ECLI:NL:RBZUT:2010:BN0822

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/550405-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling vrachtwagenchauffeur voor dodelijk verkeersongeluk door onoplettendheid en te hoge snelheid

Op 24 september 2009 vond er een dodelijk verkeersongeluk plaats te Varsseveld, waarbij een vrachtwagenchauffeur, verdachte, achterop een stilstaande rij auto's reed. De rechtbank Zutphen oordeelde dat de verdachte niet voldoende aandacht aan het verkeer had besteed en met een te hoge snelheid reed, wat leidde tot een kettingbotsing. De aanrijding resulteerde in de dood van de heer [slachtoffer A], die in zijn personenauto zat. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 120 uren, een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden (waarvan 9 maanden voorwaardelijk) en een geldboete van €750,-. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, als ervaren vrachtwagenchauffeur, meer oplettendheid had moeten tonen en had moeten anticiperen op de verkeerssituatie. De verdachte had de stilstaande voertuigen voor hem moeten opmerken en zijn snelheid moeten aanpassen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er onvoldoende causaal verband was tussen de gedragingen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de straf op, rekening houdend met de ernst van het delict en de gevolgen voor de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/550405-09
Uitspraak d.d.: 9 juli 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1976],
wonende te [adres],
raadsman: mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 juni 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Varsseveld, gemeente Oude
IJsselstreek,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (zijnde
een vrachtauto (merk: Daf) met aanhanger/oplegger) daarmede rijdende over de
weg, de Twenteroute/N18, althans enige weg, (komende uit de richting
Lichtenvoorde en gaande in de richting Doetinchem) zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer besteed,
immers is hij, verdachte, een verkeerslichteninstallatie genaderd (voor de
kruising van de Twenteroute/N18 en de Zelhemseweg) en/of heeft hij, verdachte,
zich er niet (tijdig) van vergewist dat voor hem, verdachte, een file werd/was
gevormd en/of het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook,
langzaam reed en/of stil stond, en/of
heeft hij, verdachte (daarbij) gereden met een (veel) te hoge snelheid voor
een veilig verkeer ter plaatse, en/of
is hij, verdachte, (daarbij) niet in staat geweest de door hem, verdachte,
bestuurde vrachtwagen met oplegger/aanhanger tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, terwijl
voor hem, verdachte, zich de langzaam rijdende, althans stilstaande
personenauto bestuurd door de heer [slachtoffer A], bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtwagen en de door voornoemde
heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto (merk: Volvo),
waardoor voornoemde heer [slachtoffer A] op 24 september 2009 is overleden;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek
, als bestuurder van een voertuig (zijnde een vrachtauto (merk: Daf) met
aanhanger/oplegger) daarmee heeft gereden op de weg de Twenteroute/N18,
althans enige weg, (komende uit de richting Lichtenvoorde en gaande in de
richting Doetinchem)
waarbij hij, verdachte,
niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer heeft besteed,
immers is hij, verdachte, een verkeerslichteninstallatie genaderd (voor de
kruising van de Twenteroute/N18 en de Zelhemseweg) en/of heeft hij, verdachte,
zich er niet (tijdig) van vergewist dat voor hem, verdachte, een file werd/was
gevormd en/of het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook,
langzaam reed en/of stil stond, en/of
heeft hij, verdachte (daarbij) gereden met een (veel) te hoge snelheid voor
een veilig verkeer ter plaatse, en/of
is hij, verdachte, (daarbij) niet in staat geweest de door hem, verdachte,
bestuurde vrachtwagen met oplegger/aanhanger tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, terwijl
voor hem, verdachte, zich de langzaam rijdende, althans stilstaande
personenauto bestuurd door de heer [slachtoffer A], bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtwagen en de door voornoemde
heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto (merk: Volvo),
waarbij voornoemde heer [slachtoffer A] op 24 september 2009 is overleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Varsseveld, gemeente Oude
