RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950110-10
Uitspraak d.d.: 13 juli 2010
Tegenspraak / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats] (Syrië) op [1962],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: C.W.J. de Bont, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 29 juni 2010.
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 29 juni 2010 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2009 te Didam, gemeente Montferland en/of Zevenaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal met een mes bedreigd en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam geschopt/getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) (met kracht) vastgepakt en/of in een auto geduwd/getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal (in de auto) met een vuurwapen bedreigd
- meermalen, althans eenmaal bedreigd door die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Beken, anders maak ik je dood" en/of "Deze ga ik allemaal op jou schieten als je niet toegeeft", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 december 2009 te Didam, gemeente Montferland en/of Zevenaar en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te
dwingen tot de afgifte van 40.000 euro, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of één of meer van zijn
mededader(s) die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal met een mes bedreigd en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam geschopt/getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) (met kracht) vastgepakt en/of in een auto geduwd en/of
- meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen bedreigd
- meermalen, althans eenmaal bedreigd door die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Beken, anders maak ik je dood" en/of "Deze ga ik allemaal op jou schieten als je niet toegeeft", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 8 februari 2010 te Zevenaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een lid van het arrestatie team, te weten nummer AOE MN 23 van het leven te beroven, met dat opzet met zijn arm de nek van die AOE MN 23 heeft omsloten en/of met kracht zijn arm (om die nek) heeft aangetrokken en/of (vervolgens) met zijn arm (met kracht) die nek omsloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 8 februari 2010 te Zevenaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, zijnde een lid van het arrestatieteam met nummer AOE MN 23, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn arm de nek van die AOE MN 23 heeft omsloten en/of zijn arm om die nek heeft aangetrokken en/of (vervolgens) met zijn arm de nek van die AOE MN 23 omsloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 8 februari 2010 te Zevenaar, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten een lid van het arrestatieteam, nummer AOE MN 23, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met zijn, verdachtes, arm de keel van die AOE MN 23 heeft omsloten en/of zijn, verdachtes, arm om de keel van die AOE MN 23 heeft aangetrokken en/of met zijn, verdachtes, arm de keel van die AOE MN 23 omsloten heeft gehouden, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op maandag 21 december 2009 omstreeks 22.13 uur kwam bij de politie de melding binnen dat in Didam in de Rozenstraat een man door een aantal andere mannen in elkaar geslagen werd. Met de melder van dit incident werd vervolgens door de politie telefonisch contact opgenomen. De melder was [getuige A], die desgevraagd verklaarde dat hij op de parkeerplaats van de Albert Heijn de hem bekende [slachtoffer] in gezelschap van een aantal buitenlandse mannen had zien staan. Vervolgens zag hij dat [slachtoffer] door de mannen tegen het hoofd werd geslagen en dat ze hem een auto in probeerden te trekken.2
Op 22 december 2009 omstreeks 04.15 uur werd [slachtoffer] door de politie in Didam aangetroffen. [slachtoffer] was niet in het gezelschap van anderen.3
Op 8 februari 2010 heeft de politie verdachte in zijn woning aangehouden op verdenking van vrijheidsberoving van voornoemde [slachtoffer].4
