RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460322-09
Uitspraak d.d.: 13 juli 2010
Tegenspraak / dnip, oip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1965],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. T.H. Dijkstra, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 4 december 2009, 23 februari 2010 en 29 juni 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Harderwijk opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer]:
- (met kracht) in/op/tegen de rug heeft geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden,
waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
1. Op 18 augustus 2009 deed [slachtoffer] aangifte van een poging tot doodslag, gepleegd op dezelfde dag, door haar man.2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangeefster heeft geduwd en vervolgens haar keel heeft dichtgeknepen. Verdachte dient echter van het primair en subsidiair te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu sprake is van vrijwillige terugtred.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden verklaard en dat verdachte hiervoor kan worden veroordeeld.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde, nu verdachte het ten laste gelegde ontkent. Zijn verklaringen zijn consistent en worden op diverse belangrijke punten ondersteund door feiten en omstandigheden af te leiden uit het dossier.
De verklaring van aangeefster is daarentegen inconsistent en wordt niet ondersteund door feiten en omstandigheden die zijn af te leiden uit dossier, aldus de verdediging. Voorts is aangevoerd dat het dossier onvolledig is, nu door de politie en de artsen gehandeld is op basis van de aangifte, als ware dit op voorhand de waarheid. Er is sprake van een gecascadeerde vorm van aannames en veronderstellingen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) heeft verklaard dat zij op 18 augustus 2009 door haar man, zijnde verdachte, in hun woning aan de [adres te plaats] is mishandeld.3 Verdachte kwam die dag terug van vakantie. Omstreeks 19.00 uur kwam hij bij de woning van [slachtoffer], waar hij haar mededeelde dat hij niet van haar wilde scheiden. [slachtoffer] liet hem de beschikking van de rechtbank zien. Verdachte las de beschikking en [slachtoffer] liep van hem weg. Op dat moment voelde zij een harde duw in haar rug. Ze viel voorover op de grond met haar hoofd tegen de verwarming in de achterkamer aan. Verdachte stond boven haar en draaide haar door haar aan haar linkerschouder te pakken. [slachtoffer] lag toen op haar rug. Verdachte ging op haar bovenbenen zitten met zijn knieën aan weerszijden van haar lichaam. Verdachte pakte haar met beide handen bij haar keel. [slachtoffer] voelde dat er hard geknepen werd. Ze kon niets meer zeggen en ze kreeg geen adem meer. Ze probeerde hem te knijpen in zijn bovenbenen en ballen. Ze probeerde met haar voeten te trappen, maar dat lukte niet. Ze dacht dat ze dood ging. Het werd zwart voor haar ogen. Ze probeerde haar hoofd naar rechts te draaien. Hierdoor voelde ze weer wat lucht. Ze kon toen ook weer wat zeggen en zei tegen verdachte: "Je mag blijven, je mag blijven". Ze zei dit omdat ze niet dood wilde. Verdachte liet zijn handen toen los. [slachtoffer] voelde pijn aan haar hals, keel, rug en hoofd. Ze zei vervolgens tegen verdachte dat hij een dokter moest bellen, hetgeen hij eerst niet wilde doen. Uiteindelijk heeft verdachte 112 gebeld. [slachtoffer] hoorde verdachte zeggen dat zij - [slachtoffer] - van de trap was gevallen. [slachtoffer] is in de voorkamer gaan zitten en aldaar heeft ze samen met verdachte gewacht op de ambulance. Ze beefde als een rietje. Toen ze werd meegenomen in de ambulance, heeft ze aan de dienstdoende verpleegkundige verteld wat er was gebeurd.4 Deze verklaring heeft [slachtoffer] ter terechtzitting van 30 juni 2010 bevestigd.5
6. Op dinsdag 18 augustus 2009 rond 20.30 uur kwam er bij de ambulancedienst een spoedmelding binnen. [Getuige A] (hierna: [getuige A]), werkzaam als ambulancebroeder en getuige [getuige B] (hierna: [getuige B]), werkzaam als verpleegkundige, zijn naar aanleiding van deze melding naar de woning van verdachte en [slachtoffer] gegaan. Aldaar aangekomen troffen zij verdachte en [slachtoffer]. Laatstgenoemde trilde hevig.6 [getuige A] constateerde een blauwe plek aan de rechterzijde van de rug en een rode plek in de nek. [slachtoffer] is vervolgens per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [getuige A] hoorde dat [slachtoffer] met zijn collega sprak en hij hoorde haar zeggen dat haar man haar had willen wurgen en dat hij haar keel had dichtgedrukt.7
7. Ter terechtzitting van 29 juni 2010 is voornoemde [getuige B] als getuige gehoord. Hij heeft - kort samengevat - verklaard dat hij samen met getuige [getuige A] op 18 augustus 2009 naar de woning van [slachtoffer] en verdachte is geweest. Hij heeft aangegeven dat hij bij aangeefster, toen zij reeds op de brancard lag, de verwondingen in haar hals heeft gezien zoals weergegeven op foto 1 van dossierpagina 55. Door getuige [getuige B] is geconstateerd dat aangeefster striemen in haar hals had. Voorts heeft hij verklaard dat [slachtoffer] hem in de ambulance heeft verteld dat zij door haar echtgenoot achterover was geduwd, dat hij vervolgens op haar was gaan zitten en haar had geprobeerd te wurgen.
