ECLI:NL:RBZUT:2010:BM6324

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580778-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Troost
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen jeugdige verdachte wegens woninginbraken in Berkelland

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen een jeugdige verdachte, die wordt beschuldigd van een reeks woninginbraken in de gemeente Berkelland, gepleegd tussen september 2009 en januari 2010. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.W.E. Hoezen, heeft tijdens de rechtszitting een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte meerdere inbraken heeft gepleegd, waarbij diverse goederen zijn ontvreemd, waaronder flatscreens, sieraden, en andere waardevolle spullen. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie jaar had geëist, niet gevolgd. In plaats daarvan heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 426 dagen, waarvan 360 dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn beperkte toerekeningsvatbaarheid, en de adviezen van gedragsdeskundigen. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer C] en [slachtoffer E]. De rechtbank heeft de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers, maar ook de mogelijkheden voor rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/580778-09
Uitspraak 1 juni 2010
Tegenspraak - dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1988],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. P.W.E. Hoezen, advocaat te Winterswijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2010, te Rekken, gemeente Berkelland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres1] heeft
weggenomen 2 flatscreens en/of een horloge en/of een nintendo ds en/of een
doos met sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 september 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[adres2] heeft weggenomen een fotocamera en/of een videocamera en/of
twee laptops en/of kabels en/of draagbare DVD-speler met 2 flatscreens en/of navigatiesysteem, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 4)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2009 tot en met 3 december 2009,
te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning aan de [adres3] heeft weggenomen geld en/of sleutels
(oa van Mercedes en/of motor) en/of een telefoon (Nokia 6300), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming; (zaak 5)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een tijdstip in of omstreeks in de periode van 11 december 2009 tot en
met 12 december 2009. te Rietmolen, gemeente Berkelland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres4] heeft
weggenomen sieraden en/of twee luchtdrukbuksen en/of geld en/of een bankpas
en/of een jachtgeweer en/of autosleutels van een Ford Fiesta en/of een Ford
Fiesta, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking, inklimming en/of valse sleutel; (zaak 6)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 24 december 2009, te Borculo, gemeente Berkelland,
opzettelijk en wederrechtelijk (telkens)
-een personenauto (Mini Cooper), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of
-een of meer ruiten in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (zaak 8B)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 19 november 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[adres5] heeft weggenomen sieraden en/of geld en/of autosleutels en/of
een bankpas en/of een muntenverzameling en/of een fotocamera, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 10)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 12 oktober 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres6], heeft weggenomen een helm en/of sleutels en/of geld en/of een portemonnee
met inhoud (oa geld, voordeelpassen en bankpas) en/of sieraden en/of
(Swarovski) kristallen figuren, in elk geval (enig(e) goed(eren), geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer I], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaffen en/of dat weg te nemen motorfiets onder
zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/valse sleutel;
(zaak 11)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 04 november 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[adres7] heeft weggenomen bankpassen en/of geld, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer J], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming; (zaak 12)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 01 oktober 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres8]
heeft weggenomen sieraden en/of mobiele telefoons en/of videocamera en/of
nintendo ds en/of navigatiesysteem en/of geld en/of verrekijker en/of horloges
en/of dvd speler, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer L], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 13)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
10.