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde. Van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, nu voor dat feit onvoldoende bewijs voorhanden is.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde - kort samengevat - aangevoerd dat [slachtoffer] vrijwillig bij verdachte in de auto is gestapt en dat om die reden geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Bovendien heeft [slachtoffer] expliciet toestemming gegeven om met de auto de rit naar Zevenaar te maken (dossierpagina: 208). De aangifte van [slachtoffer] acht de verdediging niet betrouwbaar. In dit verband is aangegeven dat aangever en een zoon van verdachte reeds ruzie hadden, dat Armenen en Koerden elkaar het licht in de ogen niet gunnen en dat de aangifte op essentiële punten niet klopt dan wel niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. Bepleit is verdachte vrij te spreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ook voor het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het voor verdachte niet duidelijk was dat het de politie was die op de vroege ochtend van 8 februari 2010 zijn woning binnenviel. De toen in doodsangst verkerende verdachte heeft een van de mannen om de nek gepakt, maar hij had op geen enkel moment het (voorwaardelijk) opzet om het lid van het arrestatieteam dood te maken dan wel zwaar te mishandelen. Bovendien, zo stelt de verdediging, is een poging doodslag dan wel een poging zware mishandeling volstrekt ondeugdelijk geweest gelet op de overmacht aan politie die op dat moment in de woning aanwezig was. Ten aanzien van het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. Getuige [getuige A] zag op 21 december 2009 tussen 22.00 en 22.15 uur de hem bekende [slachtoffer] op het parkeerterrein bij de Albert Heijn in Didam staan. Hij zag voorts ongeveer tien mannen bij [slachtoffer] staan die hem vervolgens vastpakten en hem opzettelijk en met kracht op zijn hoofd sloegen. Dit gebeurde meerdere malen achter elkaar.5 Voorts hoorde hij [slachtoffer] "help" roepen. Getuige [getuige A] wilde [slachtoffer] helpen, maar twee jongens kwamen hem tegemoet lopen, waarvan er één met luide stem tegen [getuige A] zei dat hij weg moest gaan.6 Getuige [getuige B] was die avond samen met voornoemde [getuige A]. Hij zag dat mannen [slachtoffer] vastpakten en hij hoorde [slachtoffer] "help" roepen. [getuige B] heeft verklaard dat [slachtoffer] echt heel erg hard schreeuwde en dat [getuige B] begreep dat [slachtoffer] echt hulp nodig had.7
6. Getuige [getuige C] (woonachtig aan de [adres te plaats]) hoorde de avond van
21 december 2009 een hoop geschreeuw op straat. Toen hij naar buiten keek, zag hij een groep Turks uitziende mannen staan en hij hoorde dat deze groep met één persoon ruzie had. Deze ene man werd door meerdere van die andere mannen geslagen en ze probeerden die man in een auto te drukken. [getuige C] zag dat ze de jongen vastpakten en zijn hoofd naar beneden drukten om hem zo achter in de auto te kunnen drukken. Ook werd de jongen daarbij door die andere mannen op zijn hoofd geslagen. [getuige C] zag dat de jongen zich daartegen verzette en dat het die mannen niet lukte om hem in de auto te krijgen. Hij zag dat de jongen wegliep. De jongen werd echter omringd en vastgepakt.8
Getuige [getuige D] (bij getuige [getuige C] die avond in diens woning aanwezig) heeft verklaard dat zij zag dat een jongen werd geduwd en vastgepakt. Ook werd de jongen een paar keer op zijn hoofd geslagen.9 Voorts zag zij dat ze de jongen, terwijl ze hem in de auto werkten, een paar keer op het hoofd sloegen. Ze duwden hem toen in de auto.10 Twee personen sloegen de jongen. Nadat de jongen in de auto was geduwd, stapten deze twee personen ook achter in de auto.11 Een oudere man stond op een afstand te kijken hoe het ging.12
7. Op 23 december 2009 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aangifte gedaan, waarbij hij - zakelijk weergeven en kort samengevat - het volgende heeft verklaard. Op 21 december 2009 was hij omstreeks 21.30 uur op weg naar huis. Hij liep
