ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8246

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
352640 CV EXPL 08-2332
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aandelenleaseovereenkomst door echtgenote in Dexia-zaak; geen tijdige opt-out, gebonden aan Duisenbergregeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, betreft het een geschil tussen Varde Investments (Ireland) Limited en een gedaagde die een aandelenleaseovereenkomst had afgesloten met Dexia Bank Nederland B.V. De gedaagde had de overeenkomst op 6 januari 2000 ondertekend, maar zijn echtgenote had deze niet meeondertekend. In 2008 werd de gedaagde door EDR Incasso geïnformeerd over de vordering van Varde, die de schuld van de gedaagde had overgenomen. Varde stelde dat de gedaagde gebonden was aan de Duisenbergregeling, omdat hij geen tijdige opt-out verklaring had ingediend. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zijn echtgenote pas na de deadline op de hoogte was gekomen van de overeenkomst en dat zij tijdig had willen vernietigen.

De rechtbank oordeelde dat de Duisenbergregeling verbindend was verklaard door het Gerechtshof Amsterdam en dat de gedaagde en zijn echtgenote gebonden waren aan deze regeling. De vernietigingsverklaring van de echtgenote werd niet geaccepteerd, omdat deze niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Varde, inclusief rente en kosten, toewijsbaar was. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 3.561,98, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De rechtbank wees het verzoek van de gedaagde om een betalingsregeling te treffen af, maar liet de mogelijkheid open voor een oplossing buiten de procedure.

Het vonnis werd uitgesproken door mr. M. Engelbert-Clarenbeek op 24 maart 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector kanton – Locatie Harderwijk
zaaknummers: 352640 CV EXPL 08-2332
Vonnis van 24 maart 2010
in de zaak van
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.J. Schras, advocaat te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Schrik.
Partijen zullen hierna respectievelijk Varde en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 november 2008,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Tenslotte is vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Op 6 januari 2000 is [gedaagde] met (de rechtsvoorganger van) Dexia Bank Nederland B.V. (hierna te noemen: Dexia), een overeenkomst aangegaan van aandelenlease (productie 2 bij dagvaarding). De aandelenleaseovereenkomst, onder de naam ‘Profit Effect met maandbetaling’, met nummer [nummer] had een looptijd van 120 maanden en betrof een leasesom van € 10.038,60. [gedaagde] diende een maandelijks termijnbedrag van € 46,31 aan Dexia te voldoen. [gedaagde] is gehuwd met Sakkour. De echtgenote van [gedaagde] heeft de overeenkomst van aandelenlease niet mee-ondertekend.
2.2. Bij beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 januari 2007 (LJN AZ 7033) is de zogenoemde Duisenbergregeling algemeen verbindend verklaard. Het Hof heeft daarbij onder meer bepaald dat ‘gerechtigden’, die niet gebonden willen zijn aan deze verbindendverklaring, dit binnen een bepaalde termijn, die eindigde op 1 augustus 2007, kenbaar kunnen maken, de zogenoemde ‘opt-out’.
2.3. Op 10 januari 2008 heeft EDR Incasso aan [gedaagde] geschreven (productie 1 bij dagvaarding):
“(…) Betreft: Schuld aan Dexia Bank Nederland N.V.
Contractnummer [nummer]
(…) Deze brief gaat over uw beëindigde effectelease contract bij Dexia (…)
Wij zijn een bij de NVI (…) aangesloten incasso organisatie en handelen in opdracht van Varde Investments (Ireland) Limited (hierna VIIL).
(…)
Namens VIIL stellen wij u ervan in kennis dat VIIL, door middel van een geregistreerde akte van cessie, de vordering(en) heeft verkregen die Varde op u heeft (…) Dit betekent dat VIIL thans de rechtmatige schuldeiser is en u uitsluitend bevrijdend aan VIIL kun betalen, via ons, EDR Incasso, (…) Deze brief is een mededeling als bedoeld in artikel 94 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
Uw schuld uit het contract met nummer [nummer] bedraagt momenteel €3.986,63 (inclusief rente en verschuldigde incasso-kosten).