8. Uit medische informatie blijkt dat bij [slachtoffer] uitwendig tekenen van een wurgpoging rond de hals zijn waargenomen (roodheid, schorre stem en zwelling in de hals). Daarnaast zijn er bloeduitstortingen op haar linkerschouder, hoofd en rug waargenomen.8
Voorts is het volgende letsel, duidend op fysiek geweld van buitenaf, waargenomen:
- in de hals: band- en streepvormige verwondingen;
- op het voorhoofd: een streepvormige loodrecht verlopende verwonding;9
- op de rechterbovenarm: een blauwe plekvorming als gevolg van een onderhuidse bloeding met centraal een krasvormige verwonding;
- op de voorkant van de linkerschouder: twee blauwe plekvormingen als gevolg van onderhuidse bloedingen;
- op de rug (rechts van het midden): een forse zwelling met een lichte onderhuidse bloeding met centraal een streep/winkelhaakvormige oppervlakkige verwonding.10
Daarnaast is er rechtsachter op het hoofd een forse bultvorming met een bloedend wondje11 en op de rug in de linkerzij een kleine streepvormige onderhuidse bloeding met blauwe plekvorming12 waargenomen.
De beschreven letsels kunnen volgens forensisch arts, I.M. Moenandar, ontstaan zijn op het door [slachtoffer] aangegeven moment van mishandeling en kunnen zijn ontstaan als gevolg van een mishandeling zoals door [slachtoffer] is aangegeven. 13
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank - in weerwil van de ontkenning van verdachte - van oordeel dat het op 18 augustus 2009 is gegaan zoals aangeefster heeft verklaard in haar aangifte en ter terechtzitting van 29 juni 2010. De rechtbank acht haar verklaring betrouwbaar en consistent. Deze consistente verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door het bij haar geconstateerde letsel en de daarvan gemaakte foto's14 die ter terechtzitting zijn getoond.
10. Ter terechtzitting is R. van Parreren als deskundige benoemd en gehoord. Nog daargelaten dat deze deskundige volgens zijn verklaring 10 jaren ervaring heeft opgedaan op het terrein van technisch en tactisch recherchewerk, doch sinds 1981 op dat terrein niet meer in de praktijk heeft gewerkt en sedertdien geen opleiding of cursussen op het door hem genoemde expertisegebied heeft gevolgd, en evenmin heeft kunnen aantonen op welke wijze hij zijn specialistische kennis op andere wijze actueel zou hebben gehouden, heeft zijn verklaring bij de rechtbank geen twijfel doen rijzen over de door aangeefster gegeven lezing van de feiten.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam komen vast te staan dat verdachte aangeefster [slachtoffer] in de rug heeft geduwd, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen. Vervolgens is verdachte op haar gaan zitten en heeft hij met zijn handen haar keel dichtgedrukt.
12. De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze - het dichtdrukken van de keel - naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als een begin van uitvoering van doodslag dan wel van zware mishandeling. Vervolgens staat ter beoordeling of hier sprake is van een strafbaar handelen.
13. Door [slachtoffer] is aangegeven dat verdachte haar keel los liet op het moment dat zij haar hoofd wegdraaide en tegen verdachte zei dat hij mocht blijven. Ter beoordeling staat of bij verdachte sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, waarin is bepaald dat voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. De rechtbank oordeelt dienaangaande als volgt.