ter hoogte van de Albert Heijn aan de Rozenstraat in Didam toen hij gebeld werd door [naam 1]. Laatstgenoemde zei dat hij met [slachtoffer] wilde praten. Ze spraken af bij de Albert Heijn.13 Enige tijd later zag [slachtoffer] de broer van [naam 2] (fonetisch) staan en voorts zag hij op de hoeken van de parkeerplaats auto's staan. De broer van [naam 2] kwam op [slachtoffer] aflopen en zei tegen laatstgenoemde dat hij met hem wilde praten en dat hij in de auto moest stappen. [slachtoffer] gaf aan dat hij dat niet wilde. Vervolgens zag [slachtoffer] vier of vijf personen uit een auto stappen. Deze personen kwamen op hem aflopen. [slachtoffer] moest instappen van de broer van [naam 2]. Hij wilde dat niet en hij voelde dat hij door meerdere personen werd geslagen en getrapt. [slachtoffer] wilde vluchten en riep om hulp. Het lukte hem echter niet om weg te komen. Hij werd meegetrokken en kreeg meerdere klappen op zijn hoofd. Hij werd vastgepakt en met geweld in een Volkswagen Bora geduwd.14 Vervolgens stapten er nog drie mensen in de auto. Met de auto zijn ze van Didam in de richting van Zevenaar gereden. Tijdens de autorit werd hem duidelijk waarom hij was meegenomen. De mannen beschuldigden hem ervan dat hij een inbreker was en dat hij bij verdachte had ingebroken. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij meerdere malen heeft aangegeven dat hij er niets mee te maken had. De mannen bleven hem echter bedreigen, slaan en beledigen. De man naast [slachtoffer] heeft hem tijdens de rit meerdere malen vuistslagen in en op het gelaat gegeven. Ook de passagier voorin de auto zei dat [slachtoffer] de inbraak had gepleegd en dat hij het moest toegeven.15 Vervolgens reden ze naar de parkeerplaats achter de woning van verdachte, alwaar wel tien mensen stonden te wachten.16 Een aantal Nederlandse mensen keek in de auto en sprak met verdachte. Laatstgenoemde kwam vervolgens naar [slachtoffer] toe en zei tegen hem dat hij uit kon stappen, omdat hij niet degene was die in zijn woning had ingebroken.17
8. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft bij de politie verklaard dat twee dagen ná de inbraak in de woning van hem en zijn familie met [slachtoffer] was afgesproken bij de Albert Heijn te Didam. De vader van medeverdachte [medeverdachte B] - verdachte - zou hem daar ontmoeten. Medeverdachte [medeverdachte B] reed die dag ook naar de Albert Heijn en zag daar verdachte staan met enkele Russische mannen. Medeverdachte [medeverdachte B] zag dat [slachtoffer] op een gegeven moment aan kwam lopen en heeft hem aangesproken. [slachtoffer] wilde niet met medeverdachte [medeverdachte B] praten en wilde wegrennen. Verdachte schreeuwde toen dat [slachtoffer] moest blijven staan. Medeverdachte [medeverdachte B] belette [slachtoffer] weg te rennen. Medeverdachte [medeverdachte B] pakte hem bij de armen en ook de Russen pakten hem vast. Toen zij [slachtoffer] hadden vastgepakt, wilden zij hem in de auto van verdachte duwen. Hij wilde echter niet instappen.18 Hem is meerdere keren gezegd dat hij mee moest.19 Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat [slachtoffer] klappen kreeg. Hij geeft aan dat ook hij met zijn vuist met kracht enkele klappen had uitgedeeld op de buik van [slachtoffer]. Dit deed hij met opzet, omdat hij wilde dat [slachtoffer] in de auto stapte. Nadat laatstgenoemde in de auto was gestapt, is medeverdachte [medeverdachte B] naar huis gereden, alwaar verdachte, de Russen en [slachtoffer] 15 minuten later ook aankwamen. [slachtoffer] zat achter in de auto met aan beide kanten een Rus.20
9. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] die avond bij hem in de auto is gestapt en dat zij vervolgens naar de woning van de familie [verdachten] in Zevenaar zijn gereden alwaar [slachtoffer] aan de buren is getoond.21
