Sector kanton – Locatie Harderwijk
zaaknummers: 366549 CV EXPL 09-725
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. G.J. Schras, advocaat te Spijkenisse,
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
wonende te Harderwijk
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. E.Tj. van Dalen, advocaat te Groningen.
Partijen zullen hierna respectievelijk Varde en [gedaagde/eiser in reconventie] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 april 2009
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de akte uitlaten eiseres van de zijde van Varde
[gedaagde/eiser in reconventie] is in de gelegenheid gesteld te reageren op de akte van de zijde van Varde. Hij heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Tenslotte is vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Op 21 juni 2001is Bank Labouchere, een rechtsvoorganger van Dexia Bank Nederland B.V. (hierna te noemen: Dexia) een overeenkomst aangegaan van aandelenlease (productie 2 bij dagvaarding en productie 1 bij antwoord) onder de naam ‘Triple Effect Maandbetaling’, met nummer 51790358.
De leaseovereenkomst is in de aanhef onder meer voorzien van de tekst: “b) De heer [gedaagd[adres]econventie] [adres] hierna te noemen lessee” en is aan het slot voorzien van twee handtekeningen. Bij een van de handtekeningen is vermeld: “Handtekening lessee:” en “Adviseur: ATP00476-PMA Consultancy B.V.”.
2.2. In het dossier van Varde bevindt zich een formulier (hierna te noemen: de aanbodovereenkomst), waarop onder meer het volgende te lezen is: (productie 3 bij dagvaarding)
“Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod
(…)
Ja, ik ga in op het Dexia Aanbod.
Door ondertekening van dit formulier, dat voor zoveel nodig geldt als een akte, ga ik met Dexia Bank Nederland N.V. de Overeenkomst Dexia Aanbod aan. De volledige tekst van de Overeenkomst Dexia Aanbod als opgenomen bij de Juridische Documenten Dexia Aanbod moet, voor zoveel nodig, geacht worden volledig in dit aanmeldingsformulier te zijn ingelast en herhaald. Ik verklaar deze overeenkomst ontvangen, gelezen en begrepen te hebben, en met de bepalingen daarvan in te stemmen. (…)”
Het gedeelte “ondertekening Deelnemer” is ingevuld met de volgende gegevens:
naam [gedaagde/eiser in reconventie], plaats Groningen, datum 12-2-03, nummer geldig legitimatiebewijs [nummer], en is voorzien van een handtekening.
2.3. Op 10 januari 2008 heeft EDR Incasso aan [gedaagde/eiser in reconventie] op het adres [adres] een brief gezonden met de volgende inhoud (productie 1 bij dagvaarding):
“(…) Betreft: Schuld aan Dexia Bank Nederland N.V.
Contractnummer 51790358
(…) Deze brief gaat over uw beëindigde effectenlease contract bij Dexia (…)
Wij zijn een bij de NVI (…) aangesloten incasso organisatie en handelen in opdracht van Varde Investments (Ireland) Limited (hierna VIIL).
(…)
Namens VIIL stellen wij u ervan in kennis dat VIIL, door middel van een geregistreerde akte van cessie, de vordering(en) heeft verkregen die Varde op u heeft (…) Dit betekent dat VIIL thans de rechtmatige schuldeiser is en u uitsluitend bevrijdend aan VIIL kun betalen, via ons, EDR Incasso, (…) Deze brief is een mededeling als bedoeld in artikel 94 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
Uw schuld uit het contract met nummer 51790358 bedraagt momenteel €5.325,48 (inclusief rente en verschuldigde incasso-kosten).
De rechter heeft gesproken
Deze schuld staat vast. Er is geen verweer meer tegen mogelijk. Dat is vanwege het volgende.
Op grond van de Duisenbergregeling hebben klanten met een effectenlease met Dexia of haar rechtsvoorgangers, die daarvoor in aanmerking komen, een bepaalde korting op hun schuld verkregen. Het Gerechtshof in Amsterdam heeft op 25 januari 2007 de Duisenbergregeling verbindend verklaard. Door deze verbindend verklaring geldt de Duisenbergregeling voor iedereen met een effectenleasecontract met Dexia of haar rechtsvoorgangers.
