2. De feiten
2.1. [eiseres] houdt zich onder de handelsnamen [handelsnaam A] en [handelsnaam B] bezig met de verhuur van kamers en andere delen van het landgoed, gelegen aan [adres1 te plaats], het organiseren van evenementen en de verkoop van hout. Voornoemde handelsnamen zijn op 1 september 2001 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.2. De B.V. staat sinds 5 oktober 2004 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met als bedrijfsomschrijving het handelen en beleggen in vastgoed.
2.3. De afstand tussen het landgoed van [eiseres] en de vestigingsplaats van de B.V. ten huize van haar directeur [naam] aan [adres2 te plaats] bedraagt ongeveer 500 meter.
2.4. De B.V. is eigenaar van een bedrijfspand aan [adres3 te plaats]. Dit bedrijfspand staat sinds eind 2009/begin 2010 leeg en te koop.
2.5. Eind oktober 2009 is [eiseres] gebeld door gasleverancier Cogas en elektriciteitsleverancier Electrabel inzake de nutsvoorziening van het bedrijfspand van de B.V. in Almelo.
2.6. Bij brief van 3 december 2009 heeft de advocaat van [eiseres] de B.V. verzocht en voor zover nodig gesommeerd om te bevestigen dat zij
“(1) met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de handelsnaamrechten van [handelsnaam A] (zal) staken, meer in het bijzonder door het gebruik van de aanduiding [handelsnaam A] te staken, meer in het bijzonder door het gebruik van de aanduiding `[handelsnaam A]` of een daarmee overeenstemmende aanduiding, te staken en gestaakt te houden;
(2) bereid is tot betaling van een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,- (…) voor iedere overtreding c.q. niet-nakoming van hetgeen onder punt 1 is vermeld, alsmede
€ 1.000,- (…) voor iedere dag dat deze overtreding c.q. niet-nakoming voortduurt;
(3) bereid is tot betaling van de door mevrouw [eiseres] gemaakte juridische kosten, tot op heden begroot op € 1.900,- (excl. BTW).”
2.7. Bij brief van 23 december 2009 heeft de advocaat van de B.V. onder meer het volgende medegedeeld aan de advocaat van [eiseres]:
“(…) 1. Wat er gebeurd blijkt te zijn is dat de nutsleveranciers Cogas en Electrabel omstreeks oktober van dit jaar telefonisch contact hebben gezocht met de vennootschap in verband met een nutsvoorziening te Almelo. Omdat de vennootschap nergens vermeld staat – niet in een telefoonboek, noch op internet – en zij zich ook niet anderszins publiekelijk afficheert, hebben beide leveranciers via Google gezocht op de naam [handelsnaam A]. Zij zijn toen gestuit op de naam van landgoed [handelsnaam A]. Dat heeft geleid tot enig onbedoeld telefonisch contact. Dit enkele feit kan in redelijkheid geen grond opleveren voor de opvatting dat in casu sprake is van verwarringsgevaar.
2. Dit geldt temeer omdat de aard van de ondernemingen zozeer verschilt en de activiteiten van de vennootschap zich voltrekken op zo’n ander handelsterrein dan de activiteiten van uw cliënte, dat gevaar voor verwarring redelijkerwijs niet te duchten is. (…) In de afgelopen vijf jaar is dan ook nimmer gebleken van enig verwarringsgevaar.
3. Als het zo is dat uw cliënte is aangesproken met de vraag of het landgoed te koop staat, valt niet in te zien dat dit te maken kan hebben met de vennootschap. (…)
4. Ik kan cliënte op grond van de voorliggende feiten dan ook bezwaarlijk adviseren om in te gaan op de wens van uw cliënte. (…)”
2.8. Op 19 februari 2010 heeft een medewerker van de politie Twente telefonisch contact opgenomen met [eiseres] met een verzoek om informatie met betrekking tot het leegstaande pand van de B.V. in Almelo.
2.9. Bij brief van 22 maart 2010 heeft [eiseres] de B.V. gesommeerd om binnen drie dagen een getekende afstandsverklaring in te dienen en een bedrag van EUR 4.155,92 te betalen.
2.10. Bij e-mailbericht van 31 maart 2010 heeft de advocaat van de B.V. de advocaat van [eiseres] onder meer medegedeeld:
“De directie denkt er in de gegeven omstandigheden over om de vennootschap op te heffen zodra het enige vastgoed van de vennootschap is verkocht. Dat vergt nog enig geduld, maar het voorkomt een proces waarvan de uitkomst voor uw cliente bepaald niet zeker is.
Mijn voorstel is derhalve de zaak in der minne te regelen overeenkomstig (deze) suggestie. ”