hij op of omstreeks 23 september 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres9] heeft weggenomen geld en/of een geldkistje met inhoud en/of een laptop
(Toshiba) en/of een decoupeerzaag en/of een boormachine en/of een
reservesleutel van Peugeot en/of een kentekenbewijs en/of dvd's en/of een
mobiele telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer M], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (zaak 14)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek was een woninginbraak aan de [adres2 te plaats] op donderdag 17 september 2009 tussen 08.00 uur en 15.00 uur. Bij een zoekslag in het BVH kwam een aantal woninginbraken in de wijk De Berkellanden te Eibergen naar boven, gepleegd in de periode tussen juni 2009 en 17 september 2009, waarbij een aantal specifieke kenmerken naar voren kwam. Aan de hand daarvan is verdachte in beeld gekomen. In (getapte) telefoongesprekken/smsberichten van 19 januari 2010 werden door verdachte flatscreens en sieraden te koop aangeboden. De goederen die door verdachte werden aangeboden kwamen overeen met de goederen ontvreemd bij een inbraak aan de [adres1 te plaats] (feit 1), van welke inbraak inmiddels aangifte was gedaan. Op 20 januari 2010 zijn verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte B] daarop aangehouden. Bij een spoedzoeking op 20 januari 2010 door de rechter-commissaris in het ouderlijk huis van verdachte werden diverse goederen/bescheiden in beslag genomen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, dat wil zeggen dat de feiten 1, 3 en 4 tezamen en in vereniging en de overige feiten door verdachte alleen zijn gepleegd. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte, de bekennende verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte B], de verschillende aangiftes en het overige ondersteunende bewijsmateriaal.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de mogelijke bewezenverklaring - uitgaande van de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen - geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie, met dien verstande dat inzake feit 7 niet bewezen kan worden dat er (Swarovski) kristallen figuren en een motorfiets door verdachte zijn weggenomen, terwijl hetzelfde geldt voor de inzake feit 10 ten laste gelegde decoupeerzaag en boormachine. Voor zover verdachte zich bepaalde tenlastegelegde voorwerpen niet meer kan herinneren, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft over de verschillende hem verweten feiten zowel bij de politie als ter terechtzitting een bekennende verklaring2 afgelegd.
Verdachte heeft verklaard de feiten 1, 3 en 4 samen met [medeverdachte B] te hebben gepleegd.
Daarnaast zijn voor het bewijs voorhanden de aangifte van [slachtoffer A]3, de aangifte van [slachtoffer B]4, de aangifte van [slachtoffer C]5, de aangifte van [slachtoffer D]6, de aangifte van [slachtoffer E]7 in samenhang met de bevindingen van de politie omtrent een aangetroffen en gesignaleerd staande Mini Cooper8, de aangifte van [slachtoffer F]9, de aangifte van [slachtoffer G]10 in samenhang met de verklaring van [slachtoffer H]11, de aangifte van [slachtoffer I]12 in samenhang met de verklaring van [naam]13, de aangifte van [slachtoffer K]14, de aangifte van [slachtoffer L]15 en de aangifte van [slachtoffer M]
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de navolgende feiten bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank acht de onder feit 4 (impliciet) ten laste gelegde diefstal van de personenauto Ford Fiesta niet bewezen, nu dit zich niet verdraagt met de plaats van wegneming "in/uit een woning" en dit feit ook niet afzonderlijk door de officier van justitie is tenlastegelegd.
Van dat onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 t/m 10 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 19 januari 2010 te Rekken, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres1] heeft weggenomen 2 flatscreens en een horloge en een nintendo ds en een
doos met sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 17 september 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres2] heeft weggenomen een fotocamera en een videocamera en twee laptops en kabels en een draagbare DVD-speler met 2 flatscreens en een navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
3.
hij in de periode van 2 december 2009 tot en met 3 december 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres3] heeft weggenomen geld en sleutels
(o.a. van Mercedes en motor) en een telefoon (Nokia 6300), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij op een tijdstip in de periode van 11 december 2009 tot en met 12 december 2009. te Rietmolen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres4] heeft
weggenomen sieraden en twee luchtdrukbuksen en geld en een bankpas en autosleutels van een Ford Fiesta, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij op 24 december 2009 te Borculo, gemeente Berkelland, opzettelijk en wederrechtelijk (telkens)
- een personenauto (Mini Cooper), toebehorende aan [slachtoffer E], heeft beschadigd
en
- ruiten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield;
6.
hij op 19 november 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres5] heeft weggenomen sieraden en geld en autosleutels en een bankpas en een muntenverzameling en een fotocamera, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G] en/of [slachtoffer H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
7.
hij op 12 oktober 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres6], heeft weggenomen een helm en sleutels en geld en een portemonnee met inhoud (o.a. geld, voordeelpassen en bankpas) en sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer I], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8.
hij op 4 november 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres7] heeft weggenomen bankpassen en geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer J], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
9.
hij op 1 oktober 2009, te Eibergen, gemeente Berkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres8] heeft weggenomen sieraden en mobiele telefoons en een videocamera en een nintendo ds en een navigatiesysteem en geld en een verrekijker en horloges en een dvd speler, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer L], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
10.
