ECLI:NL:RBZUT:2010:BM9828

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940116-10 en 06/460232-09 (TUL
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.H. Boer
  • A. Prisse
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een ijzeren buis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 juni 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte werd ervan beschuldigd op 27 februari 2010 in Epe, met opzet een persoon genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel te willen toebrengen door deze met een ijzeren buis op het hoofd te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wel degelijk aanwezig was op de plaats delict en dat er voldoende bewijs was van zijn betrokkenheid. Getuigenverklaringen bevestigden dat de verdachte met een metalen voorwerp wegrende na de klap. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou intreden, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 6 maanden, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940116-10 en 06/460232-09 (TUL)
Uitspraak d.d.: 30 juni 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de PI Flevoland, huis van bewaring te Almere Binnen.
Raadsvrouw: mr. W.H. Boer, advocaat te Hattem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 juni 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer],
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (ijzeren/stalen) staaf/buis en/of ploertendoder, althans een hard/zwaar (op een knuppel/slagwapen gelijkend) voorwerp op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 27 februari 2010 in de gemeente Epe opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (ijzeren/stalen) staaf/buis en/of ploertendoder, althans een hard/zwaar (op een knuppel/slagwapen gelijkend) voorwerp op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op zaterdag 27 februari 2010 omstreeks 03.21 uur kwam er bij de politie - via de horecatelefoon - een melding binnen dat er gevochten zou worden achter de ABN-Amro te Epe. [slachtoffer] deed vervolgens op 4 maart 2010 aangifte van zware mishandeling, gepleegd op 27 februari 2010.2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit, nu verdachte consistent ontkent. Verdachte heeft verklaard de bewuste avond niet in Epe, maar bij een vriendin in Kampen te zijn geweest. Diverse getuigen, waaronder [Getuige 1], hebben verklaard dat zij verdachte die nacht niet hebben gezien en aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien wie hem zou hebben geslagen.
Aan de verklaringen van getuigen [getuige 2], [Getuige 3] en [getuige 4] komt volgens de verdediging geen bewijskracht toe. Daartoe is aangevoerd dat tussen verdachte en aangever [slachtoffer] al enige tijd een vete zou bestaan en voornoemde getuigen vrienden van aangever zijn. Voornoemde getuigen hebben hun verklaringen op elkaar afgestemd.
Voorts is bij veel mensen in Epe bekend dat verdachte en aangever al langdurig ruzie hebben en dat er over en weer incidenten hebben plaatsgevonden. Het is mogelijk dat zodra er iets met [slachtoffer] gebeurt, de naam van verdachte direct genoemd wordt. Dit laatste heeft mogelijk ook een rol gespeeld bij getuige [Getuige 5]. Deze heeft zelf echter ook een motief om verdachte als dader aan te wijzen. Ook aan zijn verklaring komt derhalve geen bewijskracht toe, aldus de verdediging.
Bovendien heeft verdachte op 22 maart 2010 een sms ontvangen waarin de afzender bekent dat hij of zij [slachtoffer] heeft geslagen (dossierpagina: 65).
Tevens heeft de verdediging aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat er meermalen zou zijn geslagen. Bovendien kan het letsel ook op een andere manier dan door een klap/slag zijn ontstaan. Daarbij is van belang dat [slachtoffer] die avond dronken was, waardoor niet kan worden uitgesloten dat hij hard op zijn achterhoofd is gevallen waardoor het letsel is ontstaan. Evenmin kan bewezen worden verklaard dat er met kracht is geslagen, nu [slachtoffer] heeft aangegeven dat hij niets voelde. Voor zover getuigen [Getuige 2], [getuige 3] en [Getuige 4] hebben aangegeven dat de klap hard was, komt aan die verklaringen - zoals hiervoor reeds weergegeven - geen bewijskracht toe.
Daarnaast is er geen bewijs terzake van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en kan het opzet op zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden.
