RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460428-09
Uitspraakdatum 1 juni 2010
Tegenspraak - NB
[verdachte],
geboren te [plaats op 1960],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 24 november 2009 in de gemeente Apeldoorn
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen
in/bij een woning op/aan [adres1],
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of (een) daarin aanwezig(e)
goed(eren) en/of (een) belendend(e) perce(e)l(en)/woning(en) en/of (een)
daarin aanwezig(e) goed(eren), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer
perso(o)n(en) bij/in die/dat perce(e)l(en)/woning(en), in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te
duchten was,
met dat opzet vier, althans een of meer gaspit(ten) van een fornuis en/of (de
gaskraan van) een (gas)kachel heeft opengedraaid en/of opengezet en/of
opengehouden (zodat er (aard)gas uitstroomde),
in ieder geval (aard)gas in (een of meer ruimtes van) die woning heeft laten
stromen en/of een (waak)vlam van een geiser in de (directe) nabijheid van dat
fornuis en/of die kachel heeft laten branden en/of aangestoken,
in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met
(aard)gas/tetrahydrothiotheen, althans met (een) brandbare stof(fen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 november 2009 in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer A] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verdachte] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik vermoord je [slachtoffer A]" en/of "ik draai je nek om" en/of
"als ik je te pakken krijg dan krijg je een mes onder je borstbeen", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 850064-10)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 16 november 2009 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit (van een deur van een woning, gelegen aan de
[adres2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer A] en/of de [woningbouwstichting], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 850064-10)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 november 2009 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer A] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een
scherp en/of puntig en/of zilverkleurig (hard) voorwerp getoond en/of
(duidelijk) zichtbaar vastgehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd : "Ik vermoord je, deze keer ga je eraan", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 800019-10)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 november 2009 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en
wederrechtelijk een koelkast en/of een magnetron en/of gasfornuis, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 800019-10)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 14 november 2009 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en
wederrechtelijk een (personen)auto (merk Suzuki, type Alto, kleur rood,
kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 800019-10)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek was een melding2 door verdachte bij de meldkamer op 24 november 2009 omstreeks 21.48 uur, dat hij de gaskranen had opengedraaid, dat hij het schijtzat was en gewoon de boel zou opblazen. Kort daarvoor was de politie nog bij de woning van verdachte aan [adres1] geweest in verband met een melding dat hij de ruiten aan het vernielen was bij zijn buren op het adres [adres2]. Kort na de melding van verdachte kwam er een melding binnen van een buurtbewoner, dat verdachte zijn woning vol gas gezet zou hebben.
Ter plaatse trof de politie verdachte om 22.00 uur bij zijn woning aan en in de woning werd een sterke gaslucht waargenomen. Geconstateerd werd dat de vier pitten van het gasfornuis open stonden en dat de waakvlam van de geiser aan was.
Ten aanzien van feit 2 en 33
Aanleiding voor het onderzoek was een melding4 bij de meldkamer op 16 november 2009 omstreeks 00.15 uur dat er een ruit was vernield van het perceel [adres2] te Apeldoorn. De politie was op de hoogte van de problematiek tussen de bewoners van de percelen [adres1 en 2].
Ter plaatse werd door de politie bij [adres2] de melder/bewoner aangetroffen. Bij het perceel [adres1] werden twee mannen aangetroffen, die door de politie werden herkend als verdachte en zijn broer [broer verdachte]. Door de politie werd waargenomen dat één van de beide mannen een mes in zijn hand hield, maar dit bij het zien van de politiemensen liet vallen.
Ten aanzien van feit 4, 5 en 65
Een melding6 op 14 november 2009 omstreeks 18.40 uur bij de meldkamer dat een man op een ruit van het perceel [adres2 te plaats] aan het slaan was en doodsbedreigingen uitte aan het adres van de bewoner, was aanleiding voor de politie om ter plaatse te gaan.
Zij troffen daar de bedoelde bewoner aan, die een zeer bange indruk maakte en verklaarde dat "[verdachte]" helemaal gek was geworden en had gedreigd hem te vermoorden. In zijn woning werd vervolgens, de bij de politie ambtshalve bekende, verdachte - zijn gezicht helemaal onder het bloed - aangetroffen en aangehouden.
