RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940052-10
Uitspraak d.d. 9 juni 2010
Tegenspraak / dip
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1987],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. Vahl, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 11 augustus 2009
tot en met 8 februari 2010, in de gemeente Epe en/of te Vaassen en/of (elders)
in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt
en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A]
en/of [naam B] en/of [naam C] en/of [naam D] en/of [naam E]
en/of [naam F] en/of [naam G] en/of een of meer (andere) perso(o)n(en),
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2009 tot en met 8 februari
2010, te Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam H] en/of [naam F] en/of [naam E] en/of [naam B] en/of [naam D] en/of [naam A] en/of [naam C], in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
ongeveer een of meerdere gram(men), in elk geval een hoeveelheid van niet meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op basis van de verklaringen van de vele afnemers, de verklaring van [getuige] en de door de geplaatste opnameapparatuur geregistreerde beelden.
B. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde verkopen, verstrekken, bewerken, verwerken, vervoeren en afleveren van respectievelijk speed en wiet vrijspraak bepleit. De afnemers van verdachte verklaren enkel over zichzelf en niet over elkaar. Aangezien steunbewijs ontbreekt, is er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. De bezoekers van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] brachten zelf drugs mee, die door iedereen mochten worden gebruikt. Verdachte deelde ook zelf zijn eigen drugs uit. De geringe hoeveelheden drugs waarover de getuigen verklaren correspondeert hiermee. Ten slotte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden verklaard, onder meer omdat verdachte pas vanaf september 2009 in het appartement van verdachte verbleef.
C. Beoordeling door de rechtbank
[getuige] heeft verklaard2 dat hij in hetzelfde appartementencomplex als medeverdachte [medeverdachte A] woont. Hij heeft verklaard dat er sprake is geweest van drugsgerelateerde overlast sinds [medeverdachte A] in het appartementencomplex zijn intrek heeft genomen. De overlast werd veroorzaakt door onder meer het af- en aanlopen van bezoekers tot diep in de nacht. [getuige] heeft verklaard dat hij ervan overtuigd is dat deze bezoekers voor drugs komen. Dit leidt hij af uit het duidelijk onder invloed van drugs zijn van de bezoekers en de korte duur van de bezoekjes. Voorts heeft [getuige] verklaard dat hij in de woning van verdachte is geweest en daar op een tafel meerdere zakken met pillen en speed heeft gezien. Het betrof boterhamzakjes met een omvang van een forse vuist. [getuige] heeft verklaard hierna nog meerdere keren bij [medeverdachte A] in zijn appartement te zijn geweest. Bij ieder bezoek zag [getuige] drugs op een tafel of het keukenblad liggen.
[naam A] heeft verklaard3 dat hij in 2009 regelmatig speed heeft gekocht in het appartement van [medeverdachte A]. Hij kocht de drugs van [medeverdachte A] en één keer van verdachte. [naam A] heeft verklaard dat [naam C], [naam D] en [naam B] bij [medeverdachte A] kwamen om daar speed te kopen. [naam A] heeft verder nog verklaard dat hij [naam E] regelmatig bij [medeverdachte A] in zijn appartement heeft gezien en dat [naam H] daar wiet kocht.
[naam C] heeft verklaard4 dat zij vanaf ongeveer september 2009 regelmatig drugs heeft gekocht van verdachte in het appartement van [medeverdachte A], gelegen aan [adres te plaats]. In de maanden september tot en met november van 2009 heeft [naam C] geregeld speed gekocht van verdachte, in het appartement van [medeverdachte A]. De speed zat in plastic sealtjes. De drugs zaten in een zwarte tas met het opschrift "Mars". [naam C] heeft verklaard dat [naam B] in het appartement van verdachte speed kocht van verdachte. Verder heeft [naam C] nog verklaard dat zij [naam E] in het appartement van [medeverdachte A] heeft gezien en dat zij vele mensen drugs heeft zien kopen van verdachte.
[naam D] heeft verklaard5 dat hij na augustus 2009 verschillende keren op bezoek is geweest bij [medeverdachte A], wonende te Epe in een appartement op [nummer]. Samen met [naam B] heeft [naam D] XTC, speed en wiet gekocht van [medeverdachte A]. In totaal heeft [naam D] ongeveer acht keer drugs gekocht van [medeverdachte A]. [naam D] heeft [naam A] één keer wiet zien kopen van [medeverdachte A]. [naam D] heeft [naam B] verschillende keren speed zien kopen van [medeverdachte A]. Verder heeft [naam D] nog verklaard dat hij [naam E] regelmatig bij [medeverdachte A] in zijn appartement heeft gezien.
[naam E] heeft verklaard6 dat zij sinds september 2009 wiet en speed gebruikt. Haar vaste dealer was verdachte, die logeerde in het appartement van [medeverdachte A] gelegen aan [adres te plaats]. [naam E] heeft verklaard dat zij bijna elke dag bij [medeverdachte A] thuis kwam. De drugs bewaarde verdachte in een zwarte tas waar "Mars" op stond. [naam E] heeft gezien dat verdachte bij [medeverdachte A] thuis hompen pasta speed verdeelde over zakjes van 1 gram. Ook heeft ze verklaard dat verdachte de speed vermengde met pannenkoekenmix. De pannenkoekenmix werd gekocht door de moeder van [medeverdachte A]. [naam E] heeft verder nog verklaard dat [naam C] en [naam H] regelmatig wiet kochten van verdachte.
