ECLI:NL:RBZUT:2010:BM4276

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580402-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • A. Krijger
  • F. Feraaune
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van groepsverkrachting tijdens feest in Hattem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten die beschuldigd werden van groepsverkrachting van een 18-jarige vrouw tijdens een feest in Hattem op 4 juni 2008. De rechtbank heeft de verdachten vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachten van het ten laste gelegde feit zouden worden vrijgesproken, omdat de verklaringen van de aangeefster, [slachtofferA], niet voldoende steun vonden in de getuigenverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten op essentiële punten vaag en tegenstrijdig waren, en dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verklaringen van de getuigen niet eenduidig waren en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, [slachtofferA], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen bewezen feit was waaruit schade voortvloeide. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de verdachten vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580402-08
Uitspraak d.d.: 12 mei 2010
Tegenspraak / dip/ oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte4],
geboren te [plaats] (Afghanistan) op [1986],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. R.W. Faassen, advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 januari 2009, 15 april 2010 en 28 april 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 04 juni 2008 te Hattem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtofferA] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtofferA], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtofferA] gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina en/of één of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtofferA] geduwd/gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s):
- die [slachtofferA] heeft/hebben meegenomen/gebracht naar een woning (adres: [adres] te Hattem) en/of
- die [slachtofferA] heeft/hebben tegengehouden toen zij uit die woning wilde vertrekken en/of
- die [slachtofferA] heeft/hebben gesleurd/gesleept/geduwd, althans meegenomen naar zolder, althans naar boven en/of
- tegen die [slachtofferA] heeft/hebben gezegd: "je gaat helemaal niet weg, je gaat gewoon met ons mee naar boven/zolder" en/of
- die [slachtofferA] bij/aan haar arm(en) heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtofferA] niet heeft/hebben laten gaan toen zij zei dat zij weg wilde en/of
- die [slachtofferA] op bed heeft/hebben gedrukt en/of
- (op dwingende toon) heeft/hebben gezegd dat die [slachtofferA] hem/hen moest pijpen en/of (vervolgens)
- is/zijn doorgegaan met dwingen van die [slachtofferA] om hem/hen te pijpen, toen die [slachtofferA] zei: "ik doe dit niet, ik ga naar beneden" en/of
- (op kwade toon) tegen die [slachtofferA] heeft/hebben gezegd dat hij/zij, verdachte(n), die [slachtofferA] niet zou(den) laten gaan voordat hij/zij, verdachte(n), was/waren klaargekomen en/of
- die [slachtofferA] met kracht heeft/hebben vastgepakt bij haar (rechter)pols en/of
- die [slachtofferA] aan haar haren en/of hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtofferA] met kracht van hem, verdachte, naar één of meerdere van zijn mededader(s) heeft/hebben gedrukt/geduwd en/of
- de broek en/of string van die [slachtofferA] heeft/hebben uitgetrokken/gedaan en/of
- die [slachtofferA] in liggende houding op bed heeft/hebben gedrukt/gedwongen/geduwd
en/of gehouden en/of
- die [slachtofferA] aan haar armen en benen heeft/hebben vastgehouden en/of
- zijn/hun handelingen heeft/hebben voortgezet toen die [slachtofferA] (meermalen)
schreeuwde "Hou op!" en/of van zich afschopte en/of in paniek was en/of
- op het (boven)lichaam van die [slachtofferA] is/zijn gaan zitten en/of
- het hoofd van die [slachtofferA] heeft/hebben vastgepakt en/of naar voren geduwd en/of
- (over de kleding) aan de borsten van die [slachtofferA] heeft/hebben gezeten en/of
(aldus) voor die [slachtofferA] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat getuigen op 4 juni 2008 aangeefster [slachtofferA] huilend en trillerig aantroffen op straat in het bijzijn van medeverdachten [medeverdachte3] en [medeverdachte2]. Zij heeft verklaard dat zij tegen haar wil seks met jongens heeft gehad en dat zij de jongens moest pijpen. Het feit dat aangeefster huilde en daarvoor geen andere verklaarbare reden is, is voor de officier van justitie voldoende om aan te nemen dat [slachtofferA] geen leuke avond heeft gehad met verdachte en medeverdachten in de woning van [medeverdachte1] in Hattem. Aangeefster heeft in haar verklaringen aangegeven, dat verdachte [verdachte4] en medeverdachte