Daarnaast hebben sommige klanten van Dexia een regeling als het Dexia Aanbod of expliciet de Duisenbergregeling aanvaard. Op grond van deze regelingen, die meerdere keren door de rechtbanken zijn bekrachtigd, zijn klanten ook gehouden hun schuld te voldoen.
(…)”.
2.4. Dexia heeft [gedaagde/eiser in reconventie] in april 2004 op het adres [adres] een eindafrekening gezonden (productie 8 van de zijde van Varde). Ook heeft Dexia in februari 2003, maart 2004, januari 2005, 2006 en 2007 steeds jaaropgaven over het voorafgaande jaar aan [gedaagde/eiser in reconventie] gezonden op het adres [adres] (producties 9 van de zijde van Varde)
2.5. Volgens een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (productie 6 van de zijde van Varde) heeft [gedaagde/eiser in reconventie] vanaf 31augustus 1999 tot 1 augustus 2001 ingeschreven gestaan in de gemeente Groningen op het adres [adres] en vervolgens op het adres [adres]. Met ingang van 19 maart 2007 is dit adres in onderzoek genomen, welk onderzoek eindigde op 23 april 2007. Met ingang van 15 mei 2008 is [gedaagde/eiser in reconventie] ingeschreven op het adres [adres].
2.6. [gedaagde/eiser in reconventie] staat negatief geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem dat wordt bijgehouden door het bureau kredietregistratie (BKR). Door Dexia is aan het BKR in 2002 gemeld dat [gedaagde/eiser in reconventie] een betalingsachterstand heeft ten aanzien van een krediet.
3.1. Varde vordert dat de rechtbank, sector kanton, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde/eiser in reconventie] zal veroordelen tot betaling van € 5.570,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.427,09 berekend vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde/eiser in reconventie] in de proceskosten, waaronder nakosten.
3.2. Varde stelt hiertoe dat tussen Dexia en [gedaagde/eiser in reconventie] een vaststellingsovereenkomst is gesloten, namelijk de onder 2.2 genoemde aanbodovereenkomst. De vordering van Dexia op [gedaagde/eiser in reconventie] is door cessie op Varde overgegaan, zodat Varde gerechtigd is tot het bedrag dat zij thans vordert. De hoofdsom, berekend tot 10 januari 2008, is € 4.427,09. Daarnaast is [gedaagde/eiser in reconventie] aan Varde een rentebedrag en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Het rentebedrag is tot 10 januari 2008 te stellen op € 478,85 en de buitengerechtelijke kosten bedragen € 664,06.
3.3. [gedaagde/eiser in reconventie] betwist de vordering. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Varde, althans afwijzing van de vordering. Hij stelt daartoe dat hij nooit een overeenkomst met Bank Lebouchere of Dexia heeft gesloten en evenmin heeft getekend voor de aanbodovereenkomst. De handtekeningen die voorkomen op de door Varde in het geding gebrachte (kopieën van) documenten zijn niet van [gedaagde/eiser in reconventie] en niet door hem geplaatst. [gedaagde/eiser in reconventie] is pas in 2009 op de hoogte gekomen van het feit dat Varde/Dexia meent een vordering op hem te hebben, doordat hij bij het aanvragen van een hypotheek geconfronteerd werd met het bestaan van een negatieve BKR-registratie.
[gedaagde/eiser in reconventie] betwist dat Dexia een vordering op hem had, zodat ook geen rechtsgeldige overdracht daarvan aan Varde kan hebben plaatsgevonden. Ook ontbreekt een bewijs van overdracht van enige vordering van Bank Lebouchere op Dexia.