De rechter heeft gesproken
Deze schuld staat vast. Er is geen verweer meer tegen mogelijk. Dat is vanwege het volgende.
Op grond van de Duisenbergregeling hebben klanten met een effectenlease met Dexia of haar rechtsvoorgangers, die daarvoor in aanmerking komen, een bepaalde korting op hun schuld verkregen. Het Gerechtshof in Amsterdam heeft op 25 januari 2007 de Duisenbergregeling verbindend verklaard. Door deze verbindend verklaring geldt de Duisenbergregeling voor iedereen met een effectenleasecontract met Dexia of haar rechtsvoorgangers.
Daarnaast hebben sommige klanten van Dexia een regeling als het Dexia Aanbod of expliciet de Duisenbergregeling aanvaard. Op grond van deze regelingen, die meerdere keren door de rechtbanken zijn bekrachtigd, zijn klanten ook gehouden hun schuld te voldoen.
(…)”.
2.4. Bij brief van 21 april 2008 heeft EDR aan [gedaagde] geschreven (productie 4 bij dagvaarding):
“(…) In de pers heeft u ongetwijfeld vernomen dat de Hoge Raad heeft besloten dat aandelenlease overeenkomsten vallen onder huurkoop. Dit impliceert dat partners op de hoogte moeten zijn van de verplichtingen van haar/zijn partner. Wanneer de partner destijds niet wist van verplichtingen kon hij/zij zich beroepen op vernietiging. Deze moeten dan wel aan onderstaande voorwaarden voldoen:
Voor een rechtsgeldige vernietiging moet er sprake zijn van het feit dat:
- het contract en het eventueel daarop gevolgde Dexia Aanbod of de Duisenbergregeling, niet door de eega is getekend die de vernietiging heeft ingeroepen;
- de vernietiging binnen drie jaar na ondertekening van het contract moet zijn ingeroepen;
- voor 1 augustus 2007 een opt-out verklaring bij notaris J.R.E. Kielstra moet zijn ingediend, die Dexia heeft geaccepteerd c.q. later niet ongeldig heeft verklaard.
Zoals u kunt afleiden uit bovenstaande geldt dit niet in uw geval. (…)”.
2.5. Bij brief van 21 april 2008 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan EDR geschreven (productie bij dupliek):
“(…) De effectenleaseovereenkomst is niet meeondertekend door de echtgenote van [gedaagde], [echtgenote gedaagde]. Namens [echtgenote gedaagde] vernietig ik op grond van vorenstaande de overeenkomst en sommeer u tot terugbetaling van hetgeen door [gedaagde] onverschuldigd is voldaan. (…)”.
3. Het geschil
3.1. Varde vordert, dat de rechtbank, sector kanton, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 4.059,09 vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.314,10 berekend vanaf 10 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder nakosten.
3.2. Varde stelt hiertoe dat tussen Dexia en [gedaagde] de Duisenbergregeling heeft te gelden, nu [gedaagde] niet (tijdig) een opt-out-verklaring heeft afgegeven. De Duisenbergregeling heeft te gelden als een vaststellingsovereenkomst, waaruit volgt dat Dexia, en na de cessie Varde, aanspraak heeft op in hoofdsom € 3.314,10. Aan rente tot 10 januari 2008 is [gedaagde] € 247,88 verschuldigd.
Daarnaast heeft Varde buitengerechtelijke kosten gemaakt, waarvoor zij een vergoeding van € 497,11 vordert.
3.3. [gedaagde] betwist de vordering en concludeert tot afwijzing daarvan. De echtgenote van [gedaagde] is pas nà 31 juli 2007 op de hoogte gekomen van het bestaan van de aandelenleaseovereenkomst. Zij heeft vervolgens tijdig de vernietiging van de aandelenleaseovereenkomst ingeroepen. De Duisenbergregeling kan niet van toepassing zijn. In elk geval is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om aan [gedaagde] de Duisenbergregeling tegen te werpen, nu zijn echtgenote niet eerder kon overgaan tot vernietiging van de overeenkomst. Zij is de Nederlandse taal niet machtig. [gedaagde] overigens evenmin.