[medeverdachte2] haar naar de zolder in de voormelde woning hebben meegenomen en haar hebben verkracht. Later zou ook medeverdachte [medeverdachte1] naar boven zijn gekomen en haar ook hebben verkracht. Getuige [getuige1] die ook in de woning aanwezig was, heeft verklaringen afgelegd die de aangifte ten dele ondersteunen, maar niet helemaal parallel lopen met de verklaring van [slachtofferA]. Getuige [getuige1] heeft gezien dat [slachtofferA] op haar knieën zat met haar gezicht ter hoogte van de broek van medeverdachte
[medeverdachte3]. [slachtofferA] en getuige [getuige1] verklaren niet eenduidig over het tijdstip van aankomst van verdachte [verdachte4] en medeverdachte [medeverdachte2]. De officier van justitie acht medeplegen van verkrachting niet bewezen nu zij, hoewel zij ervan uitgaat dat er iets is gebeurd in de woning van de broertjes [medeverdachten1 en 2] dat [slachtofferA] niet leuk vond, dat zij, hoewel wettig bewijs voorhanden is, bij haar de overtuiging ontbreekt dat [slachtofferA] op zolder is verkracht door verdachte [verdachte4], medeverdachten
[medeverdachte1] en [medeverdachte2].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
2. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent de tenlastegelegde handelingen te hebben gepleegd. Veel elementen in de verklaringen van aaangeefster kloppen niet en/of komen niet overeen met de verklaringen van getuige [getuige1]. Volgens de raadsman worden de verklaringen van aangeefster niet bevestigd door getuigen en/of medeverdachten. De verklaringen van de getuigen, zoals die van [getuige1], [getuige2], [getuige3] en [getuige4], zijn de auditu (van horen zeggen) , aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
4. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5. Vast staat dat op 4 juni 2008 [slachtofferA] en de getuige [getuige1] met de medeverdachte [medeverdachte3] met de taxi naar de woning van [medeverdachte1] in Hattem zijn gegaan. Toen zij daar aankwamen was [medeverdachte1] alleen in die woning aanwezig. Later hebben ook
[verdachte4] en [medeverdachte2] zich bij de anderen gevoegd. [slachtofferA] heeft kort gezegd verklaard dat zij op een gegeven moment door verdachte [verdachte4] en medeverdachte [medeverdachte2] naar de zolder zou zijn gesleurd. Op zolder zou zij door hen (en ook door verdachte [verdachte4], die er later ook bij kwam) zijn gedwongen hen te pijpen en seks te hebben. Voorts heeft zij verklaard dat medeverdachte [medeverdachte3] haar op de eerste verdieping in een kamer heeft geduwd en dat hij haar heeft getracht te bewegen om hem te pijpen, maar dat zij uit de woning heeft kunnen ontkomen. Daarbij is zij achternagezeten door medeverdachten [medeverdachte3] en
[medeverdachte2]. Een tweetal getuigen, waaronder de getuige [getuige2], hebben gezien dat zij overstuur was en niets met de beide jongens te maken wilde hebben. Getuige [getuige2] heeft daags later een melding gedaan bij de politie dat hij zich op woensdagavond 4 juni 2008 tussen 20.00 uur en 20.30 uur had ontfermd over [slachtofferA]. Hij had haar huilend aangetroffen bij een getuige met een hond. In de nabijheid stonden twee buitenlandse mannen, naar later bleek medeverdachten [medeverdachte3] en [medeverdachte2]. Later die avond heeft [slachtofferA] aan [getuige2] (en zijn echtgenote) verteld dat zij in Hattem door meerdere jongens was misbruikt. De getuige [getuige1], die ook aanwezig was, is al eerder vertrokken uit de woning dan [slachtofferA]. Zij heeft verklaard dat zij op enig moment afgeleid is door medeverdachte [medeverdachte3], waardoor de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] [slachtofferA] naar boven konden nemen. Getuige [getuige1] heeft niet gezien wat er op de zolder gebeurd is en heeft [slachtofferA] ook niet horen schreeuwen. Wel heeft zij verklaard dat zij op een gegeven moment [slachtofferA] in een slaapkamer heeft gezien en dat medeverdachte [medeverdachte3] voor [slachtofferA] op een armlengte afstand stond. Zij zag dat medeverdachte [medeverdachte3] zijn hand bij zijn broek had en het leek alsof hij zijn riem van zijn broek wilde losmaken. Medeverdachte [medeverdachte3] zou zijn geschrokken toen de getuige [getuige1] hem zag en medeverdachte [medeverdachte1] zou haar weggehaald hebben.