IJsselstreek, als bestuurder van een voertuig (zijnde een vrachtauto (merk:
Daf) met aanhanger/oplegger) daarmee heeft gereden op de weg de
Twenteroute/N18, althans enige weg, (komende uit de richting Lichtenvoorde en
gaande in de richting Doetinchem)
waarbij hij, verdachte,
niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer heeft besteed,
immers is hij, verdachte, een verkeerslichteninstallatie genaderd (voor de
kruising van de Twenteroute/N18 en de Zelhemseweg) en/of heeft hij, verdachte,
zich er niet (tijdig) van vergewist dat voor hem, verdachte, een file werd/was
gevormd en/of het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook,
langzaam reed en/of stil stond, en/of
heeft hij, verdachte (daarbij) gereden met een (veel) te hoge snelheid voor
een veilig verkeer ter plaatse, en/of
is hij, verdachte, (daarbij) niet in staat geweest de door hem, verdachte,
bestuurde vrachtwagen met oplegger/aanhanger tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, terwijl
voor hem, verdachte, zich de langzaam rijdende, althans stilstaande
personenauto bestuurd door de heer [slachtoffer A], bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtwagen en de door voornoemde
heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto (merk: Volvo),
en/of
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door voornoemde heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto en de door
mevrouw [slachtoffer B] bestuurde personenauto (merk: Volkswagen)
en/of
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door voornoemde mevrouw [slachtoffer B] bestuurde personenauto en de door
mevrouw [slachtoffer C] bestuurde personenauto (merk: Chevrolet)
en/of
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door voornoemde mevrouw [slachtoffer C] bestuurde personenauto en de door
mevrouw [slachtoffer D] bestuurde personenauto (merk: Ford),
waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer B] en/of voornoemde mevrouw [slachtoffer C]
en/of voornoemde mevrouw [slachtoffer D] letsel heeft/hebben bekomen en/of
schade heeft/hebben geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 24 september 2009 vond er een aanrijding plaats op de Twenteroute/N18 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek. Bij het ongeval was een vrachtwagen, bestuurd door verdachte, betrokken.1 De plaats van het ongeval was gelegen tussen twee kruisingen, waar het verkeer door middel van verkeerslichtinstallaties wordt geregeld.2
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft hij het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft het ongeval, waarbij [slachtoffer A] is overleden, veroorzaakt, doordat hij de rij auto's die voor het stoplicht stonden over het hoofd heeft gezien. Verdachte reed ten tijde van het ongeval met een vrachtwagen die aan het maximale laadgewicht zat. Voorafgaand aan het ongeval heeft verdachte niet voldoende opgelet. Hij heeft niet op de auto's voor hem gelet. Ook heeft verdachte gereden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, hij reed met een snelheid van bijna 80 km/u. Verdachte had bij het naderen van de stoplichten zijn snelheid moeten minderen en op de overige verkeerdeelnemers moeten letten.
Daar komt dat verdachte als vrachtwagenchauffeur aangemerkt kan worden als een sterke verkeersdeelnemer. Van hem had verwacht mogen worden dat hij zich bewust is van de gevaren op de weg en er alles aan doet om deze te voorkomen. Van verdachte had, door de grote van het voertuig, ook verwacht mogen worden dat hij meer oplettend was dan een minder sterke verkeerdeelnemer.
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, door onvoldoende op te letten en zijn te hoge snelheid voor veilig verkeer ter plaatste, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat, door het veroorzaken van de aanrijding met de auto van [slachtoffer A], verdachte schade en letsel heeft toegebracht aan diverse andere personen. Tussen de aanrijding, veroorzaakt door het gevaarzettend gedrag van verdachte, en de daarop volgende kettingbotsing bestaat een causaal verband, zodat de letsel en schade die is ontstaan kunnen worden toegerekend aan verdachte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van verdachte die zijn afgelegd bij de politie uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte ten tijde van de verhoren, in strijd met de Salduz-jurisprudentie, geen bijstand heeft gehad van een raadsman.