10. Getuige [getuige E] (de buurman van verdachte en medeverdachte [medeverdachte B]) verklaart dat medeverdachte [medeverdachte B] samen met zijn broer [naam 3] (fonetisch) een foto op een laptop liet zien en vroeg of de jongen op de foto leek op één van de vier jongens die [getuige E] bij de woning had gezien ten tijde van de inbraak.22 [getuige E] zei dat de jongen op de foto er wel wat op leek. Vervolgens belde medeverdachte [medeverdachte B] een keer 's avonds aan bij de woning van [getuige E]. Hij zei dat ze iemand zouden ophalen en later even langs zouden komen. Verdachte vroeg [getuige E] of laatstgenoemde dan wilde kijken of dat de jongen was die hem bekend voorkwam. Medeverdachte [medeverdachte B] is vervolgens weggegaan en ongeveer tien minuten later stond hij met de auto achter de woning van [getuige E].23 Het portier van de bijrijderskant werd opengedaan en [getuige E] werd gevraagd om in de auto te kijken. Aangezien hij weinig kon zien, werd het achterportier geopend. [getuige E] had het idee dat dit niet de bedoeling was en het portier werd weer dichtgetrokken. [getuige E] zag even later via het geopende achterportier dat er vijf mensen in de auto zaten. Verdachte reed. Er zaten drie mensen achterin en de persoon die [getuige E] moest herkennen zat in het midden. Deze jongen werd gevraagd om uit te stappen, maar verdachte zei dat die jongen liever niet wilde uitstappen. [getuige E] zag dat de jongen niet blij keek. De jongen is op een gegeven moment toch uitgestapt en [getuige E] zag een lichte paniek in zijn ogen.24 De getuige geeft aan dat verdachte de touwtjes in handen had tijdens de situatie bij de auto en dat medeverdachte [medeverdachte B] dingen vertaalde.
Ook getuige [getuige F] werd die avond gevraagd om in de auto kijken teneinde te zien of de jongen in de auto degene was die mogelijk met de inbraak in de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] te maken had.25 [getuige F] geeft aan dat medeverdachte [medeverdachte B] en diens broer eerder die dag reeds een foto aan hem hadden laten zien met de vraag of [getuige F] de jongen op de foto herkende van de inbraak.
´s Avonds zag [getuige F] onder meer verdachte en diens zoon buiten bij een auto staan. Achter in de auto zaten drie mannen.26 [getuige F] herkende geen van de drie mannen als degene die mogelijk bij de inbraak betrokken was.27 De vriendin van getuige [getuige F], [getuige G], heeft de verklaring van [getuige F] bevestigd en verklaard dat zij zag dat de jongen wat "boos" keek. Voorts verklaart zij dat de jongen geen moment alleen in de auto heeft gezeten en dat er steeds iemand bij hem was.28
11. Nadat [slachtoffer] ter herkenning aan de buren was getoond, is verdachte met [slachtoffer] en de Russen achterin weer weggereden.29 Ook heeft verdachte aangegeven dat ze de snelweg opgereden zijn teneinde met [slachtoffer] te kunnen praten. Hij is richting Zwolle gereden en toen weer terug naar Zevenaar.30
12. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat hij in de richting van Didam wilde lopen toen verdachte tegen hem had gezegd dat de buren hem niet herkenden als degene die ingebroken had. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat hij hem thuis zou brengen. Dat wilde [slachtoffer] niet, maar hij werd vastgepakt door verdachte. De broer van [naam 2] ging er zich ook weer mee bemoeien. [slachtoffer] werd in een andere auto geduwd en links en rechts van hem gingen weer dezelfde personen zitten. De bestuurder was verdachte. Toen ze weer reden zei verdachte dat hij [slachtoffer] drie kwartier zou geven om te bekennen. [slachtoffer] geeft aan dat zij op een gegeven moment langs Zwolle31 reden en even later weer richting Zevenaar32 gingen. Verdachte zei dat ze naar zijn woning zouden gaan, hetgeen [slachtoffer] niet wilde.33 In de woning van de familie [verdachten] is hij vijftien minuten geweest. Vervolgens heeft verdachte hem afgezet in Didam.34
13. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft aangegeven dat bij elkaar drie tot vier uren voorbij zijn gegaan tussen het tijdstip waarop [slachtoffer] bij de Albert Heijn in Didam werd aangetroffen en het tijdstip waarop zij vervolgens weer bij de woning in Zevenaar waren.35