Verdachte bleek meerdere verwondingen aan zijn hoofd te hebben en had de gaspitten van het fornuis in zijn woning open gedraaid.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich voor de onder 1 ten laste gelegde brandstichting gebaseerd op de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, de verklaring van de buurman, de bevindingen van de politie ter plaatse en de in het dossier voorhanden zijnde foto's, de aangifte van [slachtoffer A] waaruit tevens blijkt dat er iemand bij hem op bezoek was, de door de politie verstrekte technische informatie en in aanvulling daarop het relaas van de politie over het horen van een medewerker van KIWA Nederland BV omtrent de gevaarzetting voor een eventuele gasexplosie c.q. brand. Daaruit kan volgens de officier van justitie worden afgeleid dat er sprake is geweest van een deugdelijke poging tot brandstichting.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich voor het bewijs gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer A] en de bekennende verklaringen die verdachte daarover bij de politie heeft afgelegd.
De onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer A], de verklaring van diens broer en de bevindingen van de politie ter plaatse en de in het dossier voorhanden foto's van de plaats van het delict.
De verbale bedreiging en de beschadiging van de ten laste gelegde voorwerpen kunnen derhalve volgens de officier van justitie bewezen worden verklaard.
Het feit onder 6 kan volgens de officier van justitie bewezen worden verklaard op grond van de aangifte van [slachtoffer B], de verklaring van de getuige [getuige] en de min of meer bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 aan verdachte ten laste gelegde brandstichting, omdat het bestanddeel 'opzet', in al haar mogelijke varianten, niet bewezen kan worden.
Verdachte heeft geen brand (ontploffing) willen veroorzaken en de door hem gehanteerde methode kon niet tot brand (ontploffing) leiden.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 kan in de visie van de verdediging een bewezenverklaring volgen.
Wat de feiten onder 4, 5 en 6 betreft, dient in de optiek van de verdediging, met een beroep op noodweer(exces), ontslag van alle rechtsvervolging te volgen. Verdachte is op 14 november 2009 verhaal gaan halen bij [slachtoffer A] vanwege vuurwerk dat in zijn tuin was gegooid. Tijdens een heftige woordenwisseling met [slachtoffer A] is verdachte van achteren door de broer van [slachtoffer A] aangevallen en met een pot of een ander voorwerp op zijn achterhoofd geslagen. Het is volgens de verdediging aannemelijk dat die klap op het achterhoofd bij verdachte een hevige gemoedsbeweging tot stand heeft gebracht en dat hij in die toestand de onderhavige feiten heeft begaan.
Verdachte kan zich daardoor ook weinig herinneren van het vervolg.
D. Beoordeling door de rechtbank
Beroep op noodweer(exces) m.b.t. de feiten 4, 5 en 6
Verdachte is op 14 november 2009 'verhaal' gaan halen bij zijn buurman vanwege vuurwerk dat bij hem in de tuin zou zijn gegooid. Hij wilde daarover opheldering hebben.
De lezing van verdachte dat hij tijdens een daaropvolgende hevige woordenwisseling werd aangevallen, wordt op geen enkel onderdeel bevestigd door de verklaring van anderen. Verdachte komt ter terechtzitting met deze versie van het verhaal, achteraf construerend, terwijl hij zich van de feiten als zodanig niets kan herinneren.
De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat er op 14 november 2009 sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding zoals door verdachte gesteld.
Voor de gestelde extreme (angst)toestand zijn geen aanknopingspunten in het dossier voorhanden. Gezien vorenstaande verwerpt de rechtbank het beroep van de verdediging op noodweer(exces)
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich op 24 november 2009 in Apeldoorn heeft schuldig gemaakt aan een poging een ontploffing teweeg te brengen in zijn woning aan [adres1].
Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft geprobeerd een explosie teweeg te brengen, anders had hij wel een andere methode gebruikt. Zijn actie was alleen bedoeld om de boel op stang te jagen en om hulp te krijgen voor zijn depressieve klachten. Hij heeft zijn [buurman] ook gelijk een en ander ingeseind en te verwachten viel dat de politie vervolgens zou worden ingeschakeld.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet kan worden gesproken van een zodanige poging dat naar de uiterlijke verschijningsvorm blijkt dat de handeling op de voltooiing van het delict was gericht. Enkele minuten na de melding door verdachte en de buurman was de politie reeds ter plaatse en heeft de gasleiding afgesloten. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat voorbereiding tot de ontploffing in een zodanig ver gevorderd stadium was, dat kan worden gesproken van een deugdelijke poging. Daarbij komt in dit geval dat uit nadere informatie7 van KIWA Nederland B.V. blijkt dat in de gegeven omstandigheden ook na een tijdsverloop van een uur nog geen hoeveelheid gas vrij komt, welke in combinatie met de aanwezige zuurstof tot brand of ontploffing kan leiden.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
[slachtoffer A] heeft verklaard8 dat hij net na middernacht opeens harde knallen op de ramen aan de achterzijde van zijn woning aan de [adres2] in Apeldoorn hoorde. Hij huurt de woning van de woningbouwvereniging. Hij zag dat verdachte met zijn broer [broer verdachte] tegen de ramen bonkte. Hij hoorde verdachte schreeuwen: "Ik vermoord je [slachtoffer A] ik vermoord je". Hij heeft daarop 112 gebeld. Verdachte en zijn broer bleven ondertussen schreeuwen dat ze hem gingen vermoorden. Hij hoorde vreselijk kabaal en glasgerinkel. Hij was doodsbang. Even later zag hij de politie aan de voorzijde van zijn woning . Hij zag dat zijn groencontainer door de ruit van de achterdeur naar binnen was gegooid.
Verdachte heeft bekend9 samen met zijn broer [broer verdachte] naar de woning van [slachtoffer A] te zijn gegaan en dat ze beiden onder invloed van alcohol waren. Hij was over de zeik en heeft een heleboel geroepen, hij wilde [slachtoffer A] van kant maken. Hij zal ook geroepen hebben: "Als ik je te pakken krijg, dan krijg je een mes onder je borstbeen". Zij hebben flink op de ramen van de woning gebonkt. Verdachte heeft ook bekend een container door de ruit van de achterdeur te hebben gegooid. Daarna heeft hij thuis nog een vleesmes opgehaald. Als [slachtoffer A] voor hem had gestaan, had hij hem daarmee gestoken, maar zover is het niet gekomen omdat de politie snel ter plekke kwam.
De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van zijn broer [broer verdachte]10 dat zij opgefokt en onder invloed van alcohol verhaal zijn gaan halen bij [slachtoffer A], alsmede door de verklaring van de bij aangever [slachtoffer A] op bezoek zijnde [naam]11.
[broer verdachte] heeft ook verklaard dat verdachte iets heeft gezegd in de trant van: "Ik draai je nek om".
De rechtbank acht op grond van de verschillende verklaringen de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen.
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6
Verdachte kan het zich allemaal niet herinneren12 wat er op de avond van de 14e november 2009 is gebeurd. Hij had de laatste dagen behoorlijk gedronken.
[slachtoffer A] heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood en van vernieling; verdachte heeft apparaten in zijn woning omver gegooid waarna deze beschadigd raakten.
[slachtoffer A] heeft verklaard13 dat hij op 14 november 2009 omstreeks 18.45 uur in de woonkamer van zijn duplexwoning aan de [adres2 te plaats] was en hij een paar harde bonken hoorde tegen het raam van de woonkamer. Hij zag zijn buurman, verdachte, voor het raam staan met een wilde blik in zijn ogen en hoorde hem schreeuwen: "Ik vermoord je, deze keer ga je er aan". Hij zag dat verdachte naar de achterzijde van de woning liep. Hij is, evenals zijn ook in de woning aanwezige broer, de woning uitgevlucht en naar de overkant van de straat gerend. Hij zag verdachte naar de achterzijde lopen en hoorde even later zijn in de woning achtergebleven hondje hevig janken. Hij is toen voorzichtig teruggelopen naar zijn woning en heeft zich in de bosjes verstopt. Hij zag verdachte weer de Adelaarslaan oplopen, kennelijk op weg naar zijn eigen woning. Hij zag veel bloed op straat, bij het pad, liggen en was bang dat verdachte zijn hondje wat had aangedaan. Toen hij vervolgens zijn woning inging zag hij dat de koelkast omver lag in de keuken en dat de magnetron op de keukenvloer lag en dat het gasfornuis van de muur was getrokken. Overal lag heel veel bloed op de vloer. Zijn hondje zat bang in een hoek van de woonkamer.