Ten aanzien van het ten laste gelegde heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Door verdachte werd ter plaatse gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/u. Verdachte heeft dan ook niet harder gereden dan ter plaatse toegestaan. Uit verdachtes verklaring blijkt dat hij een redelijke afstand tot zijn voorliggers heeft gehouden. Echter doordat verdachte een moment niet heeft opgelet, heeft hij de voor hem stilstaande en/of langzaam rijdende auto's niet tijdig opgemerkt. Als gevolg hiervan heeft hij zijn snelheid niet tijdig kunnen aanpassen, waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden. Nu er enkel sprake is geweest van een moment van onoplettendheid en geen andere verkeersovertredingen kan geen veroordeling ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde volgen.
Tevens is door de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de verdachte verweten gedragingen en het dodelijk letsel van [slachtoffer A]. Hiertoe heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de bijrijdster geheel ongedeerd is gebleven, terwijl zij aan dezelfde krachten als bestuurder onderworpen moet zijn geweest. Uit het onderzoek van de forensisch arts blijkt dat het slachtoffer voorover geleund achter zijn stuur zat. Tussen het verkeersongeval en het dodelijk letsel van het slachtoffer zit dan ook een schakel waardoor het ernstige letsel is opgetreden, namelijk de afstand tussen het hoofd en hoofdsteun. Nu niet voldaan is aan het vereiste van dubbele causaliteit dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is door de raadsman aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat de kettingbotsing tussen de personenauto's reeds had plaats gevonden voorafgaand aan de aanrijding tussen verdachte en de auto van heer [slachtoffer A].
Beoordeling door de rechtbank
Bij het voornoemde ongeval op 24 september 2009 waren een vrachtwagen met oplegger, bestuurd door verdachte, en vier personenauto's betrokken. De personenauto's waren van het merk Volvo, Volkswagen, Chevrolet en Ford en werden bestuurd door respectievelijk de heer [slachtoffer A], mevrouw [slachtoffer B], mevrouw [slachtoffer C] en mevrouw [slachtoffer D].3
Uit het onderzoek is de volgende toedracht van het ongeval gebleken. Het samenstel, de vrachtauto van het merk Daf met oplegger, reed over de N18 komend uit de richting Lichtenvoorde en rijdend in de richting van Doetinchem. Op het wegvak gelegen tussen de Oostelijke Rondweg en de Zelhemseweg, reed dit samenstel tegen de achterzijde van de Volvo die voor hem reed of (nagenoeg) stil stond. Zeer waarschijnlijk als gevolg van deze aanrijding ontstond een zogenaamde kettingbotsing, waarbij de vier personenauto's die voor het samenstel (nagenoeg) stil stonden of langzaam reden elkaar raakten. Uit de digitale tachograaf van de vrachtwagen is gebleken at de vrachtwagen voor en op het moment van het ongeval reed met een snelheid van 81 km/u.4 Uit de verklaring van [slachtoffer B] en [slachtoffer D] blijkt dat het verkeer als gevolg van de stoplichten, voorafgaand aan het ongeval, langzaam reed.5
Bij de verkeersongevalsanalyse is niet volledig komen vast te staan of de opeenvolgende botsingen tussen de personenauto's het gevolg was van de aanrijding van de vrachtwagen met de door de heer [slachtoffer A] bestuurde auto. De rechtbank concludeert dat dit scenario in geen van de getuigenverklaringen wordt genoemd. Tevens wordt in de verkeersanalyse aangegeven dat, gelet op de schade aan de personenauto's en de eindposities van deze auto's, dit scenario niet waarschijnlijk is.6 Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet anders geconcludeerd kan worden dan dat de kettingbotsing tussen de personenauto's is veroorzaakt door de aanrijding van de vrachtwagen met de personenauto. Het hieromtrent gevoerde verweer wordt door de rechtbank dan ook verworpen.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij de personenauto's niet tijdig heeft opgemerkt en als gevolg hiervan tegen de personenauto is aangereden. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij de stoplichten, waardoor de auto's voor hem langzaam reden, niet had opgemerkt.