Verdachte en zijn medeverdachten ontkennen allemaal dat zij op 4 juni 2008 in de woning van [medeverdachte1] in Hattem seks zouden hebben gehad met [slachtofferA], laat staan dat dit tegen haar wil zou zijn gebeurd. Ook verklaren ze allemaal dat zij zelf niet (met [slachtofferA]) op zolder of op een kamer op de 1e verdieping zijn geweest.
6. Alles in onderling verband en samenhang beschouwd hebbende, kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de ondubbelzinnige conclusie worden gekomen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Enerzijds moet worden geconstateerd dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten op essentiële onderdelen vaag blijven en uiteenlopen, te weten over het punt wie, wanneer en met wie op zolder zijn geweest. Ieder voor zich verklaart zelf (helemaal) niet (met [slachtofferA]) op zolder te zijn geweest die avond, maar sommigen hebben wel medeverdachten (al dan niet met [slachtofferA]) naar zolder zien of horen gaan. Anderzijds geldt dat tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van [slachtofferA] en die van getuige [getuige1] in het oog springen. De beide verklaringen stemmen niet overheen, als het gaat om hetgeen zou zijn voorgevallen op de bovenverdiepingen, voordat verdachte [verdachte4] en medeverdachte [medeverdachte2] arriveerden. Voorts valt op dat [slachtofferA] in eerste instantie het voorval in de slaapkamer op de eerste verdieping met medeverdachte [medeverdachte3] plaatst op een tijdstip dat de getuige [getuige1] al zou zijn vertrokken. De getuige [getuige1] verklaart dat voorval wel te hebben waargenomen. Daarmee geconfronteerd verklaart [slachtofferA] dat dan tweemaal door de medeverdachte [medeverdachte3] in een slaapkamer zou zijn getracht haar te bewegen hem oraal te bevredigen.
7. Gelet op de ontkenning van de verdachte en zijn medeverdachten, de onderlinge tegenstrijdigheden in hun verklaringen en de genoemde tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van aangeefster en de getuige [getuige1] is het voor de rechtbank niet mogelijk om de van belang zijnde feiten ten volle te reconstrueren, met name op het punt van de in de tenlastelegging genoemde dwang en overige feitelijkheden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende (overtuigend) bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde (groeps)verkrachting op zolder. Verdachte en zijn medeverdachten moeten dan ook het voordeel van de twijfel krijgen. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte tenlastegelegde medeplegen van/aan verkrachting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
8. Bij deze stand van zaken moet vrijspraak voor het ten laste gelegde volgen.
Vordering tot schadevergoeding
9. De benadeelde partij [slachtofferA], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,- gevoegd in het strafproces.
10. Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [slachtofferA] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Krijger en Feraaune, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL 0610/08-207189, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, Harderwijk, gesloten en ondertekend op 14 oktober 2008 door [verbalisant1 en 2], beiden brigadier van politie, Team Recherche Noordwest Veluwe, Unit Harderwijk.