RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/950070-10
Uitspraak d.d. 9 juni 2010
Tegenspraak / dnip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1970],
wonende te [plaats, adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 11 augustus 2009
tot en met 8 februari 2010, in de gemeente Epe en/of (elders) in het
arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of
vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A] en/of
[naam B] en/of [naam C] en/of [naam D] en/of [naam E] en/of [naam F] en/of [naam G] en/of een of meer (andere) perso(o)n(en), in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2009 tot en met 8 februari
2010, te Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam H] en/of [naam F] en/of [naam E] en/of [naam B] en/of [naam D] en/of [naam A] en/of [naam C], in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
ongeveer een of meerdere gram(men), in elk geval een hoeveelheid van niet meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op basis van de verklaringen van de vele afnemers, de verklaring van [getuige] en de door de geplaatste opnameapparatuur geregistreerde beelden.
B. Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte, zonder raadsman verschenen, heeft het onder 1 en 2 tenlastegelegde verkopen, verstrekken, bewerken, verwerken, vervoeren en afleveren van respectievelijk speed en wiet ontkent. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vele (jeugdige) bezoekers bij hem over de vloer kwamen omdat ze geen andere hangplek hadden. De bezoekers brachten zelf drugs mee die door iedereen mochten worden gebruikt. Verdachte deelde zelf ook zijn eigen drugs uit, zonder hiervoor betaald te worden. De betalingen die zijn verricht door enkele van de bezoekers betreffen een onkostenvergoeding voor het gebruik van frisdrank en chips. Het verpakken van een hoeveelheid drugs in kleinere plastic zakjes zag verdachte als het verlenen van hand- en spandiensten.
C. Beoordeling door de rechtbank
[getuige] heeft verklaard2 dat hij in hetzelfde appartementencomplex als verdachte woont. Hij heeft verklaard dat er sprake is geweest van drugsgerelateerde overlast sinds verdachte in het appartementencomplex zijn intrek heeft genomen. De overlast werd veroorzaakt door onder meer het af- en aanlopen van bezoekers tot diep in de nacht. [getuige] heeft verklaard dat hij ervan overtuigd is dat deze bezoekers voor drugs komen. Dit leidt hij af uit het duidelijk onder invloed van drugs zijn van de bezoekers en de korte duur van de bezoekjes. Voorts heeft [getuige] verklaard dat hij in de woning van verdachte is geweest en daar op een tafel meerdere zakken met pillen en speed zag. Het betrof boterhamzakjes met een omvang van een forse vuist. [getuige] heeft verklaard hierna nog meerdere keren bij verdachte in zijn appartement te zijn geweest. Bij ieder bezoek zag [getuige] drugs op een tafel of het keukenblad liggen.
[naam A] heeft verklaard3 dat hij in 2009 regelmatig speed heeft gekocht in het appartement van verdachte. Hij kocht de drugs van verdachte en één keer van medeverdachte [medeverdachte B]. [naam A] heeft verklaard dat [naam C], [naam D] en [naam B] bij verdachte kwamen om daar speed te kopen. [naam A] heeft verder nog verklaard dat hij [naam E] regelmatig bij verdachte in zijn appartement heeft gezien en dat [naam H] daar wiet kocht.
[naam C] heeft verklaard4 dat zij vanaf ongeveer september 2009 regelmatig drugs heeft gekocht van medeverdachte [medeverdachte B] in het appartement van verdachte, gelegen aan [adres te plaats]. In de maanden september tot en met november van 2009 heeft [naam C] geregeld speed gekocht van [medeverdachte B], in het appartement van verdachte. De speed zat in plastic sealtjes. De drugs zaten in een zwarte tas met het opschrift "Mars". [naam C] heeft verklaard dat [naam B] in het appartement van verdachte speed kocht van [medeverdachte B]. Verder heeft [naam C] nog verklaard dat zij [naam E] in het appartement van verdachte heeft gezien en dat zij vele mensen drugs heeft zien kopen van [medeverdachte B].
[naam D] heeft verklaard5 dat hij na augustus 2009 verschillende keren op bezoek is geweest bij verdachte, wonende te Epe in een appartement op [nummer]. Samen met [naam B] heeft [naam D] XTC, speed en wiet gekocht van verdachte. In totaal heeft [naam D] ongeveer acht keer drugs gekocht van verdachte. [naam D] heeft [naam A] één keer wiet zien kopen van verdachte. [naam D] heeft [naam B] verschillende keren speed zien kopen van verdachte. Verder heeft [naam D] nog verklaard dat hij [naam E] regelmatig bij verdachte in zijn appartement heeft gezien.
[naam E] heeft verklaard6 dat zij sinds september 2009 wiet en speed gebruikt. Haar vaste dealer was medeverdachte [medeverdachte B], die logeerde in het appartement van verdachte gelegen aan [adres te plaats]. [naam E] heeft verklaard dat zij bijna elke dag bij verdachte thuis kwam. De drugs bewaarde [medeverdachte B] in een zwarte tas waar "Mars" op stond. [naam E] heeft gezien dat [medeverdachte B] bij verdachte thuis hompen pasta speed verdeelde over zakjes van 1 gram. Ook heeft ze verklaard dat [medeverdachte B] de speed vermengde met pannenkoekenmix. De pannenkoekenmix werd gekocht door de moeder van verdachte. [naam E] heeft verder nog verklaard dat [naam C] en [naam H] regelmatig wiet kochten van [medeverdachte B].