Uit het verslag betreffende een niet natuurlijke dood blijkt dat de heer [slachtoffer A], als gevolg van de aanrijding, ernstig letsel aan het hoofd heeft opgelopen. Het letsel is veroorzaakt doordat het hoofd van het slachtoffer, als gevolg van de aanrijding, met zeer grote kracht tegen de hoofdsteun is geslagen. Dit letsel was dusdanig dat daarmee zijn overlijden kan worden verklaard.7 Het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot het ontbreken van de dubbele causaliteit tussen de aanrijding en het overlijden van het slachtoffer wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte veroorzaakte aanrijding, welke aanrijding het gevolg is van het handelen van verdachte, het overlijden van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. Het ingetreden gevolg, te weten het overlijden, is in redelijkheid toe te rekenen aan de gedragingen van verdachte waardoor het ongeval is ontstaan. Het enkele feit dat de bijrijdster als gevolg van de aanrijding niet (ernstig) gewond is geraakt doet aan dit oordeel niets af.
Als gevolg van de aanrijding is ook schade ontstaan aan de voornoemde personenauto's.8
Tevens blijkt uit de verklaring van [slachtoffer B] dat zij als gevolg van de aanrijding onder meer last heeft van hoofdpijn.9
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. Hiertoe oordeelt zij als volgt. Verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/u. Deze snelheid was, gelet op het feit dat er een file was gevormd voor de verkeerslichten, te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse. Verdachte had zijn snelheid moeten aanpassen aan de overige verkeersdeelnemers. Dit heeft verdachte echter niet gedaan, omdat hij deze verkeersdeelnemers niet tijdig heeft opgemerkt. Als gevolg van zijn snelheid kon verdachte, toen hij het overige verkeer opmerkte, niet meer tijdig stoppen en was een aanrijding het gevolg.
Van verdachte, die heeft te gelden als een sterke verkeerdeelnemer, had de nodige oplettendheid verwacht mogen worden. Verdachte had, temeer nu hij ter terechtzitting heeft verklaard ter plaatse bekend te zijn geweest, rekening dienen te houden met de verkeerslichten en had hierop dienen te anticiperen door zijn snelheid te minderen. Dat verdachte ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat er sprake was van een zogeheten groen golf doet hier ook niet aan af, immers had verdachte zich er telkenmale van moeten vergewissen of het verkeerslicht daadwerkelijk op grond stond en of er geen andere verkeerdeelnemers zich op de weg bevonden.
De rechtbank acht gelet op het vooroverwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Nu de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen door de rechtbank niet gebruikt zijn voor de bewezenverklaring behoeft het door de raadsman van verdachte gevoerde Salduz-verweer, wat daar ook van zij, geen bespreking.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een vrachtauto (merk: Daf) met oplegger, daarmede rijdende over de weg, de Twenteroute/N18, komende uit de richting Lichtenvoorde en gaande in de richting Doetinchem, zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
aanmerkelijk onoplettend,
niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en het verkeer besteed, immers is hij, verdachte, een verkeerslichteninstallatie genader, voor de kruising van de Twenteroute/N18 en de Zelhemseweg en heeft hij, verdachte, zich er niet tijdig van vergewist dat voor hem, verdachte, een file was gevormd en het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook,
langzaam reed en heeft hij, verdachte daarbij gereden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en is hij, verdachte, daarbij niet in staat geweest de door hem, verdachte,
bestuurde vrachtwagen met oplegger tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, terwijl voor hem, verdachte, zich de langzaam rijdende personenauto bestuurd door de heer [slachtoffer A], bevond,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtwagen en de door voornoemde heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto (merk: Volvo),
waardoor voornoemde heer [slachtoffer A] op 24 september 2009 is overleden;
2.