14. Op 22 december 2009 te 04.15 uur zag de politie [slachtoffer] lopen en hebben zij hem meegenomen naar het politiebureau. Aldaar toonde [slachtoffer] zijn achterhoofd, waar verbalisanten een bult zagen. [slachtoffer] verklaarde dat hij daar was geslagen en dat hij pijn in zijn onderrug had.36
15. Op 8 februari 2010 omstreeks 05.00 uur heeft de politie een inval gedaan in het huis van verdachte teneinde hem aan te houden op verdenking van wederrechtelijke vrijheidsberoving.37
Aangever AOE MN 23 had als lid van het arrestatieteam samen met andere leden van het team de opdracht om de woning aan de [adres te plaats] tegen de wil van de bewoner te betreden. De leden van het arrestatieteam waren in uniform gekleed. AOE MN 23 droeg een zwart kogelwerend vest met daarop op de borst in reflecterende letters het woord "POLITIE".38 Toen de woning werd binnengetreden, werd meerdere malen luidkeels: "politie" geroepen. Hoofdbewoner [verdachte A] - verdachte - werd de slaapkamer ingeduwd. Aangever AOE MN 23 voelde dat verdachte zich hevig verzette. Bij een poging verdachte onder controle te krijgen, belandde AOE MN 23 met verdachte op het bed. Hij voelde dat verdachte hem probeerde te wurgen. Verdachte kwam bovenop AOE MN 23 en laatstgenoemde voelde dat verdachte met één van zijn armen zijn nek omsloot en met de andere arm zijn keel dichtdrukte. AOE MN 23 voelde dat hij steeds minder lucht kreeg en was bang dat hij bewusteloos zou raken of dat hij zou stikken. AOE MN 23 probeerde met alle kracht los te komen, hetgeen niet lukte. Hij was niet meer bij machte om verdachte van zich af te duwen.39 Een collega van AOE MN 23 probeerde laatstgenoemde te ontzetten door aan de armen van verdachte te trekken. Verdachte hield AOE MN 23 echter krachtig vast en reageerde niet op de woorden "politie". Een collega van AOE MN 23 moest verdachte meerdere malen met gebalde vuist klappen in zijn gelaat geven. Ook hier reageerde verdachte niet op en hij bleef AOE MN 23 verwurgen.
Verdachte kreeg kniestoten en van een ter assistentie gekomen collega meerdere vuistslagen tegen het lichaam.40 Eerst nadat verdachte nog meer met gebalde vuisten in het gelaat werd geslagen, staakte hij zijn verzet. AOE MN 23 kreeg geen lucht en was verzwakt. Nadat hij was losgekomen van verdachte, kon AOE MN 23 zich nauwelijks staande houden. Hij snakte naar adem en kneep zijn ogen dicht. Hij was op dat moment in ademnood. Korte tijd daarna bleef AOE MN 23 een beklemmend gevoel houden en had hij even de tijd nodig om op adem te komen.41
16. Een collega van AOE MN 23, te weten AOE MN 13, zag dat zijn collega werd verwurgd door verdachte en dat verdachte dat bleef doen ondanks ingrijpen van de zijde van AOE MN 13.42 AOE MN 01 zag dat AOE MN 23 zich nauwelijks staande kon houden nadat hij los was van verdachte en dat zijn gezicht "blauw" was aangelopen. Hij zag dat AOE MN 23 naar adem snakte en zijn ogen dicht kneep, kennelijk als gevolg van ademtekort.43
17. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij één persoon heeft vastgehouden, maar hem heeft losgelaten toen ze zeiden dat ze echt politie waren.44
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 en 2
18. De rechtbank is allereerst van oordeel dat [slachtoffer] geenszins vrijwillig bij verdachte in de auto is gestapt. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij zagen dat [slachtoffer] werd geslagen en in de auto geduwd, waarbij een aantal van deze getuigen ook gehoord heeft dat hij om hulp riep. Tijdens de rit in de auto zaten er steeds twee personen naast [slachtoffer], ieder aan een kant. [slachtoffer] kon op geen enkel moment wegkomen. Gelet hierop is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de autorit voor het slachtoffer geen vrijwillig karakter had. Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
19. De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van voormelde aangifte, de getuigenverklaringen, alsmede de verklaring van verdachte bij de politie, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake is van medeplegen van de ten laste gelegde vrijheidsberoving.
