ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8592

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99-000013-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Boerwinkel
  • A. van der Hooft
  • J. van der Mei
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling in strafzaak met recidivegevaar

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 22 juni 2010 uitspraak gedaan over de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die gedetineerd was in P.I. Zutphen Ooyerhoek. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en de duur van het uitstel vastgesteld op 100 dagen. De veroordeelde, die in 2009 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, had een voorlopige datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling op 11 juni 2010. De officier van justitie had op 11 mei 2010 een schriftelijke vordering ingediend om deze voorwaardelijke invrijheidstelling met 100 dagen uit te stellen, wat door de rechtbank werd behandeld tijdens een openbare zitting op 8 juni 2010.

De rechtbank overwoog dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan afspraken tijdens zijn regimair verlof en dat er meerdere disciplinaire straffen waren opgelegd wegens drugsgebruik. Ondanks de argumenten van de veroordeelde dat hij werk wilde zoeken om de schade aan de benadeelde partij te vergoeden, oordeelde de rechtbank dat het recidiverisico hoog was en dat de omstandigheden onvoldoende waren om de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te staan. De rechtbank concludeerde dat de redenen voor uitstel zwaarder wogen dan de belangen van de veroordeelde.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 15, 15d en 15f van het Wetboek van Strafrecht, en benadrukte dat het gedrag van de veroordeelde tijdens zijn detentie en de risico's van recidive niet genegeerd konden worden. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Vi-zaaknummer: 99-000013-10
Uitspraak d.d.: 22 juni 2010
tegenspraak / oip
Beslissing uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zutphen d.d. 9 juni 2009 (parketnummer 06/580044-09) is
[verdachte],
geboren te [plaats op 1987],
ingeschreven te [plaats, adres],
thans gedetineerd in P.I. Zutphen Ooyerhoek te Zutphen,
raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn,
veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 11 februari 2009 is gestart. De voorlopige datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling is 11 juni 2010.
De vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 11 mei 2010 strekt ertoe dat de rechtbank beslist dat deze voorwaardelijke invrijheidstelling met een termijn van 100 dagen wordt uitgesteld. De vordering bevat de gronden waarop deze berust.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 12 mei 2010 is ontvangen op de griffie van de rechtbank.
De behandeling ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 8 juni 2010. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Door en namens veroordeelde is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen. Veroordeelde wil zo spoedig mogelijk werk zoeken, zodat hij de schade aan de benadeelde partij kan vergoeden. Van ernstige misdragingen, zoals genoemd in artikel 15d onder b van het Wetboek van Strafrecht is geen sprake. Nu het gebruik van softdrugs in Nederland wordt gedoogd, dient veroordeelde hier niet voor gestraft te worden. Het gaat in elk geval niet om ernstige misdragingen. Onjuist is dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan afspraken die zijn gemaakt tijdens zijn regimair verlof. Verdachte heeft weliswaar op een ander adres verbleven dan hij had doorgegeven, maar dat kwam omdat hij niet bij zijn ouders terecht kon. Toen is hij naar het adres van (de ouders van) zijn vriendin gegaan. Hij heeft de eerste dag gebeld, de tweede dag niet. Op de derde dag moest hij alweer terug in detentie; hij dacht dat hij toen niet meer hoefde te bellen. Dit gedrag moet dan ook gerelativeerd worden. Het argument dat er recidivegevaar is, moet worden verworpen. Veroordeelde heeft het delict waarvoor hij gedetineerd zit gedurende een proeftijd gepleegd. Daarmee is bij de strafbepaling al rekening gehouden. Het is niet proportioneel om daarmee wederom rekening te houden. Verdachte heeft huisvesting na detentie; hij kan weliswaar niet naar zijn ouders, maar hij kan verblijven bij (de ouders van) zijn vriendin. Zonodig kan hij op [camping in plaats] een stacaravan huren. De aantekeningen onder 2b in de vordering van de officier van justitie worden niet begrepen door veroordeelde en zijn raadsman. Veroordeelde heeft zijn sofdrugsgebruik onder controle en hij heeft wel degelijk een gesprek gehad met de medische dienst. Veroordeelde heeft goede mogelijkheden om te gaan werken. Hij is een goede werker. Dit blijkt ook uit het v.i.-advies.
Subsidiair wordt verzocht om veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid te stellen met bijzondere voorwaarden.
De motivering
Veroordeelde heeft gedurende de tenuitvoerlegging van zijn straf meermalen een disciplinaire straf opgelegd gekregen. Driemaal voor een positieve urinecontrole en eenmaal omdat er in zijn cel een fles gevonden is waar alcohol in heeft gezeten. Veroordeelde geeft ook toe dat hij in detentie (soft)drugs heeft gebruikt. Niet bestreden is bovendien dat veroordeelde terug is geplaatst naar een gesloten setting in verband met cocaïnegebruik. Verder acht de rechtbank van belang dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan afspraken die met hem zijn gemaakt met betrekking tot het regimair verlof. De uitleg die veroordeelde daarbij geeft, maakt het schenden van die afspraken niet verschoonbaar.
De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande reeds aanleiding om de voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen. Veroordeelde is gezien de meerdere disciplinaire maatregelen voor drugsgebruik tijdens zijn detentie hardleers gebleken. Veroordeelde is herhaaldelijk gewaarschuwd dat zijn gedrag niet werd getolereerd, maar hij heeft zich hier klaarblijkelijk weinig van aangetrokken. De redenen die veroordeelde aanvoert voor het blowen doen hieraan niet af, wat daar ook van moge zijn. De omstandigheid dat veroordeelde inmiddels de cova-training heeft voltooid leidt de rechtbank, gezien de ernst van de misdragingen, niet tot een ander oordeel. De rechtbank is daarbij van oordeel dat door het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld.
Gezien de hoeveelheid leefgebieden die niet goed verlopen, de passieve houding die veroordeelde aanneemt, het niet nemen van verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en zijn berekenende opstelling acht de reclassering het risico dat veroordeelde in herhaling valt groot. Ondanks de ideeën die veroordeelde ter zitting heeft geventileerd, is het recidiverisico naar het oordeel van de rechtbank (nog) onvoldoende ingeperkt.
Het argument van veroordeelde dat hij in vrijheid dient te worden gesteld om werk te kunnen vinden om zo de vordering van de benadeelde partij te kunnen voldoen, weegt niet op tegen de gronden en het belang om de voorwaardelijke invrijheidsstelling uit te stellen.
Gelet op het vorenstaande, zelfstandig en in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen.
Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15, 15d en 15f Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
- bepaalt de duur waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld op een periode van 100 dagen, te rekenen vanaf de oorspronkelijke datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling te weten 11 juni 2010.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Boerwinkel, voorzitter, Van der Hooft en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2010.