hij op 23 september 2009 te Eibergen, gemeente Berkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres9] heeft weggenomen geld en een geldkistje met inhoud en een laptop (Toshiba) en een reservesleutel van Peugeot en een kentekenbewijs, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer M], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. diefstal door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
3. diefstal door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. diefstal door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
6. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
7. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
9. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
10. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport van de psychiater drs. Heinsman17 en een rapport van de psycholoog prof. dr. Baneke18.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van deze deskundigen komt naar voren dat verdachte volgens de psycholoog enigszins tot licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en volgens de psychiater als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank gaat op grond van de beschouwingen van de deskundigen ervan uit dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en neemt die conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verzoek toepassing sancties minderjarigenstrafrecht
Door de raadsvrouw van verdachte is verzocht om, gelet op het niveau waarop verdachte volgens de gedragsdeskundigen functioneert, zijn kinderlijk functioneren en egocentrisch gerichte instelling, recht te doen op basis van het jeugdstrafrecht conform artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voor zover dat ziet op de feiten gepleegd vóór 8 november 2009.
De rechtbank acht, gelet op de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, evenwel geen grond aanwezig om in deze het sanctierecht voor jeugdigen als verzocht toe te passen. Dit oordeel is gebaseerd op de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van de verdachte heeft verkregen en de omstandigheid dat noch in voormeld multidisciplinair rapport noch in het door Tactus verslavingszorg uitgebrachte (reclasserings)rapport daarvoor een reëel aanknopingspunt is te vinden, laat staan dat daartoe geadviseerd is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte wil de officier van justitie als bijzondere voorwaarde verbonden zien reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling voor het drugsgebruik en urinecontroles.
In de strafeis is rekening gehouden met de ad informandum in de dagvaarding opgenomen feiten, waarbij volgens de officier ten aanzien van het vierde ad informandum opgenomen feit het samenloopartikel moet worden toegepast in verband met de onder feit 5 in de tenlastelegging opgenomen vernieling van de Mini Cooper.
Daarnaast heeft de officier van justitie in zijn eis betrokken de ernst van de gepleegde feiten, de impact voor de slachtoffers en de onveiligheidsgevoelens in de samenleving, de omstandigheid dat verdachte niet op eigen initiatief is gestopt, maar eerst door het ingrijpen van politie en justitie, en de omstandigheid dat verdachte als enigszins tot licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De officier heeft voor de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten zoals deze door het LOVS worden gehanteerd, waarbij als uitgangspunt voor een woninginbraak tien weken gevangenisstraf wordt gehanteerd.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat strafoplegging naast het doel van vergelding ook ten doel heeft het voorkomen van recidive, hetgeen in dit geval zowel in het belang is van verdachte, maar ook in het belang van de samenleving.
Verdachte heeft schoon schip willen maken, is volgens de psycholoog nog erg kinderlijk - imponeert op het niveau van een 15, 16 jarige - en egocentrisch, maar is ook begeleidbaar indien hem de mogelijkheden daartoe worden aangereikt. Verdachte is gevoelig voor autoriteit en niet ongevoelig voor straf. Het voorarrest heeft veel indruk op hem gemaakt.
Bij een strafoplegging zoals door de officier van justitie beoogd, is het maar de vraag of verdachte - gelet op zijn beïnvloedbaarheid - na ommekomst van een straf van twee jaar nog gemotiveerd is voor een traject zoals nu door de gedragsdeskundigen en de reclassering is aangegeven. Verdachte heeft werk, is bezig met een re-integratietraject en heeft de steun van zijn ouders, die hem nu ook structuur bieden, en is gemotiveerd voor behandeling in het kader van het softdrugsgebruik.
Verdachte staat nog aan het begin van zijn leven en is bovendien niet eerder met politie en justitie voor dit soort zaken in aanraking gekomen.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte moet als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Uit het over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapport19 volgt verder onder meer dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis en van een risico op de ontwikkeling van een persoonlijkheidsstoornis met op zijn minst antisociale trekken.