[naam B] heeft verklaard7 dat hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] heeft ontmoet bij zijn vaste dealer [naam I]. Nadat [naam I] was gearresteerd, vernam [naam B] dat hij van verdachte, althans in zijn appartement gelegen aan [adres te plaats], drugs kon kopen. Hij heeft in de laatste maanden van 2009 veelvuldig speed en wiet gekocht van zowel verdachte als [medeverdachte B]. Doorgaans was zowel verdachte als [medeverdachte B] in de woning aanwezig wanneer [naam B] drugs kwam kopen. Hij heeft gezien dat verdachte de betaalde koopsom direct afstond aan [medeverdachte B]. Volgens [naam B] was de handel van [medeverdachte B]. Verder heeft hij nog verklaard dat hij de drugs vaak samen met [naam A] kocht.
[naam H] heeft verklaard8 dat hij in de periode van december 2009 tot en met februari 2010 ongeveer twee of drie jointjes heeft gebruikt, die hij heeft gekocht van verdachte en medeverdachte [medeverdachte B], in de woning van verdachte. Ook heeft [naam H] verklaard in dezelfde periode ongeveer tien keer voor anderen wiet te hebben gekocht van verdachte en [medeverdachte B]. De wiet was vaak al verpakt in plastic zakjes. Soms moest de wiet van boven komen; dan werd het waarschijnlijk eerst gewogen en verpakt. [naam H] heeft verklaard dat bij hem de indruk bestond dat de handel door zowel verdachte als [medeverdachte B] werd bedreven. Verdachte deed meestal open en [medeverdachte B] overhandigde meestal de drugs. Het geld werd op een tafel gelegd. [naam H] heeft verklaard dat hij wist dat er ook speed door verdachte en [medeverdachte B] werd verkocht. Hij heeft gezien dat [naam B] en een jongen met de achternaam Boeve speed hebben gekocht van verdachte of [medeverdachte B].
[naam G] heeft verklaard9 dat hij sinds eind 2009 meerdere keren speed heeft gekocht van [medeverdachte B], in de woning van verdachte. Zowel verdachte als [medeverdachte B] deed wel eens de deur open wanneer hij aanbelde. In de woning zag hij vaak meerdere jongens in de leeftijd van 16 tot 20 jaar. Ook zag hij voor de verkoop verpakte zakjes wiet liggen en rook hij vaak een wietlucht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in het appartement gelegen aan [adres te plaats] woonde en dat [medeverdachte B] daar sinds september 2009 vaak verbleef. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er vaak jongeren langskwamen, waaronder [naam E], [naam A], [naam C] en [naam B]. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, op verzoek van zijn bezoekers, wel eens speed van hen heeft verdeeld over kleinere hoeveelheden en vervolgens in zakjes heeft verpakt. Deze lege zakjes haalde verdachte bij Bruna.
In het proces-verbaal van bevindingen10 van [verbalisant 1] staat dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 8 februari 2010, onder meer is aangetroffen een toilettas waarin een digitale weegschaal, een aangebroken pak pannenkoekenmix en enkele ongebruikte gripzakjes zaten.
In het proces-verbaal van bevindingen11 van [verbalisant 2] staat dat uit de opgenomen camerabeelden blijkt dat er in de periode van 26 januari 2010 tot en met 1 februari 2010 door veel verschillende mensen korte bezoekjes zijn gebracht aan de woning van verdachte.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte B] heeft gehandeld. Verdachte en [medeverdachte B] hebben in dezelfde periode, vanuit dezelfde woning, speed en wiet verkocht, verstrekt en afgeleverd aan meerdere gebruikers. De gebruikers kochten wisselend van verdachte en van [medeverdachte B]. Het standpunt van verdachte dat de bezoekers zijn woning als hangplek gebruikten en dat zij daar drugs van elkaar gebruikten vindt zijn weerlegging in de door de opgehangen camera geconstateerde korte bezoekjes en de verklaringen van de gebruikers die aangeven speed en wiet van verdachte en [medeverdachte B] te hebben gekocht.