Gelet op het voorgaande dient verdachte derhalve van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. Op 4 maart 2010 deed [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aangifte.3 Hij heeft aangegeven dat hij op zaterdag 27 februari 2010 omstreeks 01.00 uur naar café [naam] in Epe is gegaan. Tussen 02.45 en 03.00 uur die nacht liep [slachtoffer] met [Getuige 3] en [getuige 2] richting de Hoofdstraat. [slachtoffer] heeft aangegeven dat [getuige 3] en [getuige 2] voor hem liepen. Ter hoogte van de ABN-Amro aan de Hoofdstraat 41 te Epe voelde [slachtoffer] een klap op zijn hoofd. Deze klap kwam volgens hem geheel onverwacht. Direct na de klap is [slachtoffer] gaan zitten en vervolgens gaan liggen, met zijn hand onder zijn hoofd. Hij zag dat zijn hand onder het bloed zat. [getuige 3] en [getuige 2] hadden de klap gehoord en draaiden zich om. Volgens [slachtoffer] hebben zij gezien dat verdachte wegrende.4 Onderweg naar het ziekenhuis rijdend over de Parkweg, zag [slachtoffer] verdachte rennen.5
6. Uit gegevens van de arts [naam], die [slachtoffer] die nacht heeft behandeld, blijkt dat sprake was van een barstwond op het achterhoofd van ongeveer
6 centimeter. Deze wond is gehecht. Voorts heeft genoemde arts geadviseerd [slachtoffer] de eerste 24 uur om de drie uur te wekken.6
7. Getuigen [getuige 2] en [Getuige 3] bevestigen de aangifte van [slachtoffer]. Zij hebben verklaard dat zij die nacht naast elkaar liepen en dat [slachtoffer] achter hen liep7, toen zij opeens een harde klap hoorden. Toen zij zich omdraaiden, zagen zij verdachte wegrennen.8 Getuige [Getuige 2] zag dat verdachte iets van een staaf in zijn handen had. Hij zag vervolgens dat verdachte richting het Loeffpark rende.9
Getuige [getuige 3] zag dat [slachtoffer] met zijn hand naar zijn hoofd greep en dat [slachtoffer] bloed aan zijn handen had.10 Voorts zag hij dat verdachte een soort stalen buis in zijn handen had.11
8. De uitsmijter van café [naam], [getuige 5], stond omstreeks 03.00 uur met zijn rug naar de ABN-Amro toen hij wat hoorde vallen. Toen hij achterom keek, zag hij dat [slachtoffer] met zijn handen op zijn hoofd stond. Vrijwel tegelijkertijd zag hij verdachte wegrennen met iets in zijn handen. Het was in ieder geval iets van metaal, aldus getuige [getuige 5]. Deze getuige heeft verklaard dat hij voor honderd procent zeker weet dat het verdachte was die wegrende.12
9. Ook getuige [getuige 4] heeft een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij die nacht omstreeks 03.00 uur [slachtoffer] samen met twee vrienden zag lopen. Toen [slachtoffer] bijna bij de Hoofdstraat was, zag zij verdachte achter [slachtoffer] aan komen rennen. Verdachte had een buis of iets dergelijks in zijn rechterhand.13 Voorts zag zij dat verdachte met de buis [slachtoffer] hard van achteren op zijn hoofd sloeg.14 Getuige [Getuige 4] heeft aangegeven dat zij de klap op het hoofd van [slachtoffer] kon horen. Zij heeft verklaard dat verdachte vervolgens hard wegrende in de richting van waaruit hij was gekomen. Later die nacht, toen de getuige met onder meer [slachtoffer] op weg was naar het ziekenhuis, zag zij dat verdachte uit het Loeffpark kwam rennen, de Parkweg overstak en bij een woning de tuin in sprong.15
10. Getuige [getuige 6] - moeder van getuige [Getuige 1] - heeft verklaard dat haar zoon [getuige 1] haar heeft verteld dat hij op vrijdagavond 26 februari 2010 naar de Middenstip is geweest.16 Voorts heeft [getuige 1] haar verteld dat verdachte aan de overkant van [naam] had gestaan, bij de ABN Amro aan de Hoofdstraat te Epe. Toen [slachtoffer] er aan kwam lopen, heeft verdachte [slachtoffer] - volgens [getuige 1] - één harde klap gegeven met een stuk pijp. Nadien hebben [getuige 1] en verdachte een joint gerookt in het Loeffpark.17
11. Getuige [Getuige 1] heeft verklaard dat hij van verdachte heeft vernomen dat hij ruzie had met [slachtoffer] en dat hij - verdachte - [slachtoffer] op de kop had geslagen. Dit ging volgens getuige [getuige 1] over het voorval op 27 februari 2010, waarbij [slachtoffer] een snee had opgelopen op zijn hoofd.18 Geconfronteerd met de verklaring van zijn moeder [getuige 6]19, heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij er niet bij was toen verdachte [slachtoffer] op zijn hoofd geslagen heeft.20 Voorts heeft getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij [slachtoffer] met een buis uit de fietstas van zijn vader op de kop heeft geslagen.21
12. Door en namens de verdediging is allereerst aangevoerd dat de verklaringen van getuigen [getuige 2], [Getuige 3] en [getuige 4] niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, nu deze getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Daartoe wordt overwogen dat deze verklaringen ieder voor zich een deel van hetgeen is gebeurd die nacht inhouden. Hoewel de verklaringen niet eensluidend zijn, sluiten zij op elkaar aan. Zij komen bovendien op belangrijke details met elkaar overeen. Mochten de verklaringen op elkaar zijn afgestemd, zoals door de verdediging is gesuggereerd, dan had het naar het oordeel van de rechtbank meer in de rede gelegen dat alle getuigen zouden hebben verklaard dat zij verdachte hebben zien slaan. Dit is echter niet het geval.
