ECLI:NL:RBZUT:2010:BM6514

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460477-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. Krijger
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting in recreatiewoning met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte [verdachteB], die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in een recreatiewoning te Ermelo. De feiten vonden plaats tussen 4 en 7 november 2009, waarbij verdachte samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in de recreatiewoning door gebruik te maken van brandversnellende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gemeen gevaar voor de recreatiewoning en omliggende woningen bestond, maar sprak verdachte vrij van de strafverzwarende omstandigheden met betrekking tot levensgevaar voor aanwezige personen, omdat er onvoldoende bewijs was dat er daadwerkelijk mensen in de woning aanwezig waren tijdens de brand. De rechtbank oordeelde dat de afstand tot omliggende woningen te groot was om aan te nemen dat de brand kon overslaan.

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met het feit dat verdachte geen strafblad had en een first offender was, maar ook met de ernst van de feiten en de schade die was veroorzaakt. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever en eigenaar huisje], voor de geleden schade als gevolg van de brand. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en mogelijke ambulante behandeling, om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460477-09
Uitspraak d.d.: 2 juni 2010
tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachteB],
geboren te [plaats in 1964],
wonende te [adres],
Raadsman: W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 maart 2010 en 19 mei 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2009 tot en met 7 november 2009 te Ermelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een recreatiewoning (adres: [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een bankstel (met behulp van motorbenzine, althans een brandversnellend middel en/of waxinelichtjes) en/of vloerbedekking (met behulp van brandolie en/of petroleum en/of motorbenzine, althans een brandversnellend middel) in brand gestoken en/of een stapel papier (op een prullenbak) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een bankstel en/of vloerbedekking en/of motorbenzine, althans een brandversnellend middel, en/of (een stapel) papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een/die bank en/of het plafond en/of een (houten) wand en/of andere delen van de recreatiewoning en/of andere goederen in die recreatiewoning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die recreatiewoning en/of (een) omliggende (recreatie)woning(en) en/of dat bankstel en/of die vloerbedekking en/of de overige in die recreatiewoning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor (een) in en/of bij die recreatiewoning en/of omliggende (recreatie)woning(en) aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2009 tot en met 7 november 2009 te Ermelo, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een recreatiewoning (adres: [adres]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die recreatiewoning en/of (een) omliggende (recreatie) woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) in en/of bij die recreatiewoning en/of omliggende (recreatie)woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een of meer gaspit(ten) van het gasfornuis (in die recreatiewoning) heeft opengedraaid/opengezet (waardoor gas in die (afgesloten) recreatiewoning kwam) en/of
- een bankstel (met behulp van motorbenzine, althans een brandversnellend middel) en/of vloerbedekking (met behulp van motorbenzine, althans een brandversnellend middel) in brand heeft gestoken en/of
- een stapel papier (op een prullenbak) in brand heeft gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een bankstel en/of vloerbedekking en/of motorbenzine, althans een brandversnellend middel, en/of (een stapel) papier, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek was een melding op zaterdag 7 november 2009 van aangever [aangever en eigenaar huisje] via alarmnummer 112 van een brandstichting in zijn houten recreatiewoning, perceel [adres], te Ermelo.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte en de uitkomst van het brandonderzoek.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat wat betreft de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheden bij feit 1 en 2 betreffende het gemeen gevaar danwel het levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheden. Op grond van de (deels) bekennende verklaring van verdachte2, de verklaring van medeverdachte [medeverdachteC]3, de aangifte van [aangever en eigenaar huisje]4, de verklaring van getuige [getuige]5 (brandonderzoeker) alsmede op grond van de Notitie Team Brand Onderzoek Apeldoorn6 is de rechtbank van oordeel dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de aan verdachte verweten feiten, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheden van feit 1. Verdachte heeft bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd tezamen met medeverdachte [medeverdachteA].
De rechtbank overweegt dat weliswaar in een proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2010 is aangegeven wat de afstand is tussen het in brand gestoken recreatiehuisje en omliggende recreatiewoningen op het park, maar dat gegevens ontbreken die aannemelijk zouden kunnen maken dat de brand redelijkerwijs, gelet op die afstand, had kunnen overslaan naar die huisjes en ondanks de door de officier van justitie voorafgaand aan de zitting van 19 mei 2010 overgelegde overzichtsfoto van het vakantiepark nadere gegevens omtrent de afstand tot de overige huisjes ontbreken. Hierdoor is het voor de rechtbank niet vast te stellen of die afstand te groot is of juist niet om te kunnen spreken van gevaar voor omliggende recreatiewoningen. Verdachte zal van deze strafverzwarende omstandigheid dan ook worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het in feit 1 ten laste gelegde levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die recreatiewoning aanwezige personen, spreekt de rechtbank verdachte ook vrij. Eigenaar [aangever en eigenaar huisje] was niet in de woning aanwezig op 4 november 2009, de dag dat de feiten zijn gepleegd, terwijl ook niet is gebleken dat een ander destijds in die woning is geweest. Uit de Notitie Team Brand Onderzoek Apeldoorn blijkt dat de brand op 7 november 2009, de dag dat eigenaar [aangever en eigenaar huisje] in de woning is geweest, uit was. De brand is gesmoord door gebrek aan zuurstof en vanzelf uitgegaan. [aangever en eigenaar huisje] kwam pas op 7 november 2009 in de woning en duidelijk is dat er toen al geen brand meer was. Ook van het onder feit 1 ten laste gelegde levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de omliggende (recreatie)woning(en) (mogelijk) aanwezige personen spreekt de rechtbank verdachte vrij, op grond van dezelfde redenering als die hiervoor is gegeven bij het gevaar voor omliggende recreatiewoningen. De rechtbank volgt de redenering van de raadsman dat de afstand tot de overige recreatiewoningen te groot is om aan te nemen dat de brand redelijkerwijs had kunnen overslaan naar die huisjes, zodat op grond van deze redenering het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen in andere huisjes wordt uitgesloten.