Voor zover er een vordering zou bestaan, is deze verjaard. [gedaagde/eiser in reconventie] heeft nimmer enige informatie over een vordering gekregen. De eerste aanmaningsbrief dateert van 18 augustus 2008, zodat een vordering uit een in maart 2003 gesloten aanbodovereenkomst is verjaard. [gedaagde/eiser in reconventie] heeft de beweerdelijk door Dexia gezonden eindafrekening en jaaroverzichten niet ontvangen en evenmin de brief van EDR van 10 januari 2008.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar omdat zij niet zijn onderbouwd en er slechts enige (standaard)aanmaningen gezonden zijn.
3.4. Het verweer van [gedaagde/eiser in reconventie] mondt uit in een vordering in reconventie, waarbij [gedaagde/eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank, sector kanton, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- Varde zal veroordelen om binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis aan Dexia te berichten dat [gedaagde/eiser in reconventie] geen schuld heeft aan Dexia, dan wel dat de vordering is verjaard, en om die reden aan Dexia in de meest klemmende bewoordingen zal verzoeken de negatieve registratie van [gedaagde/eiser in reconventie] in het Centraal Krediet Informatiesysteem, dat wordt bijgehouden door het BKR te Tiel, door te halen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Varde nalatig zal zijn aan de inhoud van dit gebod te voldoen en
- Varde zal veroordelen in de proceskosten in reconventie.
3.5. [gedaagde/eiser in reconventie] legt hieraan ten grondslag hetgeen hij als verweer in conventie heeft gevoerd. Er is geen grond voor de negatieve aantekening in het BKR-register. Nu Dexia er kennelijk voor heeft gezorgd dat deze aantekening bestaat, dient Dexia te worden aangespoord zorg te dragen voor doorhaling van die aantekening. Varde handelt onrechtmatig jegens [gedaagde/eiser in reconventie] door de situatie in stand te laten, terwijl Varde weet, althans behoort te weten dat er geen grond voor deze registratie is.
3.6. Varde voert verweer tegen de vordering en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vordering met veroordeling van [gedaagde/eiser in reconventie] in de proceskosten. Varde voert daartoe aan dat slechts een bij de BKR aangesloten organisatie kan verzoeken om registratie of doorhaling daarvan. Varde is geen deelnemer, zodat het niet in haar invloedssfeer ligt de doorhaling te bewerkstelligen. [gedaagde/eiser in reconventie] zal zich zelf tot Dexia moeten wenden met zijn verzoek daartoe.
4. De beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
4.1. Het centrale verweer van [gedaagde/eiser in reconventie] betreft zijn stelling dat hij geen effectenlease-overeenkomst met Bank Labouchere gesloten heeft en evenmin de aanbodovereenkomst met Dexia is overeengekomen. De op de bovengenoemde stukken voorkomende handtekeningen zijn niet van hem, aldus [gedaagde/eiser in reconventie].
Varde heeft bij de laatste akte van haar zijde twee documenten overgelegd, namelijk een brief van [gedaagde/eiser in reconventie] aan Dexia van 29 juli 2004 en een ongedateerde handgeschreven brief van [gedaagde/eiser in reconventie]. Van deze laatste brief stelt Varde dat deze op 17 juni 2004 aan Dexia is gezonden. In de brief van 29 juni 2004, waarop als afzender is vermeld: [verweerder/eiser in reconventie], [adres], is het volgende opgenomen:
“(…) Ik heb vandaag uw aangetekende brief ontvangen en wil bij deze erop reageren. (…) De aandelen zijn verkocht opdat er renteloos het resterende bedrag kon worden terugbetaald. Ook heb ik een overeenkomst ontvangen waarmee u hiermee akkoord gaat. (…) Bij deze wil ik u laten weten dat ik wel erken dat er een schuld bestaat maar ik erken niet de wijze waarop deze zou moeten worden betaald. (…) Ik wil u ook een voorstel doen om het restbedrag in 20 stappen af te lossen, maar ik vind dat dit renteloos moet zijn, zoals eerder is overeen gekomen. (…)”.