De broer van aangever heeft verklaard 14dat er hard op het raam werd gebonkt. [slachtoffer A] keek door de luxaflex naar buiten en zei dat verdachte - [verdachte] - voor het raam stond met een mes in zijn handen. De getuige hoorde [verdachte] schreeuwen: "[slachtoffer A], nu maak ik je dood". Hij is daarop uit angst samen met zijn broer de woning via de achterzijde ontvlucht en zijn naar de overzijde van de weg gegaan. Kort daarop hoorden zij geluiden uit de woning komen alsof er iets werd vernield.
Op grond van de verklaringen van de beide broers [slachtoffer A] in samenhang met het aantreffen door de politie van verdachte rond het gegeven tijdstip, acht de rechtbank voldoende bewijs voorhanden voor het onder 4 en 5 aan verdachte tenlastegelegde.
Door [slachtoffer B] is aangifte gedaan van vernieling van zijn rode personenauto merk Suzuki Alto op 14 november 2009. Hij had zijn auto de dag ervoor geparkeerd aan [adres3] ter hoogte van nummer [nummer in plaats]. Naar aanleiding van een mededeling van de politie is hij bij zijn auto gaan kijken en zag hij dat de voorruit van zijn auto was verbrijzeld.
De bewoner van [adres3] heeft verklaard dat hij op de avond van 14 november 2009 vanuit zijn woonkamer zag dat er een man stond bij een voor zijn woning geparkeerd staande auto. Hij zag dat die man op de auto aan het slaan was.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer B] en de vage verklaring van de getuige [getuige] acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden dat het verdachte is geweest die de onderhavige vernieling heeft gepleegd. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij langs de auto van [slachtoffer B] is gelopen en 'het wel gedaan zal hebben', acht de rechtbank onvoldoende redengevend.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
hij op 16 november 2009 in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verdachte] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik vermoord je [slachtoffer A]" en/of "ik draai je nek om" en
"als ik je te pakken krijg dan krijg je een mes onder je borstbeen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 16 november 2009 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een deur van een woning, gelegen aan de
[adres2]), toebehorende aan de [woningbouwstichting], heeft vernield;
hij op 14 november 2009 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je, deze keer ga je eraan", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 14 november 2009 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk een koelkast en een magnetron en gasfornuis, toebehorende aan [slachtoffer A], heeft beschadigd.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport van de psychiater Van Beek15 en een rapport van de psycholoog drs. Kobussen16.
De rapporten zijn gebaseerd op het onder 1 aan verdachte ten laste gelegde feit.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van deze deskundigen komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een chronische stressstoornis en alcoholafhankelijkheid.
De psychiater is van oordeel dat het tenlastegelegde indien bewezen hem slechts in licht verminderde mate kan worden toegerekend. Door zijn chronische posttraumatische stressstoornis (PTTS) werd betrokkene toenemend prikkelbaar, schrikachtig en kreeg hij last van woede-uitbarstingen. Het alcoholgebruik daarbij zorgde voor een verdere ontremming.
De psycholoog heeft geen uitspraak gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid, aangezien hij onvoldoende informatie van betrokkene heeft verkregen om zich een volledig uitgekristalliseerd en geverifieerd beeld daarover te kunnen vormen.
Gelet op de bevindingen van de gedragsdeskundigen, volgt de rechtbank de conclusie van de psychiater dat het tenlastegelegde verdachte licht verminderd kan worden toegerekend. De rechtbank gaat ervan uit dat, gelet op de bevindingen van de gedragskundigen, deze conclusie eveneens kan worden gevolgd voor de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten, nu deze zich binnen een tijdsbestek van tien dagen hebben voorgedaan.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 376 dagen waarvan een gedeelte van 365 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met als bijzonder voorwaarde verplicht contact met Tactus, ook indien dit inhoudt een behandeling van zijn alcoholverslaving of zijn posttraumatische stressstoornis. Dit impliceert dat verdachte thans feitelijk geen gevangenisstraf meer behoeft te ondergaan. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangend hechtenis.
