverdachten [medeverdachte4] en [medeverdachte2]. De officier van justitie acht medeplegen van verkrachting niet bewezen nu zij, hoewel zij ervan uitgaat dat er iets is gebeurd in de woning van de broertjes [medeverdachte1 en 2] dat [slachtofferA] niet leuk vond, dat zij, hoewel wettig bewijs voorhanden is, bij haar de overtuiging ontbreekt dat [slachtofferA] op zolder is verkracht door medeverdachten [medeverdachte4], [medeverdachte1] en [medeverdachte2].
2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 tenlastegelegde poging tot verkrachting van [slachtofferA] door verdachte wel wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [slachtofferA] en getuige [getuige1].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van verkrachting heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is dat op de zolder van de woning van [medeverdachte1] op 4 juni 2008 seks heeft plaatsgevonden. Er zijn immers geen getuigen en er zijn achteraf geen sporen aangetroffen. Evenmin is bewijs voorhanden dat [slachtofferA] tot seks is gedwongen. Volgens de raadsman is geen aanwijzing te vinden dat verdachte een groepsverkrachting heeft gepland, daaraan deel wilde maken of deel heeft genomen, ervan wist, of heeft meegewerkt aan het tegenhouden van [slachtofferA] toen zij wilde weggaan. Het voorgaande leidt er toe, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat hij geen verkrachtings- of ondersteunende handelingen heeft verricht en ook overigens, niet één feitelijkheid in de totale opsomming van gedragingen heeft vervuld en plannen en of intenties daartoe (die overigens niet bestonden) niet ten laste zijn gelegd.
4. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde poging tot verkrachting van [slachtofferA] heeft de raadsman aangevoerd dat daartoe het bewijs ontbreekt. De verklaringen van [slachtofferA] en getuige [getuige1] zijn niet te rijmen, maar zijn later op enkele punten op elkaar afgestemd. Zowel getuige [getuige1] als [slachtofferA] erkennen, onafhankelijk van elkaar, dat zij met elkaar hebben gesproken over de inhoud van hun verklaringen en de (volgorde van) de gebeurtenissen. Later legden zij dan, in ieder geval [slachtofferA], aangepaste verklaringen af. De versies van de getuige [getuige1] en [slachtofferA] met betrekking tot de aanranding, die de getuige [getuige1] gezien moet hebben, lopen nog al uiteen, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
6. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7. Vast staat dat op 4 juni 2008 [slachtofferA] en de getuige [getuige1] met de verdachte met de taxi naar de woning van [medeverdachte1] in Hattem zijn gegaan. Toen zij daar aankwamen was [medeverdachte1] alleen in die woning aanwezig. Later hebben ook
medeverdachten [medeverdachte4] en [medeverdachte2] zich bij de anderen gevoegd. [slachtofferA] heeft kort gezegd verklaard dat zij op een gegeven moment door medeverdachten [medeverdachte4] en [medeverdachte2] naar de zolder zou zijn gesleurd. Op zolder zou zij door hen (en ook door [medeverdachte4], die er later ook bij kwam) zijn gedwongen hen te pijpen en seks te hebben. Voorts heeft zij verklaard dat verdachte [verdachte3] haar op de eerste verdieping in een kamer heeft geduwd en dat hij haar heeft getracht te bewegen om hem te pijpen, maar dat zij uit de woning heeft kunnen ontkomen. Daarbij is zij achternagezeten door verdachte [verdachte3] en medeverdachte [medeverdachte2]. Een tweetal getuigen, waaronder de getuige [getuige2], hebben gezien dat zij overstuur was en niets met de beide jongens te maken wilde hebben. Getuige [getuige2] heeft daags later een melding gedaan bij de politie dat hij zich op woensdagavond 4 juni 2008 tussen 20.00 uur en 20.30 uur had ontfermd over [slachtofferA]. Hij had haar huilend aangetroffen bij een getuige met een hond. In de nabijheid stonden twee buitenlandse mannen, naar later bleek verdachte en de medeverdachte [medeverdachte2]. Later die avond heeft [slachtofferA] aan [getuige2] (en zijn echtgenote) verteld dat zij in Hattem door meerdere jongens was misbruikt. De getuige [getuige1], die ook aanwezig was, is al eerder vertrokken uit de woning dan [slachtofferA]. Zij heeft verklaard dat zij op enig moment afgeleid is door verdachte [verdachte3], waardoor de medeverdachten [slachtofferA] naar boven konden nemen. Getuige [getuige1] heeft niet gezien wat er op de zolder gebeurd is en heeft [slachtofferA] ook niet horen schreeuwen. Wel heeft zij verklaard dat zij op een gegeven moment [slachtofferA] in een slaapkamer heeft gezien en dat verdachte [verdachte3] voor [slachtofferA] op een armlengte afstand stond. Zij zag dat verdachte zijn hand bij zijn broek had en het leek alsof hij zijn riem van zijn broek wilde losmaken. Verdachte [verdachte3] zou zijn geschrokken toen de getuige [getuige1] hem zag en medeverdachte [medeverdachte1] zou haar weggehaald hebben.
