ECLI:NL:RBZUT:2010:BN1189
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- W.M. Eijkelestam
- Rechtspraak.nl
Weigering van toestemming voor nazending processtuk aan het Hof na verzoek om arrest
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Zutphen, heeft eiseres Devo Bouwstoffen BV een kort geding aangespannen tegen gedaagde, met als doel toestemming te verkrijgen voor het nazenden van een processtuk aan het Hof. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder eindvonnis van de rechtbank Arnhem, waartegen Devo hoger beroep had ingesteld. De procedure in hoger beroep was aan de gang, en Devo stelde dat er nieuw bewijsmateriaal was opgedoken in de vorm van een fax van 18 maart 2002, die zij wilde indienen bij het Hof. Echter, volgens de Gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten had Devo toestemming van gedaagde nodig om deze fax in te dienen, welke toestemming gedaagde weigerde.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van Devo afgewezen. De rechter oordeelde dat de vordering wringt, omdat Devo feitelijk gedaagde een verplichting wilde opleggen om toestemming te geven. De voorzieningenrechter benadrukte dat er geen overeenstemming was tussen partijen over het indienen van de fax, wat noodzakelijk is volgens het procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Bovendien werd opgemerkt dat Devo zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bewijsmateriaal, aangezien de fax al in haar administratie aanwezig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beginsel 'litis finiri oportet' in acht genomen moest worden, wat betekent dat aan elke rechtsstrijd een einde moet komen.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van Devo af en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op dat moment waren begroot op EUR 1.079,00. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 23 april 2010.