Voorts hebben verdachte en [medeverdachte B] speed verwerkt (door de speed in kleinere hoeveelheden te verpakken) en bewerkt (door de speed te vermengen met pannenkoekenmix). Verdachte en [medeverdachte B] hebben de speed ook vervoerd, nu er geen aanleiding is om te vermoeden dat de speed op dit adres werd afgeleverd door derden en er evenmin een aannemelijke andere verklaring is voor de aanwezigheid van de speed in het appartement van verdachte. Dit gaat ook op ten aanzien van het vervoeren van de wiet. Verdachte en [medeverdachte B] hebben ten slotte de wiet verwerkt, immers zij hebben de wiet in verkoopbare hoeveelheden verpakt.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 11 augustus 2009 tot en met 8 februari 2010, in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A] en/of [naam B] en/of [naam C] en/of [naam D] en/of [naam E] en/of [naam G], een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I van die wet;
2.
hij in de periode van 11 augustus 2009 tot en met 8 februari 2010, te Epe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam H] en/of [naam E] en/of [naam B] en/of [naam D] en/of [naam A], een hoeveelheid van ongeveer een of meerdere gram(men), in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II van die wet;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft hierbij in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte harddrugs heeft verkocht aan meerdere minderjarigen. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het omvangrijke strafblad van verdachte, waar bovendien eerdere veroordelingen voor Opiumwetdelicten op staan vermeld.
Voor het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie schuldigverklaring zonder strafoplegging gevorderd, aangezien een additionele straf voor de tenlastegelegde overtredingen niets toevoegt aan de voor het tenlastegelegde misdrijf gevorderde gevangenisstraf.
De verdachte heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen inhoudelijke reactie gegeven op de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij gedurende een langere periode harddrugs heeft verkocht aan meerdere minderjarigen. Mede gezien het feit dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten12, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor een duur zoals gevorderd door de officier van justitie op zijn plaats.
Het opleggen van een straf voor de onder 2 tenlastegelegde overtredingen acht de rechtbank niet in het belang van het bereiken van één van de gebruikelijke strafdoeleinden. Derhalve zal de rechtbank verdachte ter zake van deze overtredingen op grond van artikel 9a Wetboek van Strafrecht schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van verdachte.
In beslag genomen goederen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen met de nummers 1, 2, 3, 4, 6, 11, 12, 14, 21 en 22 worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De in beslag genomen goederen met de nummers 5, 7, 8, 9, 10, 13, 15, 16 na verwijdering van de op de beelddrager staande kinderpornografische afbeelding, 17, 18, 19 en 20 dienen volgens de officier van justitie te worden geretourneerd aan de rechthebbende(n).
De verdachte heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op de door de officier van justitie gevorderde onttrekking aan het verkeer van enkele van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen goederen met de nummers drie en vier niet van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze in beslag genomen goederen betreffen gripzakjes en lange vloeitjes, die beide niet noodzakelijkerwijze verband houden met drugsmisdrijven. Deze goederen dienen te worden geretourneerd aan de rechthebbende(n).
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen oordeelt de rechtbank conform de vordering van de officier van justitie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 36b, 47, 57, 62, en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
* opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
* opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* bepaalt, dat geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het onder 2 tenlastegelegde;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende(n), te weten:
* vijf kleine gripzakjes (nummer 3 op de beslaglijst);
* zeven wiet papiertjes met opschrift (nummer 4 op de beslaglijst);
* één stuk papier met opschrift (nummer 5 op de beslaglijst);
* één bankpas rabobank nummer 5502 (nummer 7 op de beslaglijst);
* één mes (nummer 8 op de beslaglijst);
* één telefoontoestel (nummer 9 op de beslaglijst);
* één a4-papier met opschrift (nummer 10 op de beslaglijst);
* één computer merk Acer (nummer 13 op de beslaglijst);
* één computer merk Maxdata (nummer 15 op de beslaglijst);
* één computeronderdeel Maxtor (nummer 16 op de beslaglijst);
* één computeronderdeel Samsung (nummer 17 op de beslaglijst);
* één systeemkast merk Norrod (nummer 18 op de beslaglijst);
* één telefoontoestel merk Nokia (nummer 19 op de beslaglijst);
* één telefoontoestel merk Samsung (nummer 20 op de beslaglijst);
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
* drie kleine gripzakjes met opschrift (nummer 1 op de beslaglijst);
* vijf maal hoeveelheid wit poeder (nummer 2 op de beslaglijst);
* één spiegel met restant wit poeder (nummer 6 op de beslaglijst);
* één weedverpulver (nummer 11 op de beslaglijst);
* één CD met wit poeder en pijpje (nummer 12 op de beslaglijst);
* één tas opschrift Mars met inhoud (nummer 14 op de beslaglijst);
* één cd-hoes met wit poeder (nummer 21 op de beslaglijst);
* één gripzakje met wit poeder (nummer 22 op de beslaglijst);
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Kleinrensink en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schippers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal met het registratienummer 2010003178-65 van de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team recherche Noordwest Veluwe, gedateerd 8 maart 2010 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Verklaring [getuige], dossierpagina's 158 tot en met 160
3 Verklaring [naam A], dossierpagina's 166 en 167
4 Verklaring [naam C], dossierpagina's 288 en 289
5 Verklaring [naam D], dossierpagina's 301 en 302
6 Verklaring [naam E], dossierpagina's 304 tot en met 307
7 Verklaring [naam B], dossierpagina's 312 en 313
8 Verklaring [naam H], dossierpagina's 321 en 322
9 Verklaring [naam G], dossierpagina's 326 en 327
10 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], dossierpagina's 118 en 119
11 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], dossierpagina's 77 tot en met 85
12 Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 mei 2010 inzake [verdachte A]