[naam B] heeft verklaard7 dat hij verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] heeft ontmoet bij zijn vaste dealer [naam I]. Nadat [naam I] was gearresteerd, vernam [naam B] dat hij van [medeverdachte A], althans in zijn appartement gelegen aan [adres te plaats], drugs kon kopen. Hij heeft in de laatste maanden van 2009 veelvuldig speed en wiet gekocht van zowel verdachte als [medeverdachte A]. Doorgaans was zowel verdachte als [medeverdachte A] in de woning aanwezig wanneer hij drugs kwam kopen. Hij heeft gezien dat [medeverdachte A] de betaalde koopsom direct afstond aan verdachte. Volgens [naam B] was de handel van verdachte. Verder heeft hij nog verklaard dat hij de drugs vaak samen met [naam A] kocht.
[naam H] heeft verklaard8 dat hij in de periode van december 2009 tot en met februari 2010 ongeveer twee of drie jointjes heeft gebruikt, die hij heeft gekocht van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A], in de woning van [medeverdachte A]. Ook heeft [naam H] verklaard in dezelfde periode ongeveer tien keer voor anderen wiet te hebben gekocht van verdachte en [medeverdachte A]. De wiet was vaak al verpakt in plastic zakjes. Soms moest de wiet van boven komen; dan werd het waarschijnlijk eerst gewogen en verpakt. [naam H] heeft verklaard dat bij hem de indruk bestond dat de handel door zowel verdachte als [medeverdachte A] werd gedreven. [medeverdachte A] deed meestal open en verdachte overhandigde meestal de drugs. Het geld werd op een tafel gelegd. [naam H] heeft verklaard dat hij wist dat er ook speed door verdachte en [medeverdachte A] werd verkocht. Hij heeft gezien dat [naam B] en een jongen met de achternaam [naam D] speed hebben gekocht van verdachte of [medeverdachte A].
[naam G] heeft verklaard9 dat hij sinds eind 2009 meerdere keren speed heeft gekocht van verdachte, in de woning van [medeverdachte A]. Zowel verdachte als [medeverdachte A] deed wel eens de deur open wanneer hij aanbelde. In de woning zag hij vaak meerdere jongens in de leeftijd van 16 tot 20 jaar. Ook zag hij voor de verkoop verpakte zakjes wiet liggen en rook hij vaak een wietlucht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds september 2009 geregeld in het appartement van [medeverdachte A] verbleef. In dit appartement waren vaak vrienden van hem en vrienden van [naam E] aanwezig, waaronder [naam G], [naam H] en [naam C]. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor zichzelf 10 gram speed haalde en deze verdeelde over zakjes van 1 gram.
In het proces-verbaal van bevindingen10 van verbalisant Jacobsen staat dat bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte A] op 8 februari 2010, onder meer is aangetroffen een toilettas waarin een digitale weegschaal, een aangebroken pak pannenkoekenmix en enkele ongebruikte gripzakjes zaten.
In het proces-verbaal van bevindingen11 van [verbalisant 2] staat dat uit de opgenomen camerabeelden blijkt dat er in de periode van 26 januari 2010 tot en met 1 februari 2010 door veel verschillende mensen korte bezoekjes zijn gebracht aan de woning van [medeverdachte A].
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte A] heeft gehandeld. Verdachte en [medeverdachte A] hebben in dezelfde periode, vanuit dezelfde woning, speed en wiet verkocht, verstrekt en afgeleverd aan meerdere gebruikers. De gebruikers kochten wisselend van verdachte en van [medeverdachte A]. Het standpunt van de verdediging dat de getuigen enkel over hun eigen transacties met verdachte en [medeverdachte A] hebben verklaard, vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. De getuigen hebben immers ook uitvoerig verklaard over de transacties die zij anderen hebben zien verrichten met verdachte en [medeverdachte A]. Het standpunt van de verdediging dat slechts kleine hoeveelheden zijn verhandeld en dat er geen sprake was van beroepsmatig verhandelen doet, zij het al waar, voor de bewezenverklaring niet ter zake. Verdachte is, onder meer, het opzettelijk verkopen van speed ten laste gelegd. Voor het bewezen verklaren van deze tenlastelegging speelt de omvang van de verkoop geen rol. Voorts hebben verdachte en [medeverdachte A] speed verwerkt (door de speed in kleinere hoeveelheden te verpakken) en bewerkt (door de speed te vermengen met pannenkoekenmix). Verdachte en [medeverdachte A] hebben de speed ook vervoerd, nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de speed elders haalde. Overigens is er geen aannemelijke andere verklaring voor de aanwezigheid van de speed in het appartement van [medeverdachte A], nu er geen aanleiding is om te vermoeden dat de speed op dit adres werd afgeleverd door derden. Dit geldt ook voor het vervoeren van de wiet. Verdachte en [medeverdachte A] hebben de wiet verwerkt; immers, zij hebben de wiet in verkoopbare hoeveelheden verpakt.