In de handgeschreven brief, ondertekend met [gedaagde/eiser in reconventie], is te lezen: “(…) Ik heb reeds eerder een formulier als deze ingevuld en toegezonden. Tegelijkertijd kwam met uw keuzeformulier welke ik u terug zend, een bevestiging van het 1e formulier. Waarom twee keer een formulier toegezonden? Ik hoop dat ik volgens mijn ‘keuze’ sta ingeschreven, (…)”
4.2. [gedaagde/eiser in reconventie] heeft de gelegenheid gehad op deze producties van de zijde van Varde te reageren. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Met Varde kan worden geconcludeerd dat de inhoud van deze – naar niet betwist is – van [gedaagde/eiser in reconventie] afkomstige brieven, in tegenspraak is met de stellingen van [gedaagde/eiser in reconventie] dat hij geen enkele overeenkomst heeft (gehad) met Dexia en geen correspondentie van de zijde van Dexia heeft ontvangen op het adres [adres].
[gedaagde/eiser in reconventie] heeft geen enkele verklaring hiervoor gegeven. Er wordt dan ook van uit gegaan dat hij zijn verweren op dit punt niet langer handhaaft. In elk geval zijn de verweren in het licht van deze stukken onvoldoende onderbouwd.
4.3. Nu aangenomen moet worden dat [gedaagde/eiser in reconventie] wel de aanbodovereenkomst heeft gesloten is, zijn betwisting van de overgang van een vordering van Bank Lebouchere naar Dexia niet meer relevant. De door Dexia aan Varde gecedeerde vordering ziet immers, blijkens de stukken en stellingen van Varde, op de vordering uit de aanbodovereenkomst.
4.4. Het verweer van [gedaagde/eiser in reconventie] omtrent verjaring van de vordering grondt hij op de stelling dat hij nimmer berichten of sommaties van Dexia/Varde heeft ontvangen. Dit kan, gelet op de door Varde overgelegde stukken en de inhoud van de onder 4.1 genoemde brieven, niet worden gevolgd. [gedaagde/eiser in reconventie] heeft kennelijk op 29 juni 2004 bericht ontvangen van Dexia omtrent de schuld waarvan Dexia betaling vorderde. Nog los van de vraag of de nadien door Dexia of Varde gezonden berichten [gedaagde/eiser in reconventie] hebben bereikt, is de periode tussen juni 2004 en het uitbrengen van de dagvaarding, 9 april 2009, minder dan vijf jaren, zodat de verjaringsperiode niet is voltooid.
4.5. Nu de vordering van Varde ten aanzien van de hoogte van de hoofdsom en rente voor het overige niet inhoudelijk door [gedaagde/eiser in reconventie] is betwist, is deze toewijsbaar. De vordering is afdoende gespecificeerd in de door Varde overgelegde eindafrekening en overige stukken.
4.6. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Varde heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan enkele aanmaningen, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.7. De vordering van [gedaagde/eiser in reconventie] in reconventie is gebaseerd op zijn stelling dat geen grond aanwezig is (geweest) voor de melding van Dexia aan het BKR. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het bestaan van een relatie tussen [gedaagde/eiser in reconventie] en Dexia, kan deze stelling van [gedaagde/eiser in reconventie] bij gebrek aan voldoende onderbouwing niet worden gevolgd. Nu niet komt vast te staan dat de registratie onterecht is, is Varde - alleen al om die reden - niet gehouden zich in te spannen voor verwijdering van deze registratie. De vordering van [gedaagde/eiser in reconventie] zal worden afgewezen.
4.8. [gedaagde/eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. De kosten aan de zijde van worden tot op heden begroot op € 296,75 aan verschotten en 675,- aan salaris van de gemachtigde in conventie en € 200,- aan salaris van de gemachtigde in reconventie. De door Varde gevorderde nakosten zijn niet toewijsbaar, nu daarvoor zo nodig separaat een bevelschrift behoort te worden gegeven.
5. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende
5.1. veroordeelt [gedaagde/eiser in reconventie] tot betaling aan Varde van het bedrag van € 4.905,94, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.427,09 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde/eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Varde tot op heden begroot op € 971,75,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde,
5.5. wijst de vordering af,
5.6. veroordeelt [gedaagde/eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Varde tot op heden begroot op € 200,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.?