De officier van justitie heeft daarbij onder meer betrokken de ernst van met name de onder 1 ten laste gelegde brandstichting, de (voorzichtige) conclusie van de psychiater omtrent verdachtes toerekeningsvatbaarheid en de omstandigheid dat verdachte een 'first offender' is.
Door de raadsman is aangevoerd dat, gelet op het door de verdediging ten aanzien van een mogelijke bewezenverklaring aangevoerde, kan worden volstaan met een aanzienlijk lagere voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld toezicht van de reclassering in verband met de alcoholverslaving. Voor het geval de rechtbank een werkstraf - waartoe verdachte zich ter terechtzitting in beginsel bereid heeft verklaard - zou worden opgelegd, zou daarvoor een modus moeten worden gevonden in verband met de arbeidsongeschiktheid van verdachte en zijn PTSS.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij inmiddels contact heeft met GGNet, omdat Tactus te kennen heeft gegeven niets meer voor hem te kunnen doen.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Uit het over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapport17 volgt onder meer dat verdachte - volgens de psychiater - prikkelbaar is en last heeft van woedeuitbarstingen, terwijl hij een beperkt inzicht heeft in zijn problematiek. Wanneer er geen behandeling plaats heeft van zijn problematiek, wordt de kans op recidive op termijn reëel geacht.
De posttraumatisch stressklachten - volgens de psycholoog - maken verdachte extra gevoelig en lichtgeraakt. Hij is in een staat van constante alertheid, waardoor hij overgevoelig reageert op alles wat onverwacht of voor hem ongewenst is. Hij heeft paranoïde ideeën met betrekking tot andermans bedoelingen. Zijn overgevoeligheid voor krenking zorgt voor een lage frustratietolerantie. De realiteitszin van verdachte lijkt haast aangetast, daar het buitenproportionele van zijn gedrag hem lijkt te ontgaan. Hij neemt weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en lijkt dit te normaliseren door de omstandigheden die hem hiertoe zouden drijven. Verdachte vormt daarin een gevaar voor zichzelf en anderen. Met name het gegeven dat hij alcohol blijft gebruiken en dan nog meer ontremt, maakt de kans op impulsief en schadelijk gedrag groter.
Om de kans op recidive te voorkomen/beperken wordt door de gedragsdeskundigen geadviseerd dat verdachte een behandeling - eventueel klinisch - zal ondergaan bij Tactus voor zijn alcoholproblematiek en dat hij ambulant zal worden behandeld voor zijn chronische PTSS. Deze behandeling dient bij voorkeur plaats te vinden in het kader van een bijzondere voorwaarde van een voorwaardelijk strafdeel, waarbij de reclassering verdachte verder kan motiveren en de naleving van de behandeling kan controleren.
De rechtbank gaat uit van de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Door de reclassering is geen advies18 uitgebracht, omdat verdachte te kennen heeft gegeven niet aan een voorlichtingsrapport te zullen meewerken.
Verdachte heeft in een tijdbestek van twee dagen zich schuldig gemaakt aan een aantal geweldsdelicten, voornamelijk gericht tegen zijn buurman [slachtoffer A], met wie hij een conflict had. Daarbij heeft verdachte niet geschuwd om de woning van zijn buurman binnen te dringen en daar eigendommen van [slachtoffer A] te beschadigen. Verdachte heeft zich daarbij bediend van fors intimiderende bewoordingen. Dat dit een grote impact heeft gehad op zijn buurman en diens woongenot is voorstelbaar, mede gelet op de indruk die de rechtbank van verdachte ter terechtzitting heeft gekregen en zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer A].
Ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer A] inmiddels niet meer bij verdachte in de buurt woonachtig is, zodat in dat opzicht de rust enigszins is teruggekeerd en herhaling van dit soort persoonlijk gerichte acties niet meer direct dreigt.
In het voordeel van verdachte weegt dat hij een blanco strafblad19 heeft en niet eerder met justitie in aanraking is gekomen terzake dit soort strafbare feiten.