Verdachte heeft een beperkte gewetensfunctie, beperkte copingmogelijkheden en een beperkt invoelbaar vermogen. Daarnaast is er sprake van misbruik van cannabis, terwijl er ook kenmerken aanwezig zijn van ADHD (impulsiviteit en gerichtheid op directe behoeftebevrediging), welke kenmerken worden versterkt bij intensief cannabisgebruik.
Bij ontbreken van een adequaat sociaal steunkader / behandeling en een eventuele terugval in cannabisgebruik en/of andere middelen, wordt de kans op recidive als aanzienlijk verhoogd beschouwd.
Als prognostisch gunstige factoren worden door de psychiater benoemd het gezin, de nog bestaande gevoeligheid voor autoriteit, het niet geheel ongevoelig zijn voor straffen en de gevoeligheid van verdachte voor een duidelijke en overzichtelijke structuur. Een beperkende factor bij de behandeling vormt zijn beneden gemiddelde intelligentie, wat samen met de neiging tot impulsiviteit de inschatting geeft van een beperkte leerbaarheid. Vanuit die overwegingen gaat de voorkeur uit naar 'leren' in een woon/werksituatie. Van belang daarbij is onder meer dat er toezicht bestaat op het niet terugvallen in middelengebruik en op de gewenste sociaal-maatschappelijke inbedding (werk, thuis wonen, aansluiting normale leeftijdsgenoten).
Geadviseerd wordt verdachte een reclasseringscontact op te leggen met een lange proeftijd en als extra voorwaarde poliklinische forensische en verslavingsbehandeling in het kader van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf.
Door de reclassering is geadviseerd20 verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen conform het daartoe opgestelde Plan van aanpak/Advies voor Rechtszitting. Hierin wordt voorts onder meer vermeld als geadviseerde bijzondere voorwaarden een ambulante behandelverplichting en een verplichting om mee te werken aan urinecontroles.
De kans op recidive wordt als laag gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft inmiddels een dagbesteding en blowt niet meer. Wanneer hij niet dagelijks blowt, zijn traject (met name de behandeling bij JusTact) volgt en dagbesteding heeft, blijft de kans naar verwachting laag gemiddeld. Verdachte is gemotiveerd voor hulpverlening en komt zijn afspraken zeer goed na, hij is gemotiveerd om van de softdrugs af te blijven en wil tevens niet gedetineerd raken.
De rechtbank heeft voor de strafmaat tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 06/580778-09.
Het gaat daarbij om de navolgende zaken:
Feitgegevens (pleegperiode, -lokatie, -plaats, -gemeente, omschrijving feit)
1. 30 december 2009, [adres10, plaats], Gem. Berkel land
Diefstal in vereniging uit woning dmv valse sleutel (zaak 3) SO. [medeverdachte B];
2 . 22 december 2009, [adres11, plaats], Gem. Berkelland,
Poging tot diefstal in/uit woning [adres12] (zaak 7) dmv braak/verbreking;
3. in de periode van 21 tot en met 23 oktober 2009, [adres13, plaats], Gem.
Berkelland,
Diefstal in/uit woning [adres13] dmv braak (zaak 8);
4. in de periode van 22 tot en met 26 december 2003, [adres13, plaats], Gem. Berkelland,
Diefstal van Mini Cooper / joyriding daarmee (zaak 8a);
5. in de periode van 25 tot en met 27 december 2009, [adres14], Eibergen, Gem. Berkelland,
Diefstal in/uit woning [adres14] dmv braak (zaak 9) in ver. gepleegd;
6. 12 januari 2010, [adres15, plaats], Gem. Winterswijk,
Diefstal in vereniging dmv braak / verbreking/ inklimming uit woning [adres15] (zaak 15);
7. 20 januari 2010, [adres16, plaats], Gem. Berkelland,
Voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp, cat. I ond. 7 (zaak 19).
Aannemelijk is immers geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten, waaronder dertien woninginbraken, al dan niet tezamen met [medeverdachte B].
Bij de woninginbraken werd niet geschroomd om op klaarlichte dag in te breken, hetgeen getuigt van een zekere onverschrokken mentaliteit van de dader(s). Daarbij werden woningen compleet overhoop gehaald en troffen de bewoners bij terugkomst in hun woning een puinhoop aan.