Daartoe wordt allereerst overwogen dat medeverdachte [medeverdachte B] op de parkeerplaats bij de Albert Heijn geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt teneinde hem in de auto te krijgen. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft op aanwijzingen van verdachte belet dat [slachtoffer] wegrende door laatstgenoemde bij de armen te pakken. Ook de aanwezige Russen hebben [slachtoffer] vervolgens vastgepakt. Medeverdachte [medeverdachte B] wist dat [slachtoffer] niet mee wilde. Nadien is verdachte met [slachtoffer] naar de woning van verdachte en zijn medeverdachte gereden, alwaar [slachtoffer] aan de buren werd getoond. Ook hierbij was medeverdachte [medeverdachte B] aanwezig en heeft hij een actieve rol gespeeld. Verdachte had daarbij de leiding. [slachtoffer] kon op dat moment niet weg en moest enige minuten later weer achter in de auto stappen, waarna links en rechts van hem wederom een man ging zitten. Verdachte is vervolgens met [slachtoffer] in de auto gaan rondrijden in de richting van Zwolle en weer terug naar Zevenaar. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een nauwe, volledige en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte B], als ook tussen verdachte en de betrokken Russen.
Het onder 1 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
20. De rechtbank zal verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken, nu voor dit feit onvoldoende bewijs aanwezig is.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 3
21. Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij geen (voorwaardelijk) opzet had om AOE MN 23 van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank stelt op grond van hetgeen onder 15 en 16 is vermeld vast dat verdachte met zijn armen de nek van AOE MN 23 heeft vastgepakt en de keel van laatstgenoemde heeft dichtgedrukt. De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze naar haar uiterlijke verschijningsvorm - mede gelet op de kracht en de duur van de handeling - zozeer gericht was op de dood, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat er veel geweld nodig was om AOE MN 23 - een getraind lid van het arrestatieteam - van verdachte los te krijgen.
22. Verdachte heeft aangegeven dat het hem niet duidelijk was dat de politie zijn woning binnenviel. Hij dacht dat er net als voorheen, een inbreker in zijn huis aanwezig was. Voor zover verdachte hiermee een beroep op noodweer(exces) heeft willen doen, verwerpt de rechtbank dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat er "politie" werd geroepen, maar dat hij niet geloofde dat het de politie was die zijn woning op 8 februari 2010 binnenviel.45 Uit hetgeen onder 15 is weergegeven, blijkt dat meermalen "politie" geroepen is. Voorts was het arrestatieteam gekleed in het daarvoor voorgeschreven uniform. Ondanks het roepen en ondanks het uniform heeft verdachte toch geweld gebruikt tegen AOE MN 23. Voorts is hij daarmee, ondanks het geweld dat tegen hem gebruikt werd teneinde AOE MN 23 los te krijgen, doorgegaan. Gelet hierop, was er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een noodweersituatie.
23. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 21 december 2009 te Didam, gemeente Montferland en/of Zevenaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk die [slachtoffer]
- meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen/gestompt en
- vervolgens (met kracht) vastgepakt en in een auto geduwd/getrokken;
hij op 8 februari 2010 te Zevenaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een lid van het arrestatie team, te weten nummer AOE MN 23 van het leven te beroven, met dat opzet met zijn arm de nek van die AOE MN 23 heeft omsloten en met kracht zijn arm (om die nek) heeft aangetrokken en (vervolgens) met zijn arm (met kracht) die nek omsloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 : medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de
vrijheid beroven en beroofd houden;
Feit 3 primair : poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
24. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het 1 en 3 primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
25. Door en namens verdachte is ten aanzien van een eventuele strafoplegging bepleit het advies van de reclassering te volgen en verdachte toe te staan om een eventuele detentie - mede in verband met zijn medische omstandigheden - thuis onder elektronisch toezicht te vervullen.
26. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
27. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het van zijn vrijheid beroven en beroofd houden van [slachtoffer]. Hij heeft hiermee samen met zijn mededaders een grote inbreuk gemaakt op diens geestelijke en lichamelijke integriteit. Dat verdachte en zijn mededaders dachten dat het slachtoffer mogelijk bij hen in de woning had ingebroken, rechtvaardigt het handelen van verdachte op geen enkele wijze. Tevens heeft hij door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de in de Nederlandse rechtsorde heersende norm van het verbod van eigenrichting. Daarnaast heeft verdachte bij de inval in zijn woning een lid van het arrestatieteam zodanig om zijn nek vastgepakt en vastgepakt gehouden dat deze nauwelijks kon ademen. Op verdachte moest meermalen worden ingeslagen voordat hij het lid van het arrestatieteam losliet. Gelukkig is voor beide slachtoffers het lichamelijk letsel beperkt gebleven. Beide slachtoffers zullen echter - naar de ervaring leert - nog langdurig met de psychische gevolgen te kampen hebben.
28. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de omstandigheid dat het onder 3 primair ten laste gelegde is begaan ten tijde van een inval door het arrestatieteam in de woning van verdachte. Een dergelijke inval heeft een indringend, ingrijpend en stressvol karakter voor de bewoners, waaronder verdachte.
29. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten, welke in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
30. In het voordeel van verdachte wordt in aanmerking genomen dat hij blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder veroordeeld is voor geweldsdelicten.
31. Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw het over de persoon van verdachte opgemaakte rapport van de reclassering van 29 juni 2010. Hierin is onder meer - voor zover van belang - het volgende vermeld. Het gezinsleven van verdachte is gestoord door de gebeurtenis en de gevolgen van de strafzaak. Verdachte is voor een groot deel afhankelijk van de hulp van zijn zoon. Hij ervaart emotionele hinder door alle consequenties. Verdachte heeft geen empathie voor aangever [slachtoffer], nu hij ervan overtuigd is niet verkeerd te hebben gehandeld en dat [slachtoffer] de waarheid opzettelijk verdraait. Hij dacht voor de beste weg te hebben gekozen. Verdachte heeft de anderhalve maand in detentie (lichamelijk) als zwaar te hebben ervaren en hij is blij met het elektronisch toezicht.
Verdachte dramatiseert de situatie voor zichzelf herhaaldelijk en lijkt zichzelf als slachtoffer te beschouwen. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Hij heeft door de consequenties waarschijnlijk nu wel ingezien dat een dergelijke handelwijze verstrekkende gevolgen kan hebben. Toezicht en interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.
32. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het door GGD Gelre-IJssel uitgevoerde detentiegeschiktheidsonderzoek, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 6 maart 2010. Daarin is vermeld dat behoudens een eventuele psychiatrische aandoening waarvoor gespecialiseerde therapie/opvang geïndiceerd is, er geen lichamelijke aandoeningen zijn waardoor verdachte detentieongeschikt zou zijn. Hij heeft wel meer zorg nodig ter ondersteuning van zijn zelfzorg en mobiliteit.
33. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te melden duur met een onvoorwaardelijk en voorwaardelijk deel passend en geboden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenis rekening met de fysieke gesteldheid van verdachte. Thans staat hij onder elektronisch toezicht, welk toezicht hem als bijzondere voorwaarde in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgelegd. Geconcludeerd is dat verdachte niet detentieongeschikt is. De rechtbank neemt bij de bepaling van de duur van onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking dat detentie verdachte (lichamelijk) zwaarder valt dan een ander zonder lichamelijke beperkingen. De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden en zal die eis dan ook volgen.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1
34. De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres te plaats] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van geleden immateriële schade ten bedrage van € 5.300,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
35. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,- hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft hij gevorderd de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
36. Door en namens verdachte is bepleit de vordering af te wijzen nu de vordering wegens door de verdediging aangegeven feiten en omstandigheden niet zodanig eenvoudig van aard is dat deze kan worden afgedaan in het strafproces.
37. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de hoogte van de vordering echter matigen. De rechtbank acht een bedrag van € 1.500,- redelijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 3
38. De benadeelde partij AOE MN 23, domicilie kiezende aan de [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer] t.n.v. Politie Utrecht) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van geleden immateriële schade ten bedrage van € 750,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
39. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750,- toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
40. Door en namens verdachte is bepleit ook deze vordering af te wijzen, nu een lid van het arrestatieteam een getrainde professional is die weet welke risico's bestaan en die gewend is aan het toepassen van geweld. Volgens de verdediging is het niet waarschijnlijk dat daadwerkelijk psychisch letsel is ontstaan. Voorts is aangevoerd dat ter onderbouwing van de vordering is verwezen naar een zaak die zaak is volgens de verdediging niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
41. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Hoewel de benadeelde partij als lid van een arrestatieteam beroepshalve zich in risicovolle situaties dient te begeven, brengt die omstandigheid niet met zich dat verdachtes aansprakelijkheid voor door hem veroorzaakte schade beperkt zou worden. De vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar en de rechtbank zal de vordering tot het gevraagde bedrag van € 750,- toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
42. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 47, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1 : medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van
de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 primair : poging tot doodslag;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil;
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer] (feit 1)
wonende aan de [adres te plaats]
(rekeningnummer [nummer]) € 1.500,00;
(vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2009)
2. AOE MN 23, (feit 3)
domicilie kiezende aan de [adres, plaats]
(bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. Politie Utrecht) € 750,00;
* legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer], voornoemd € 1.500,00 30 (dertig) dagen
2. AOE MN 23, voornoemd € 750,00 15 (vijftien) dagen
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Troost en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2010.
Voetnoten:
1 1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640/2009110090-94, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Team Recherche gesloten en ondertekend op 15 april 2010 (p.5-60).
2 Zie noot 1 (p.9)
3 Zie noot 1 (p.11)
4 Proces-verbaal van aanhouding (p.68-71)
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (p.240)
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (p.240)
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (p.245)
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (p.251)
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (p.256)
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (p.257)
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (p.258)
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (p.258)
13 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.205)
14 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.206)
15 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.207)
16 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.208)
17 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.209)
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.330)
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.331)
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.332)
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.306)
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (p.266)
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (p.266)
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (p.267)
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (p.271-273)
26 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (p.272)
27 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (p.273)
28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (p.276)
29 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.332) en proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.307)
30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.307)
31 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.210)
32 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.211)
33 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.211)
34 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.211)
35 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (p.332)
36 Proces-verbaal bevindingen (p.195)
37 Proces-verbaal van aanhouding (p.68-71)
38 Proces-verbaal van aangifte van AOE MN 23 (p.808)
39 Proces-verbaal van aangifte van AOE MN 23 (p.809)
40 Proces-verbaal van aangifte van AOE MN 23 (p.809)
41 Proces-verbaal van aangifte van AOE MN 23 (p.810)
42 Proces-verbaal van bevindingen (p.814)
43 Proces-verbaal van bevindingen (p.815)
44 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.821)
45 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.817)