ECLI:NL:RBZUT:2010:BM9436

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
390212 CV EXPL 09-3756
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in de Dexia-zaak afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, vorderde de buitenlandse vennootschap Varde Investments (Ireland) Limited betaling van een bedrag van € 3.209,50 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een effectenlease-overeenkomst die de gedaagde had afgesloten met Dexia Bank Nederland B.V. in het jaar 2000. Varde stelde dat de vordering van Dexia op de gedaagde door cessie aan haar was overgedragen en dat de gedaagde niet tijdig een opt-out verklaring had ingediend voor de verbindend verklaarde Duisenbergregeling. De gedaagde betwistte echter de vordering en stelde dat er geen restschuld meer bestond, zoals bevestigd in een brief van Dexia van 22 februari 2007, waarin werd aangegeven dat het totaal door de gedaagde te betalen bedrag € 0,00 was.

De rechtbank oordeelde dat Varde haar vordering niet voldoende had onderbouwd. De enige onderbouwing die Varde had gegeven, was een brief van Dexia van 6 maart 2007, waarin werd gesteld dat de eerdere brief van 22 februari 2007 een vergissing was. De rechtbank concludeerde dat uit deze brief niet kon worden afgeleid dat er nog een vordering op de gedaagde bestond. Aangezien de gedaagde gemotiveerd had betwist dat hij enige schuld aan Dexia had, werd de vordering van Varde afgewezen.