13. Door en namens de verdediging is voorts naar voren gebracht dat de verklaring van getuige [getuige 5] niet voor het bewijs kan worden gebruikt, waartoe - kort samengevat - is aangevoerd dat ook hij een motief heeft om belastend te verklaren over verdachte. Daarnaast kan deze getuige de naam van verdachte hebben genoemd omdat bekend is dat verdachte met [slachtoffer] een conflict heeft.
De rechtbank is van oordeel dat ook de verklaring van [getuige 5] voor het bewijs kan worden gebezigd, nu deze (onafhankelijke) getuige het verhaal van aangever en getuigen [Getuige 2], [getuige 3] en [Getuige 4] bevestigt. Mocht deze getuige in strijd met de waarheid bewust belastend voor verdachte hebben willen verklaren, dan is het opmerkelijk dat hij niet heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte degene is die [slachtoffer] sloeg. De getuige heeft evenwel (slechts) verklaard dat hij verdachte met een metalen voorwerp in zijn handen zag wegrennen van [slachtoffer], nadat laatstgenoemde was geslagen.
14. De rechtbank concludeert op basis van de verklaringen van voornoemde getuigen dat verdachte - anders dan hij zelf heeft gesteld - weldegelijk in Epe is geweest in de nacht van 27 februari 2010. Voorts stelt de rechtbank op basis van de weergegeven verklaringen vast dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een ijzeren of stalen buis met kracht op het hoofd heeft geslagen.
15. Ter beoordeling staat vervolgens of sprake is van een poging tot zware mishandeling. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die de handelingen verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft zich, door aangever [slachtoffer] met een ijzeren buis op het hoofd te slaan, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou intreden. Het met een dergelijk voorwerp met kracht slaan op het hoofd is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Gezien de wijze waarop, de mate waarin en de omstandigheden waaronder verdachte heeft geslagen, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer in geval van voltooiing van de voorgenomen misdrijf, zwaar lichamelijk letsel in voormelde zin zou hebben opgelopen. Het primair ten laste gelegde kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 27 februari 2010 in de gemeente Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] eenmaal met kracht met een (ijzeren/stalen) staaf /buis op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
16. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
17. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 7 (zeven) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft zij gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij gedurende een jaar zal verblijven bij Huize Norel te Epe en zich aldaar zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de leiding en ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen en meewerken aan een ambulante behandeling bij Kairos en/of Tactus.
18. Door de verdediging is ten aanzien van een eventuele strafoplegging aangegeven dat rekening moet worden gehouden met het psychologisch rapport van 20 oktober 2009, waarin is aangegeven dat verdachte zwakbegaafd is en dat bij hem sprake is van antisociale, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Daarnaast is verdachte destijds verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, hetgeen ook thans het geval is.
Een eventueel onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf heeft negatieve gevolgen voor verdachte en zal het mogelijk aanwezige recidiverisico niet verminderen. Verdachte heeft behandeling nodig en hij kan bij woon-werkcentrum Huize Norel in Epe terecht.
19. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
20. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte aangever met kracht met een ijzeren buis op het hoofd heeft geslagen. De omstandigheid dat het slachtoffer daardoor geen blijvend letsel heeft opgelopen, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte te danken is. Uit het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring komt naar voren dat tussen aangever en verdachte al enige tijd sprake is van een vete, waarbij zich over en weer (gewelds)incidenten hebben voorgedaan. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank een halt te worden toegeroepen, voordat de vete tussen hen nog verder escaleert met alle gevolgen van dien.
21. De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
22. De rechtbank heeft voorts in ogenschouw genomen het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 25 maart 2010, opgemaakt door [naam]. Hieruit komt onder meer het volgende naar voren.