hij op 24 september 2009 te Varsseveld, gemeente Oude IJsselstreek, als bestuurder van een voertuig, zijnde een vrachtauto (merk: Daf) met oplegger, daarmee heeft gereden op de weg de
Twenteroute/N18, komende uit de richting Lichtenvoorde en gaande in de richting Doetinchem,
waarbij hij, verdachte,
niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en het verkeer heeft besteed, immers is hij, verdachte, een verkeerslichteninstallatie genaderd, voor de kruising van de Twenteroute/N18 en de Zelhemseweg, en heeft hij, verdachte, zich er niet van vergewist dat voor hem, verdachte, een file was gevormd en het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook, langzaam reed en heeft hij, verdachte daarbij gereden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en is hij, verdachte, daarbij niet in staat geweest de door hem, verdachte, bestuurde vrachtwagen met oplegger tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, terwijl voor hem, verdachte, zich de langzaam rijdende personenauto bestuurd door de heer [slachtoffer A], bevond,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtwagen en de door voornoemde heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto (merk: Volvo),
en
waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen de door voornoemde heer [slachtoffer A] bestuurde personenauto en de door mevrouw [slachtoffer B] bestuurde personenauto (merk: Volkswagen)
en
waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen de door voornoemde mevrouw [slachtoffer B] bestuurde personenauto en de door mevrouw [slachtoffer C] bestuurde personenauto (merk: Chevrolet)
en
waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen de door voornoemde mevrouw [slachtoffer C] bestuurde personenauto en de door mevrouw [slachtoffer D] bestuurde personenauto (merk: Ford),
waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer B], voornoemde mevrouw [slachtoffer C] en voornoemde mevrouw [slachtoffer D] letsel hebben bekomen en/of schade hebben geleden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 750,--, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft hierbij het volgende aangevoerd. Verdachte heeft een ongeluk met dodelijk afloop veroorzaakt. Geen enkele straf doet recht aan de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Hoewel het ongeval wel aan verdachtes schuld te wijten is, heeft verdachte nooit de bedoeling gehad het ongeval te veroorzaken. Ook verdachte zal de rest van zijn leven met de gevolgen van het ongeval moeten leven.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met een, al dan niet voorwaardelijke, werkstraf en/of een geldboete in termijnen. Namens verdachte is aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte als gevolg van het ongeval is gestopt met zijn werk als vrachtwagenchauffeur. Hij heeft zich laten omscholen tot beveiligingsmedewerker. Mede gelet hierop bestaat er geen gevaar voor herhaling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder de gevolgen van het door verdachte veroorzaakte ongeval meegewogen, meer in het bijzonder het overlijden van de heer [slachtoffer A]. Het verlies van een dierbare trekt, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring, diepe, onherstelbare, sporen in het leven van de nabestaanden. Een straf in welke vorm dan ook kan niet opwegen tegen het verlies van een dierbare. Door zijn verkeersgedrag heeft verdachte dit onherstelbare leed veroorzaakt. Verdachte zal de rest van zijn leven ook met de gevolgen van het door hem veroorzaakte ongeval moeten leven.
Verdachte heeft door zijn handelen een dodelijk ongeval en gevaar op de weg veroorzaakt. Derhalve is de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, een deel hiervan voorwaardelijk opleggen.
Gelet op het vooroverwogene acht de rechtbank een straf als na te melden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
* bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 750,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis;
* bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 3 maandelijkse termijnen van telkens € 250,--.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2010.
Eindnoten
1 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 4
2 Proces-verbaal aanrijding, dossierpagina 45
3 Proces-verbaal aanrijding, dossierpagina's 27 t/m 42
4 Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 126
5 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer B], dossierpagina 62 en proces-verbaal verhoor [slachtoffer D], dossierpagina 67
6 Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, dossierpagina 126
7 Verslag niet-natuurlijke dood en schouwverslag van betreffende [slachtoffer A] d.d. 29 september 2009
8 Proces-verbaal aanrijding, dossierpagina's 27 t/m 42
9 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer B], dossierpagina's 62 en 63