Voor gedupeerden veroorzaken woninginbraken, naast materiële schade, ook een gevoel van onveiligheid en veel ergernis. Met name woninginbraken vormen een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarnaast wordt het algemeen gevoel van onveiligheid aangewakkerd.
Ten voordele van verdachte weegt dat hij niet eerder met politie en justitie in contact gekomen terzake dit soort strafbare feiten21.
Voor het plegen van een woninginbraak door middel van braak/verbreking met relatief weinig schade - uitgaande van een first-offender - wordt in de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren) een gevangenisstraf van tien weken gehanteerd.
In die zin zou een strafoplegging als door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats zijn.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om die eis niet te volgen. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, op de adviezen van de gedragsdeskundigen/reclassering en de daaraan ten grondslag liggende beschouwingen, het thans met ondersteuning van de reclassering en de ouders ingezette traject en het feit dat verdachte schoon schip heeft gemaakt en gemotiveerd is om een andere invulling aan zijn leven te geven.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanzienlijke duur met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd en daarnaast een aanzienlijke werkstraf.
Verdachte dient zich daarbij te realiseren dat de hem geboden kans eenmalig is en dat hij deze met beide handen dient aan te grijpen en dat hij de positieve lijn, die zich nu lijkt te hebben ingezet, dient vast te houden.
De rechtbank acht deze beslissing passend en in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Vorderingen tot schadevergoeding
[slachtoffer B] heeft zich met een vordering22 tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 667,90 in het strafproces gevoegd inzake het onder 2 tenlastegelegde.
De vordering ziet op de niet door de verzekeraar vergoede schade.
[slachtoffer C] heeft zich met een vordering23 tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 707,19 (de niet door de verzekeraar vergoede schade) in het strafproces gevoegd inzake het onder 3 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer E]24 heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 198,-- (eigen risico en vergoeding verreden kilometers), gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
[slachtoffer G] heeft zich met een vordering25 tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 675,60 in het strafproces gevoegd inzake het onder 6 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer M]26 heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van nihil gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 10 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de verschillende vorderingen heeft de officier van justitie als standpunt ingenomen:
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] tot het gevorderde bedrag van € 667,90, zulks met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer C] tot een bedrag van € 232,19, eveneens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige omdat de vordering niet van eenvoudige aard is ten aanzien van de onder punt 7 opgevoerde schadepost in samenhang met de onder 4 opgevoerde post;
- integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer E], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer G] tot een bedrag van
€ 195,60 - eveneens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel - en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige wegens gebrek aan onderbouwing;
- afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer M] aangezien er geen schadebedrag is gevorderd.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen als standpunt ingenomen:
- afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] wegens onvoldoende onderbouwing, althans niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in haar vordering, dan wel matiging van het schadebedrag;
- referte aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer C], waarbij de raadsvrouw zich heeft geconformeerd aan het door de officier van justitie ingenomen standpunt;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer E] tot een bedrag van
€ 150,-- en afwijzing voor het overige, nu dat bedrag ziet op een ad info feit (joyriding);
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer G] in haar vordering, bij gebrek aan voldoende onderbouwing en gemis van causaal verband;
- door de benadeelde partij [slachtoffer M] is geen schade gevorderd.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. Onduidelijk is namelijk welke posten wel of niet zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer C], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 232,19 en de vordering de rechtbank in zoverre niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal de vordering worden toegewezen tot dat bedrag. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de vordering wegens betwisting en ontbrekende onderbouwing niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer E] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 150,--, nu de vordering in zoverre niet is betwist en de rechtbank de vordering in zoverre niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. De verdachte is voor deze schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Omdat het overige schadebedrag ziet op een ad informandum feit, zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer G] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering bij gebrek van voldoende onderbouwing niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer M] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen schadebedrag behelst, aangezien volgens opgave van de benadeelde de verzekering de schade heeft vergoed en er geen restschade is.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedragen ten behoeve van genoemde slachtoffers.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen voorwerpen als vermeld onder de nummers 1, 2, 4, 5 t/m 17 op de lijst "beslissing over in beslag genomen voorwerpen".