Het standpunt van de verdediging dat de ten laste gelegde handelingen niet voor de gehele ten laste gelegde periode bewezen kunnen worden verklaard, is wellicht voor de strafmaat relevant, maar doet voor een bewezenverklaring niet ter zake. De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen zijn verricht in de ten laste gelegde periode, hetgeen voldoende is voor een bewezenverklaring.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 11 augustus 2009 tot en met 8 februari 2010, in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam A] en/of [naam B] en/of [naam C] en/of [naam D] en/of [naam E]
en/of [naam G], een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I van die wet;
2.
hij in de periode van 11 augustus 2009 tot en met 8 februari 2010, te Epe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam H] en/of [naam E] en/of [naam B] en/of [naam D] en/of [naam A], een hoeveelheid van ongeveer een of meerdere gram(men), in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II van die wet;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de hoogte van zijn vordering in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte harddrugs heeft verkocht aan meerdere minderjarigen. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het omvangrijke strafblad van verdachte.
Voor het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie schuldigverklaring zonder strafoplegging gevorderd, aangezien een additionele straf voor de tenlastegelegde overtredingen niets toevoegt aan de voor het tenlastegelegde misdrijf gevorderde gevangenisstraf.
De raadsman heeft, voor het geval verdachte niet wordt vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten, ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat verdachte een first-offender is op het gebied van Opiumwetdelicten. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verhandelde hoeveelheden zeer beperkt zijn en dat verdachte niets aan de handel heeft verdiend. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte wel in voorlopige hechtenis heeft gezeten, terwijl medeverdachte [medeverdachte A] door een procedurele fout al die tijd vrij is geweest. Dit heeft geleid tot een gevoel van onrecht bij verdachte. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte baat heeft bij het in het reclasseringsrapport beschreven traject. Hierbij zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passen.
Ten aanzien van de door de raadsman aangevoerde omstandigheden die tot een lagere straf zouden moeten leiden, overweegt de rechtbank als volgt. De verhandelde hoeveelheid is niet dermate laag dat er sprake is van een omstandigheid die tot lagere straf zou moeten leiden. Dat verdachte bijna niets zou hebben verdiend doet, zij het al waar, nauwelijks ter zake. Verdachte wordt immers niet gestraft voor het verdienen van geld, doch voor het verstrekken van harddrugs aan minderjarigen. De omstandigheid dat verdachte, in tegenstelling tot medeverdachte [medeverdachte A], in voorlopige hechtenis heeft gezeten, kan evenmin leiden tot een lagere straf. Bij het opleggen van een gevangenisstraf wordt rekening gehouden met de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
De reclassering heeft een rapport12 opgesteld, waarin geadviseerd wordt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij wordt als bijzondere voorwaarden geadviseerd op te leggen een meldingsgebod bij de heer N. Nijboer van de reclassering binnen twee dagen volgend op de invrijheidsstelling, verplichte opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, verbod voor het gebruik van harddrugs gecontroleerd door middel van middelencontrole alsmede een meldingsplicht bij JusTact (verslavingszorg) voor diagnostiek en behandeling.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij gedurende een langere periode harddrugs heeft verkocht aan meerdere minderjarigen en acht, mede gezien het niet geringe strafblad van verdachte, een gevangenisstraf voor een duur zoals gevorderd door de officier van justitie op zijn plaats.
Het opleggen van een straf voor de onder 2 tenlastegelegde overtredingen acht de rechtbank niet in het belang van het bereiken van één van de gebruikelijke strafdoeleinden. Derhalve zal de rechtbank verdachte ter zake van deze overtredingen op grond van artikel 9a Wetboek van Strafrecht schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 62, en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
* opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
* opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, waaronder:
* een meldingsgebod binnen twee dagen volgend op de invrijheidsstelling;
* verplichte opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* een verbod voor het gebruik van harddrugs, gecontroleerd door middel van middelencontrole;
* een meldingsplicht bij JusTact (verslavingszorg) voor diagnostiek en behandeling;
zoals beschreven in het reclasseringsadvies van 2 april 2010;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het onder 2 tenlastegelegde.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Kleinrensink en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schippers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal met het registratienummer 2010003178-65 van de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team recherche Noordwest Veluwe, gedateerd 8 maart 2010 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Verklaring [getuige], dossierpagina's 158 tot en met 160
3 Verklaring [naam A], dossierpagina's 166 en 167
4 Verklaring [naam C], dossierpagina's 288 en 289
5 Verklaring [naam D], dossierpagina's 301 en 302
6 Verklaring [naam E], dossierpagina's 304 tot en met 307
7 Verklaring [naam B], dossierpagina's 312 en 313
8 Verklaring [naam H], dossierpagina's 321 en 322
9 Verklaring [naam G], dossierpagina's 326 en 327
10 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], dossierpagina's 118 en 119
11 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], dossierpagina's 77 tot en met 85
12 Reclasseringsadvies d.d. 2 april 2010, opgesteld inzake [verdachte B] door reclasseringsmedewerker Reumerman.