De rechtbank acht wel bewezen dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in/bij die woning aanwezige personen was, zoals ten laste gelegd onder feit 2. Op het moment dat aangever/eigenaar [aangever en eigenaar huisje] de woning heeft betreden op 7 november 2009, stonden de gaspitten aan. Verdachte wist dit - naar eigen zeggen- van medeverdachte [medeverdachteA], maar heeft niets gedaan. Dit gevaar bestond ook voor de echtgenote van [aangever en eigenaar huisje], die buiten stond te wachten en/ of voor overige personen in de buurt van de recreatiewoning. Ook toen verdachte nog een tweede keer naar de recreatiewoning is gegaan, heeft hij niets gedaan om ontploffing van de recreatiewoning te voorkomen,. Voor het ten laste gelegde gemeen gevaar voor de omliggende (recreatie)woningen en de daarin aanwezige goederen dan wel levensgevaar voor de daarin mogelijk aanwezige personen spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij, nu het door de grote afstand tot de overige recreatiewoningen uitgesloten wordt dat de ontploffing redelijkerwijs gevaar zou hebben gehad voor die (recreatie)woningen en de daarin aanwezige goederen en eventueel personen
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 4 november 2009 te Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een recreatiewoning (adres: [adres]), immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een bankstel met behulp van een brandversnellend middel en waxinelichtjes en vloerbedekking met behulp van een brandversnellend middel in brand gestoken en een stapel papier op een prullenbak in brand gestoken, ten gevolge waarvan die bank en/of het plafond en/of een (houten) wand en/of andere delen van de recreatiewoning en/of andere goederen in die recreatiewoning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die recreatiewoning en/of dat bankstel en/of die vloerbedekking en/of de overige in die recreatiewoning aanwezige goederen te duchten was;
2.
hij op 4 november 2009 te Ermelo, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een recreatiewoning (adres: [adres]), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die recreatiewoning en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een in en bij die recreatiewoning aanwezige perso(o)n(en) te duchten was, met dat opzet met zijn mededader
- meer gaspitten van het gasfornuis in die recreatiewoning heeft opengedraaid/opengezet waardoor gas in die afgesloten recreatiewoning kwam en
- een bankstel met een brandversnellend middel en vloerbedekking met behulp van een brandversnellend middel in brand heeft gestoken en
- een stapel papier op een prullenbak in brand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven :
Feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 2:
Poging tot het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf ter hoogte van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde dat de reclassering toezicht zal houden op verdachte, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij FPA De Boog of een soortgelijke instelling. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat het een ernstig feit is, dat verdachte mee heeft gewerkt aan de brand en het daaruit voortvloeiende gevaar en dat grote schade is ontstaan. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd en is zelfs nog een keer terug gegaan naar de recreatiewoning.
De raadsman heeft zich voor de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bereid en in staat is om een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank acht een gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de reclassering gehanteerde lijst van projectplaatsen. Een gedeelte van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij FPA De Boog of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten. Hij heeft met zijn daden veel schade en gevaar veroorzaakt. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft en dat hij een first offender is.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [aangever en eigenaar huisje] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.649,83 gevoegd in het strafproces ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor een bedrag van € 1.299,69 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2009 voor toewijzing vatbaar. Dit betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding, de gevorderde telefoonkosten en twee maanden misgelopen huur als gevolg van de brand. Anders dan de raadsman heeft betoogd is niet, zonder nadere gegevens die ontbreken, aannemelijk dat schade in de vorm van huurderving gedekt is door de (opstal)verzekering van [aangever en eigenaar huisje] nu in het algemeen dergelijke gevolgschade pleegt te worden uitgesloten van de verzekering.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De vordering betreffende de resterende 4 maanden huur is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. Met betrekking tot de gevorderde advocaatkosten is er onvoldoende causaal verband. Wat betreft de stortkosten en opruimkosten valt niet uit te sluiten dat deze kosten onder de opstalverzekering vallen, waardoor ook deze kosten niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit gedeelte van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 47, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 2:
Poging tot het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 290 dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 183 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door door FPA De Boog of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die de reclassering door of namens de leiding van de instelling zal worden gegeven;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [aangever en eigenaar huisje], [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.299,69, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 4 november 2009, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever en eigenaar huisje], een bedrag te betalen van € 1.299,69, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 22 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Krijger en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009086695, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 10 februari 2010.
Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009086695, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 10 februari 2010.
2 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], p. 255-259
3 Proces-verbaal verhoor mede-verdachte [medeverdachteC], p. 129-132
4 Proces-verbaal van aangifte, p. 282-287
5 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 386-389
6 Notitie Team Brand Onderzoek Apeldoorn, p. 390-393