Van de overige goederen onder de nummers 18 t/m 22 kan teruggave worden gelast.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag onthouden van commentaar, behoudens de nrs. 1 (een heuptas) en 15 (een geldbedrag), waarvan zij om teruggave aan verdachte heeft verzocht.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 1, 2, 6 t/m 14, 16,17 worden door de rechtbank deels beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen, behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, terwijl een en ander van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
De rechtbank zal daarom deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren.
Wat betreft de voorwerpen onder de nummers 3, 4, 5, 15, 18 t/m 22 zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde danwel de na te noemen rechthebbende, nu zich daar geen strafvorderlijk belang tegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14c, 14b, 22c, 22d, 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 10 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
6. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
7. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
9. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
10. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 426 (vierhonderdzesentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 360 (driehonderdzestig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt medewerking aan de in dat kader door deze instelling in het opgestelde Plan van aanpak/Advies voor Rechtszitting opgenomen gedragsvoorwaarden;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 maanden;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen als vermeld op de lijst "beslissing over inbeslaggenomen voorwerpen" onder de nummers 1, 2, 6 t/m 14, 16,17;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde danwel de rechthebbende, te weten de voorwerpen als vermeld op de lijst "beslissing over inbeslaggenomen voorwerpen" onder de nummers 3, 4, 5, 15, 18 t/m 22;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres3], [plaats] (bankrekeningnummer [nummer]) een bedrag van € 232,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2009 en betaling van de kosten van het geding en de kosten van de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke
rechter kan aanbrengen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer E], [adres13], [plaats] (bankrekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 150,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Slachtoffers Bedrag vervangende hechtenis
1. [slachtoffer C] € 232,19 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2009 4 dagen;
2. [slachtoffer E] € 150,-- 3 dagen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader (betreffende de benadeelde [slachtoffer C]) het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer B], [slachtoffer G] en [slachtoffer M] - ieder voor zich - niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
* verwijst de benadeelde partijen [slachtoffer B], [slachtoffer G] en [slachtoffer M] - ieder voor zich - in de door verdachte gemaakte proceskosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Troost en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2010042279 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Achterhoek, gedateerd 26 maart 2010 (voor zover niet anders is vermeld)
2 Verklaring verdachte, dossierpag. en zijn verklaring ter terechtzitting
3 Aangifte [slachtoffer A], dossierpag. 323, 324 en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 326 -330
4 Aangifte [slachtoffer B], dossierpag. 475 en 476 en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 479 en 480
5 Aangifte [slachtoffer C], dossierpag. 491 t/m/ 493, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 495
6 Aangifte [slachtoffer D], dossierpag. 525 t/m 527, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag.530 t/m 532
7 Aangifte [slachtoffer E], dossierpag. 596/597
8 Proces-verbaal sporenonderzoek relaas verbalisant [verbalisant], dossierpag. 601
9 Aangifte [slachtoffer F], dossierpag. 619 en 620
10 Aangifte [slachtoffer G], dossierpag. 675/676, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 680/690
11 Verklaring getuige [slachtoffer H]], dossierpag. 701/702
12 Aangifte [slachtoffer I], dossierpag. 724/726, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 728/730
13 Verklaring [naam], dossierpag. 753/754
14 Aangifte [slachtoffer J], dossierpag. 771/773
15 Aangifte van [slachtoffer L], dosssierpag. 809/811, en de bijbehorende goederenbijlage, dossierpag. 812/815
16 Aangifte [slachtoffer M], dossierpag. 869/871
17 Psychiatrisch rapport gedateerd 10 mei 2010, opgemaakt door drs. L.P. Heinsman
18 Psychologisch rapport gedateerd 10 mei 2010, opgemaakt door prof.dr. J.J. Baneke
19 Bestaande uit eerdergenoemde rapporten van de psychiater Heinsman en de psycholoog Baneke Leeuw
20 Voorlichtingsrapport Tactus Verslavingszorg gedateerd 12 mei 2010, opgemaakt door de reclasseringswerker Borninkhof
21 Uittreksel justitiële documentatie gedateerd 22 april 2010
22 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer B] gedateerd 26 april 2010
23 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer C] gedateerd 5 mei 2010
24 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer E] gedateerd 9 mei 2010
25 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer G] gedateerd 24 april 2010
26 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer M] gedateerd 28 april 2010