Verdachte staat naar aanleiding van een eerdere veroordeling onder toezicht van de reclassering. Hij komt zijn afspraken na en er wordt gewerkt aan zijn middelengebruik, waarvoor hij is aangemeld bij Tactus. Verdachte kan binnenkort starten met een leeftstijltraining. Er lijkt bij hem langzaam maar zeker meer structuur in zijn leven te komen. Door middel van het toezicht worden diverse trajecten in gang gezet. De reclassering geeft aan dat - indien de rol van verdachte groter is geweest dan hij aangeeft - het zorgelijk is dat verdachte, ondanks een toezicht en lopende trajecten, recidiveert. Het voortzetten van het toezicht zal volgens de reclassering noodzakelijk zijn om meer structuur te geven aan het leven van verdachte. Daarnaast acht de reclassering het noodzakelijk door te gaan met de lopende trajecten die de recidivekans kunnen verkleinen.
23. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het rapport van de reclassering van 10 juni 2010, opgemaakt door mevrouw [naam], betreffende de uitvoering van het toezicht op verdachte. Daarin is vermeld dat verdachte op 3 mei 2010 een intakegesprek heeft gehad bij Stichting Ontmoeting, Woon-werkcentrum Huize Norel te Epe. Hij is hier geaccepteerd onder de voorwaarde dat hij gedurende de detentieperiode al een aanvang maakt met het volgen van een agressietraining. De forensische polikliniek "De Waag" in Almere is bereid hiermee te starten. Voorts heeft de reclassering verdachte aangemeld voor een intake bij Tactus te Apeldoorn. Hieruit is naar voren gekomen dat verdachte een leeftstijltraining dient te volgen bij Tactus, bedoeld om te helpen bij het in kaart brengen en onder controle krijgen van het middelengebruik.
24. Uit het psychologisch onderzoek, verricht in het kader van de strafzaak tegen verdachte bekend onder parketnummer 06/460232-09, is door drs. J.H.A.M. Kobussen (klinisch psycholoog-psychotherapeut) een rapport opgemaakt d.d. 20 oktober 2009. Daarin is onder meer - voor zover van belang - het volgende vermeld. Bij betrokkene is sprake van antisociale, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Hij is een zwakbegaafde man die door hechtingsproblemen, verwaarlozing en het ontbreken van een veilige omgeving en structuur, persoonlijkheidsproblematiek heeft ontwikkeld. Dit komt tot uiting in impulsiviteit, verhoogde krenkbaarheid, een gebrekkige gewetensfunctie en achterdocht. Hij probeert deze gevoelens te onderdrukken door het gebruik van middelen, maar door zijn beperkte probleemoplossingvaardigheden lukt dit niet altijd. Wanneer verdachte in contact komt met de afgeweerde gevoelens van onmacht, insufficiëntie en onzekerheid, verhoogt dit zijn krenkinggevoeligheid. Dit kan leiden tot zeer heftig acting-out gedrag, aldus Kobussen.
25. Door de psycholoog is destijds geadviseerd verdachte ten aanzien van de toen ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank kan die conclusie niet zonder meer in de onderhavige strafzaak worden overgenomen. De rechtbank acht verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank slaat wel acht op hetgeen in het rapport overigens over de persoon van verdachte is vermeld.
26. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel voorts de bijzondere voorwaarde koppelen zoals die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tenuitvoerlegging
27. De officier van justitie heeft gevorderd de bij vonnis van deze rechtbank van 23 december 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden geheel ten uitvoer te leggen.
28. Door en namens verdachte is primair bepleit de vordering af te wijzen, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het thans ten laste gelegde. Subsidiair is bepleit de proeftijd te verlengen zoals geadviseerd wordt door de reclassering in haar rapport van 10 juni 2010.
29. Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 december 2009 (parketnummer 06/460232-09) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot zware mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 (zeven) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat:
- veroordeelde gedurende 1 (één) jaar zal verblijven bij Huize Norel te Epe en zich aldaar zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de leiding;
- veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Kairos en/of Tactus;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 december 2009, te weten :
6 (zes) maanden gevangenisstraf;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. Boerwinkel, voorzitter, mrs. Prisse en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0615 2010028404-37, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, Team Epe, gesloten en ondertekend op 7 april 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.34-37)
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.34-38)
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.35)
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.36)
6 Een schriftelijk bescheid, inhoudende de verklaring van [naam], namens de huisartsenpost (p.41)
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [Getuige 2] (p.42) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.45)
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [Getuige 2] (p.43) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.46)
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [Getuige 2] (p.43)
10 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] (p.45-46)
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.46)
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] (p.49)
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] (p.57)
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] (p.57)
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] (p.58)
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] (p.52)
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] (p.53)
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (geen paginanummer)
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] (p.52-53)
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (geen paginanummer)
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (geen paginanummer)