Of gedragingen van verdachte de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Van buiten komende factoren, die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan.
14. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte is gestopt met het dichtknijpen van de keel van aangeefster toen zij haar hoofd wegdraaide en tegen verdachte zei dat hij mocht blijven. Hoewel verdachte de lezing van het slachtoffer heeft ontkend en derhalve geen inzicht heeft gegeven in zijn handelen, kan de rechtbank gelet op de bewezen te achten gang van zaken niet uitsluiten dat verdachte, de keuze hebbende tussen doorgaan of stoppen met zijn handeling, heeft gekozen te stoppen en zijn handen heeft weggenomen van de keel van het slachtoffer en dat het misdrijf niet is voltooid in hoofdzaak ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat moet worden geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijwillig is teruggetreden. Het primair en subsidiair ten laste gelegde kan derhalve niet worden gekwalificeerd als strafbaar handelen om welke reden verdachte in zoverre moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten de mishandeling. Op basis van het vorenoverwogene kan worden vastgesteld dat verdachte door aangeefster te duwen en vervolgens haar keel dicht te knijpen, aangeefster pijn en letsel heeft toegebracht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 augustus 2009 te Harderwijk opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten
[slachtoffer]:
- (met kracht) in/op/tegen de rug heeft geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en
- (met kracht) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden,
waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
16. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, bij niet naar behoren verricht, te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
17. Nu door en namens verdachte vrijspraak is bepleit, is ten aanzien van een eventuele strafoplegging niets naar voren gebracht.
18. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
19. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor geweldsdelicten.
20. De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen het over verdachte opgemaakte rapport van de reclassering van 27 november 2009. Daaruit komt onder meer - voor zover relevant - het volgende naar voren. Verdachte is negentien jaar samen geweest met zijn (ex-)vrouw. Hij is thans bezig met een echtscheiding. Hij had naast de relatie met zijn echtgenote een tweede relatie, maar wilde in eerste instantie geen keuze tussen beiden maken. Dit lijkt een teken dat verdachte de draagkracht van zijn naasten niet altijd goed weet in te schatten. Of hij wel eens dominant is of zijn zelfbeheersing verliest, is gezien de ontkenning van het ten laste legde voor de reclassering moeilijk in te schatten. Volgens de reclassering zijn er enige mogelijkheden voor gedragbeïnvloeding, waaraan verdachte vermoedelijk zou meewerken indien verplicht reclasseringscontact zou worden opgelegd. Een inschatting van het recidiverisico is niet mogelijk. Geadviseerd wordt deze zaak af te doen zonder verdere reclasseringsbemoeienis.
21. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verdachte - volgens de verklaring van aangeefster - niet eerder in hun langdurige relatie geweld heeft gebruikt dan wel agressief is geweest en voorts dat verdachte en aangeefster thans niet meer bij elkaar wonen.
22. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met daarnaast een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Vordering tot schadevergoeding
23. De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres, plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente van de datum van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
24. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het gevraagde bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
25. Volgens de verdediging dient - gelet op de bepleite vrijspraak - de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
26. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het meer subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de hoogte van de vordering echter matigen, nu verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling zal worden veroordeeld. De rechtbank acht een bedrag van € 500,00 redelijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
27. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor het primair en subsidiair ten laste gelegde van alle rechtsvervolging;
* verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar
behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende aan de [adres, plaats] (bankrekening-nummer: [nummer]) van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2009 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2009, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van der Mei en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2010.
Mr. Van der Mei is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009042913-18 , Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, Team recherche Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 6 oktober 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.26-29)
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.26)
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.27)
5 Verklaring van getuige [slachtoffer] ter terechtzitting van 29 juni 2010
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (p.87)
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (p.88)
8 Schriftelijk bescheid, inhoudende de geneeskundige verklaring (p.47)
9 Schriftelijk bescheid, inhoudende de letselverklaring van GGD IJsselland (p.52)
10 Schriftelijk bescheid, inhoudende de letselverklaring van GGD IJsselland (p.53)
11 Schriftelijk bescheid, inhoudende de letselverklaring van GGD IJsselland (p.52)
12 Schriftelijk bescheid, inhoudende de letselverklaring van GGD IJsselland (p.54)
13 Schriftelijk bescheid, inhoudende de letselverklaring van GGD IJsselland (p.54)
14 Foto's (p.55-58)