ECLI:NL:RBZUT:2010:BM6510

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460457-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. Krijger
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingzaak recreatiewoning te Ermelo

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting in een recreatiewoning te Ermelo, heeft de rechtbank op 2 juni 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die zich zouden hebben afgespeeld tussen 4 en 7 november 2009. De aanklacht betrof het opzettelijk in brand steken van een recreatiewoning, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De getuigenverklaringen van medeverdachten en een getuige waren inconsistent en niet overtuigend genoeg om de schuld van de verdachte te bewijzen. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van nauwe samenwerking tussen de verdachten en dat de verdachte geen overtuigend motief had om de brand te stichten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen elkaar niet voldoende ondersteunden en dat de verdachte niet overtuigend kon worden betrokken bij de brandstichting. De rechtbank heeft daarom besloten dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem vrijgesproken. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460457-09
Uitspraak d.d.: 2 juni 2010
tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachteA],
geboren te [plaats in 1982],
wonende te [adres],
Raadsman: mr. J.H.A. de Jong, advocaat te Groningen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 maart 2010 en 19 mei 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2009 tot en met 7 november 2009 te Ermelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een recreatiewoning (adres: [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een bankstel (met behulp van motorbenzine, althans een brandversnellend middel en/of waxinelichtjes) en/of vloerbedekking (met behulp van brandolie en/of petroleum en/of motorbenzine, althans een brandversnellend middel) in brand gestoken en/of een stapel papier (op een prullenbak) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een bankstel en/of vloerbedekking en/of motorbenzine, althans een brandversnellend middel, en/of (een stapel) papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een/die bank en/of het plafond en/of een (houten) wand en/of andere delen van de recreatiewoning en/of andere goederen in die recreatiewoning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die recreatiewoning en/of (een) omliggende (recreatie)woning(en) en/of dat bankstel en/of die vloerbedekking en/of de overige in die recreatiewoning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor (een) in en/of bij die recreatiewoning en/of omliggende (recreatie)woning(en) aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2009 tot en met 7 november 2009 te Ermelo, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een recreatiewoning (adres: [adres]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die recreatiewoning en/of (een) omliggende (recreatie) woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) in en/of bij die recreatiewoning en/of omliggende (recreatie)woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een of meer gaspit(ten) van het gasfornuis (in die recreatiewoning) heeft opengedraaid/opengezet (waardoor gas in die (afgesloten) recreatiewoning kwam) en/of
- een bankstel (met behulp van motorbenzine, althans een brandversnellend middel) en/of vloerbedekking (met behulp van motorbenzine, althans een brandversnellend middel) in brand heeft gestoken en/of
- een stapel papier (op een prullenbak) in brand heeft gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een bankstel en/of vloerbedekking en/of motorbenzine, althans een brandversnellend middel, en/of (een stapel) papier, althans met (een) brandbare stof(fen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs2
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek was een melding op zaterdag 7 november 2009 van aangever [aangever/eigenaar huisje] via alarmnummer 112 van een brandstichting in zijn houten recreatiewoning, perceel [adres], te Ermelo.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard op basis van de getuigenverklaringen van [medeverdachteB], [medeverdachteC] en [getuige] en de aangifte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Er is wellicht sprake van wettig bewijs, doch dit bewijs is niet overtuigend.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, dat er bij het eerste feit dat ten laste is gelegd geen sprake is van deelneming omdat de bewuste nauwe en volledige samenwerking tussen verdachten ontbreekt.
Ten aanzien van beide feiten kan het ten laste gelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden.
Met betrekking tot feit 2 bestaat er volgens de raadsman grote twijfel over het al dan niet open hebben gestaan van de gaspitten van het fornuis. Dit moet leiden tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is tegen verdachte, gekeken naar de getuigenverklaringen van [medeverdachteB]3, [medeverdachteC]4, [getuige]5 en de aangifte6. Medeverdachte [medeverdachteB] heeft, kort samengevat, verklaard dat verdachte en hij hadden besproken dat ze de recreatiewoning van [aangever/eigenaar huisje] in de fik zouden steken en dat verdachte heeft uiteengezet op welke wijze ze dat zouden kunnen doen, waarna zij tezamen, met medeneming van flessen aardolie, naar de woning zijn gegaan. Volgens [medeverdachteB] heeft verdachte de flessen olie tegen de muur en op het bed geleegd, met een aansteker een zak met papier in de computerkamer aangestoken, waxinelichtjes in de woning geplaatst en alle pitten van het kooktoestel opengedraaid. Omdat er niets gebeurde, zouden verdachte en [medeverdachteB], volgens deze laatste, nog een keer zijn teruggegaan naar de recreatiewoning. Volgens [medeverdachteB] heeft verdachte toen opnieuw olie naar binnen gegooid en een papieren zakdoekje aangestoken en naar binnen gegooid.
Medeverdachte [medeverdachteC] heeft, kort samengevat, verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat het zou gaan knallen omdat hij een kaars in de computerkamer had gezet en de gaskraan had opengezet. Die nacht heeft verdachte, volgens [medeverdachteC], tegen hem gezegd dat hij de tweede keer de vuilnisbak, die vol zat met papier, in de fik had gestoken en dat hij benzine over de bank had gegooid.
[getuige] heeft, kort samengevat, verklaard dat verdachte die avond heeft gezegd dat zij het huisje wel in de fik konden steken en dat zij van verdachte heeft gehoord dat het met de brand was misgegaan.
Verdachte heeft daarentegen bij de politie en ter terechtzitting uitdrukkelijk ontkend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd.
De verklaringen van de getuigen zouden elkaar in bewijsrechtelijke zin kunnen ondersteunen, maar alleen [medeverdachteB] kan uit eigen ervaring verklaren. [medeverdachteC] en [getuige] verklaren niet bij de onderhavige feiten aanwezig te zijn geweest. Zij verklaren slechts op basis van wat zij hebben gehoord. De diverse verklaringen zijn bovendien lang niet op alle punten consistent . Het door de verdediging naar voren gebrachte verweer dat verdachte, die overigens geen (overtuigend) motief lijkt te hebben om de recreatiewoning van [aangever/eigenaar huisje] in brand te steken, door medeverdachten [medeverdachtenB en C] en de vriendin van [medeverdachteC] ten onrechte als mededader wordt betrokken kan, gelet op het met betrekking tot het bewijs hierboven overwogene, niet overtuigend worden verworpen
Dit leidt ertoe dat bij deze stand van zaken vrijspraak moet volgen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Krijger en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009086695, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 10 februari 2010.
2 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [medeverdachteB], p. 250-259
3 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [medeverdachteC], p. 129-132
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuigege], p. 324-325
5 Proces-verbaal van aangifte, p. 282-287