De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde Varde in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment op nihil werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M. Engelbert-Clarenbeek op 22 april 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector kanton – Locatie Oude IJsselstreek
zaaknummers: 390212 CV EXPL 09-3756
Vonnis van 22 april 2010
in de zaak van
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin,
eiseres,
gemachtigde: DRA Debt Recovery Agency BV, h.o.d.n. EDR Incasso te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te Doetinchem,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna respectievelijk Varde en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 november 2009,
- de brief van [gedaagde], ontvangen op 13 januari 2010, te beschouwen als conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de brief van [gedaagde], ontvangen op 9 maart 2009, te beschouwen als conclusie van dupliek.
Tenslotte is vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Op 20 oktober 2000 is [gedaagde] met (Legio Lease B.V., een rechtsvoorganger van) Dexia Bank Nederland B.V. (hierna te noemen: Dexia) een overeenkomst aangegaan van effctenlease (productie 2 bij dagvaarding) onder de naam ‘WinstVer10Dubbelaar’, met nummer 76084219. De overeenkomst had een looptijd van honderdtwintig maanden en betrof een leasesom van € 12.136,50.
2.2. Bij beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 januari 2007 (LJN AZ 7033) is de zogenoemde Duisenbergregeling algemeen verbindend verklaard. Het Hof heeft daarbij onder meer bepaald dat ‘gerechtigden’, die niet gebonden willen zijn aan deze verbindendverklaring, dit binnen een bepaalde termijn, die eindigde op 1 augustus 2007, kenbaar kunnen maken, de zogenoemde ‘opt-out’. Hiertoe diende een schriftelijke mededeling ingediend te worden bij notaris J.R.E. Kielstra te Den Haag. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot opt-out.
2.3. Bij brief van 22 februari 2007 is door Dexia aan [gedaagde] geschreven:
“(…) Betreft: Duisenbergoverzicht
(…)
Hierbij ontvangt u het financieel overzicht van uw beëindigde effectenlease-overeenkomst(en). Het totaal door u te betalen bedrag bedraagt: € 0,00.
Op de achterzijde kunt u in het Duizenbergoverzicht zien hoe het bovenstaande bedrag tot stand is gekomen. Zo zijn bedragen die u eventueel nog aan Dexia bent verschuldigd, verrekend met de vergoeding(en) waar u volgens de Duisenberg-Regeling recht op heeft. (…)”.
Op de achterzijde is in het overzicht is te lezen:
“(…) Beëindigde effectenlease-overeenkomsten die onder de Duisenberg-Regeling vallen en waarvoor onderstaande vergoeding is berekend. Hierbij is rekening gehouden met uw persoonlijk saldo.
Contractnr Productnaam Beëindigings- Koers- Persoonlijk Restschuld (…)Vergoeding
datum sultaat saldo
50509579 Legio-Jubileumplan 25-09-2000 € 9.055,38 € 9.055,38 nvt/geen - € 0,00
90022457 Beleggen met Korting 27-11-2000 € 1.921,85 € 10.977,23 nvt/geen - € 0,00
76084219 WinstVer10Dubbelaar 20-11-2001 € - 425,66, € 10.551,57 nvt/geen - € 0,00
Uw totale vergoeding bedraagt: € 0,00 (…)”
Het overzicht eindigt met de opmerking dat de totale schuld die [gedaagde] moet voldoen
€ 0,00 bedraagt.
2.4. Dexia heeft haar vordering op [gedaagde] uit hoofde van de Duisenbergregeling aan Varde gecedeerd. Deze cessie is op 12 maart 2008 aan [gedaagde] betekend.
3. Het geschil
3.1. Varde vordert dat de rechtbank, sector kanton, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 3.209,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.399,74 berekend vanaf 19 november 2009 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. Varde stelt hiertoe dat tussen Dexia en [gedaagde] de verbindend verklaarde “Duisenbergregeling” van toepassing is, nu [gedaagde] niet tijdig een opt-out verklaring bij Kielstra heeft ingediend. De vordering van Dexia op [gedaagde] is door cessie op Varde overgegaan, zodat Varde gerechtigd is tot het bedrag dat zij thans vordert.
De hoofdsom is € 2.399,74. Daarnaast is [gedaagde] aan Varde een rentebedrag en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Het rentebedrag is tot de datum van dagvaarden te stellen op € 359,76 en de buitengerechtelijke kosten bedragen € 450,00.
3.3. [gedaagde] betwist de vordering. Er bestaat geen vordering meer van Dexia op hem, zodat Varde niets van hem te vorderen kan hebben. Dexia heeft in de brief van 22 februari 2007 immers bevestigd dat er geen restschuld bestaat. Een andere vordering is [gedaagde] niet bekend.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Varde heeft haar vordering niet onderbouwd. Tegenover de door [gedaagde] overgelegde brief van 22 februari 2007 heeft Varde slechts gesteld dat Dexia bij brief van 6 maart 2007 heeft aangegeven dat de eerdere brief op een vergissing berust. In deze brief van 6 maart 2007, die Varde bij repliek heeft overgelegd, is echter slechts aangegeven:
“(…) Op 22 februari 2007 hebben wij u een Duisenbergoverzicht gestuurd omdat u na de verbindendverklaring van de Duisenberg-Regeling voor die regeling in aanmerking komt.
In dit overzicht is het totaal door u te betalen bedrag helaas onjuist vermeld.
Bij de berekening is/zijn (een deel van) de openstaande posten van uw effectenlease-overeenkomst(en) ten onrechte niet meegenomen. Het bedrag van de vergoeding volgens de Duisenberg-Regeling is wel juist. Zo spoedig mogelijk ontvangt u van ons bericht welk bedrag u nog aan Dexia Bank Nederland N.V. dient te betalen. Onze excuses voor het ongemak. (…)”.
Anders dan Varde blijkbaar meent, is uit deze brief - waarvan [gedaagde] betwist dat hij deze ontvangen heeft - niet af te leiden dat Dexia uit hoofde van de overeenkomst met nummer 76084219 nog een vordering op [gedaagde] heeft en evenmin de hoogte daarvan zoals thans door Varde gevorderd. Enige andere onderbouwing van de vordering is door Varde niet gegeven.
Nu [gedaagde] gemotiveerd betwist enig bedrag uit hoofde van genoemde overeenkomst aan Dexia schuldig te zijn, is de vordering van Varde onvoldoende onderbouwd en kan deze niet toegewezen worden.
4.2. Varde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op nihil.
5. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt Varde in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2010.?