In het voordeel van verdachte pleit ook dat hij onderkent dat hij een alcoholprobleem heeft en dat hij openstaat voor een begeleiding door de reclassering.
Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie een aantal feiten niet bewezen acht, zal zij volstaan met het opleggen van een gedeeltelijke voorwaardelijke werkstraf, met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden in de lijn zoals ook door de gedragsdeskundigen is aanbevolen.
De rechtbank acht deze beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering20 tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.242,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 t/m 5 tenlastegelegde. De vordering ziet op een materieel deel van € 442,-- (terzake feit 5) en een immaterieel deel van in totaal € 800,--.
De officier van justitie heeft gevorderd dat [slachtoffer A] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering voor de materiële schade wegens onvoldoende onderbouwing en dat de immateriële schade integraal zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft onder meer betoogd dat de vordering niet eenvoudig van aard is, met name omdat de opgevoerde posten niet c.q. onvoldoende met stukken zijn onderbouwd, en de benadeelde daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor zover het de materiële schade betreft, nu zij van oordeel is dat de vordering niet althans onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve die vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, hetgeen de rechtbank naar billijkheid begroot op een bedrag van € 300,--. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De aanvankelijk door de benadeelde partij [slachtoffer B] ingediende vordering is ter terechtzitting door betrokkene ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking meer behoeft.
In beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte is een aantal goederen in beslag genomen, te weten een mes, merk Le Chef (inzake 06/850064-10), en twee licht metalen stofzuigerstangen (inzake 06/800019-10).
Door de officier van justitie is ten aanzien van deze voorwerpen de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen mes - waarvan verdachte overigens al afstand had gedaan bij de politie - dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte op 14 november 2009 begane delicten werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen onderdelen van een stofzuiger (twee lichtmetalen buizen), zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten, nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36b, 36d, 36f, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als: .
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf van 40 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd - met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen -, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Tactus of GGNet of een soortgelijke instelling in het kader van zijn alcoholproblematiek en aan zijn PTSS. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven, mes (Le Chef);
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen aan de rechthebbende, te weten: twee licht metalen stofzuigerstangen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [plaats], [adres2] (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 300,-- terzake geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2009, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde parttij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Davids en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2009095964-8 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, Team Noord Oost, gedateerd 26 november 2009 (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal nr. 2009095964-8, doorgenummerde dossierpag. 2 en 3
3 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2009090798-19 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Apeldoorn, gedateerd 18 november 2009 (voor zover niet anders is vermeld)
4 Stamproces-verbaal nr. 2009090798-19, dossierpag. 7
5 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2009091197-4 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Apeldoorn, gedateerd 16 november 2009 (voor zover niet anders is vermeld)
6 Stamproces-verbaal nr. 2009091197-10, dossierpag. 7
7 (aanvullend) Proces-verbaal van bevindingen nr. 2009095964-9 d.d. 30 november 2009, relaas verbalisant [verbalisant], pagina 2
8 Aangifte [slachtoffer A], mede namens de woningbouwvereniging De [woningbouwstichting], d.d. 16 november 2009, dossierpag. 38 en 39
9 Verklaring verdachte, dossierpag. 33 en 34
10 Verklaring [broer verdachte], dossierpag. 18 en 19
11 Verklaring [naam], dossierpag. 46
12 Verklaring verdachte, dossierpag. 19
13 Aangifte [slachtoffer A], dossierpag. 23, 24
14 Verklaring A. [slachtoffer A], dossierpag, 30 en 31
15 Een pro justitia rapport gedateerd 22 maart 2010, opgemaakt door de psychiater H.E.M. van Beek
16 Een pro justitia rapport gedateerd 22 maart 2010, opgemaakt door de psycholoog drs. J.H.A.M. Kobussen
17 Bestaande uit eerdergenoemde rapporten van de psychiater Van Beek en de psycholoog Kobussen
18 Retourzending rapportageverzoek reclassering gedateerd 3 februari 2010
19 Uittreksel justitiële documentatie gedateerd 11 februari 2010 (in dossier prkt.nr. 06/850064-10)
20 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer A] gedateerd 23 april 2010