Voor zover (een deel van) de vordering toegewezen zou worden, verzoekt [gedaagde] een betalingsregeling te mogen treffen, althans in een comparitie daarover met de wederpartij van gedachten te mogen wisselen, nu hij reeds in een traject van schuldhulpverlening is opgenomen. [gedaagde] en zijn echtgenote leven van een bijstandsuitkering waarop reeds beslag ligt.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Met de onder 2.2 genoemde beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam is de Duisenbergregeling (WCAM-overeenkomst) verbindend verklaard voor de daarin gedefinieerde gerechtigden. Dit betreft onder meer de afnemer van een effectenleaseproduct en tevens de echtgenoot of geregistreerd partner van die afnemer. Onderdeel van de Duisenbergregeling is verder, dat de gerechtigden aan Dexia kwijting verlenen van - kort gezegd - al hun andere bevoegdheden en rechten tegen Dexia. Ook worden prijsgegeven de eventuele vorderingen in verband met overeenkomsten die door een buitengerechtelijke verklaring van de belegger of zijn echtgenote nog vernietigbaar zouden zijn (zie de overwegingen 3.11, 3.14 en 5.20 e.v. van de genoemde beslissing).
4.2. In de WCAM-overeenkomst is voor de beleggers voorzien in de mogelijkheid kenbaar te maken niet onder die overeenkomst te willen vallen, de zogenoemde ‘opt-out’-regeling. [gedaagde] heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Dexia vanaf het einde van de opt-out-termijn, 1 augustus 2007, werd beheerst door de WCAM-overeenkomst zoals door het Gerechtshof algemeen verbindend verklaard. De rechtsverhouding is hiermee opnieuw vastgesteld. [gedaagde] en zijn echtgenote hebben daarmee afstand gedaan van de mogelijkheden die zij (wellicht) hadden om de vernietiging van de overeenkomst met Dexia in te roepen. Dat de echtgenote van [gedaagde] op dat moment niet wist dat zij deze mogelijkheid prijs gaf, maakt dat niet anders. Deze omstandigheid komt voor rekening en risico van [gedaagde] en zijn echtgenote. Gesteld noch gebleken is dat zij niet door Dexia als ‘gerechtigden’ in de zin van deWCAM-overeenkomst zijn geïnformeerd over de verbindend verklaring en de mogelijkheid tot opt-out. Indien dit voor hen onvoldoende duidelijk zou zijn geweest, had het op hun weg gelegen zich in ieder geval naar aanleiding daarvan nader te laten informeren omtrent de voor hen openstaande mogelijkheden. Nu daarvan geen gebruik is gemaakt en niet tijdig een opt-out-verklaring is afgegeven, zijn [gedaagde] en zijn echtgenote gebonden aan de WCAM-overeenkomst.
4.3. Het voorgaande brengt mee, dat de vernietigingsverklaring die bij brief van 21 april 2008 namens de echtgenote is gedaan, geen doel treft.
Nu de hoogte van de vordering van Dexia en de cessie van die vordering door [gedaagde] niet is betwist, is de vordering van Varde ten aanzien van de hoofdsom en rente, samen
€ 3.561,98, toewijsbaar.
De omstandigheid dat [gedaagde] thans, zoals hij stelt, niet beschikt over voldoende middelen om aan een veroordelend vonnis te voldoen, is geen reden om de vordering niet toe te wijzen. Het is aan [gedaagde] om in overleg te treden met Varde om de mogelijkheden voor een oplossing hiervoor te onderzoeken. Een comparitie van partijen wordt hiervoor niet nodig geacht, nu het partijen vrij staat een en ander buiten de procedure te regelen.
4.4. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Varde heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan enkele aanmaningen, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.5. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Varde worden tot op heden begroot op
€ 289,71 aan verschotten en € 400,- aan salaris van de gemachtigde (2 punten x tarief
€ 200,-). De door de Varde gevorderde nakosten zijn evenwel niet toewijsbaar, nu daarvoor zo nodig separaat een bevelschrift behoort te worden verkregen.
5. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Varde te betalen een bedrag van € 3.561,98, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 3.314,10 vanaf 10 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Varde tot op heden begroot op € 289,71,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010.