Verdachte en zijn medeverdachten ontkennen allemaal dat zij op 4 juni 2008 in de woning van [medeverdachte1] in Hattem seks zouden hebben gehad met [slachtofferA], laat staan dat dit tegen haar wil zou zijn gebeurd. Ook verklaren ze allemaal dat zij zelf niet (met [slachtofferA]) op zolder of op een kamer op de 1e verdieping zijn geweest.
8. Alles in onderling verband en samenhang beschouwd hebbende, kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de ondubbelzinnige conclusie worden gekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Enerzijds moet worden geconstateerd dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten op essentiële onderdelen vaag blijven en uiteenlopen, te weten over het punt wie, wanneer en met wie op zolder zijn geweest. Ieder voor zich verklaart zelf (helemaal) niet (met [slachtofferA]) op zolder te zijn geweest die avond, maar sommigen hebben wel medeverdachten (al dan niet met [slachtofferA]) naar zolder zien of horen gaan. Anderzijds geldt dat tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van [slachtofferA] en die van getuige [getuige1] in het oog springen. De beide verklaringen stemmen niet overheen, als het gaat om hetgeen zou zijn voorgevallen op de bovenverdiepingen, voordat [medeverdachte4] en [medeverdachte2] arriveerden. Voorts valt op dat [slachtofferA] in eerste instantie het voorval in de slaapkamer op de eerste verdieping met verdachte [verdachte3] plaatst op een tijdstip dat de getuige [getuige1] al zou zijn vertrokken. De getuige [getuige1] verklaart dat voorval wel te hebben waargenomen. Daarmee geconfronteerd verklaart [slachtofferA] dat dan tweemaal door de verdachte [verdachte3] in een slaapkamer zou zijn getracht haar te bewegen hem oraal te bevredigen.
9. Gelet op de ontkenning van de verdachte en zijn medeverdachten, de onderlinge tegenstrijdigheden in hun verklaringen en de genoemde tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van aangeefster en de getuige [getuige1] is het voor de rechtbank niet mogelijk om de van belang zijnde feiten ten volle te reconstrueren, met name op het punt van de in de tenlastelegging genoemde dwang en overige feitelijkheden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende (overtuigend) bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde (groeps)verkrachting op zolder en de poging tot verkrachting op een slaapkamer op de 1e verdieping. Verdachte en zijn medeverdachten moeten dan ook het voordeel van de twijfel krijgen. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat zowel het aan verdachte primair tenlastegelegde medeplegen van/aan verkrachting als de subsidiair tenlastegelegde poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
10. Bij deze stand van zaken moet vrijspraak voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde volgen.
Vordering tot schadevergoeding
11. De benadeelde partij [slachtofferA], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
12. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [slachtofferA] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Krijger en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2010.