ECLI:NL:RBZUT:2010:BN1189

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111949 - KG ZA 10-101
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.M. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toestemming voor nazending processtuk aan het Hof na verzoek om arrest

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Zutphen, heeft eiseres Devo Bouwstoffen BV een kort geding aangespannen tegen gedaagde, met als doel toestemming te verkrijgen voor het nazenden van een processtuk aan het Hof. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder eindvonnis van de rechtbank Arnhem, waartegen Devo hoger beroep had ingesteld. De procedure in hoger beroep was aan de gang, en Devo stelde dat er nieuw bewijsmateriaal was opgedoken in de vorm van een fax van 18 maart 2002, die zij wilde indienen bij het Hof. Echter, volgens de Gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten had Devo toestemming van gedaagde nodig om deze fax in te dienen, welke toestemming gedaagde weigerde.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van Devo afgewezen. De rechter oordeelde dat de vordering wringt, omdat Devo feitelijk gedaagde een verplichting wilde opleggen om toestemming te geven. De voorzieningenrechter benadrukte dat er geen overeenstemming was tussen partijen over het indienen van de fax, wat noodzakelijk is volgens het procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Bovendien werd opgemerkt dat Devo zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bewijsmateriaal, aangezien de fax al in haar administratie aanwezig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beginsel 'litis finiri oportet' in acht genomen moest worden, wat betekent dat aan elke rechtsstrijd een einde moet komen.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van Devo af en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op dat moment waren begroot op EUR 1.079,00. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 23 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 111949 / KG ZA 10-101
Vonnis in kort geding van 23 april 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEVO BOUWSTOFFEN BV,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Booij te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te Zutphen,
gedaagde,
advocaat mr. R.K.A. Kop te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Devo en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 april 2010, waaruit blijkt dat de voorzieningenrechter ter zitting de vordering heeft afgewezen.
- de pleitnota van Devo.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen bestaat onder andere een juridisch geschil aangaande de pensioenaanspraken van [gedaagde].
2.2. Op 24 december 2008 is door de rechtbank Arnhem in eerste aanleg een eindvonnis (122052 / HA ZA 04-2429) gewezen. Hiertegen is door Devo hoger beroep ingesteld. De procedure in hoger beroep staat thans, na gehouden pleidooien op 26 februari 2010, voor arrest op 18 mei 2010.
2.3. In het landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij gerechtshoven is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
2.12 Arrest vragen
Bij het vragen van arrest fourneren beide partijen een kopie van hun volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg. De kopie wordt voorzien van tabs ter onderscheiding van de afzonderlijke processtukken. Een inventarislijst wordt bijgevoegd. Indien zich kleurenfoto’s in het dossier bevinden, wordt daarvan een kleurenkopie overgelegd.
Voor fourneren wordt eenmalig een uitstel verleend van twee weken. Indien een partij al een termijn voor fourneren is verleend en binnen deze termijn niet is gefourneerd, wordt op één dossier arrest gewezen.
2.13 Berichten aan het hof nadat arrest is bepaald
Het hof neemt geen kennis van berichten van een partij die het hof bereiken nadat is gefourneerd of, indien dit later is, arrest is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij ermee heeft ingestemd dat het bericht ter kennis van het hof wordt gebracht.
(…)”.
2.4. Volgens de Gedragsregels 1992 van de Nederlandse Orde van Advocaten (regel 15) is het advocaten niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan samen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter of de instantie te wenden waarvan een oordeel is gevraagd, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren. Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden.
2.5. De fax van 18 maart 2002 van [naam], gericht aan SKS Nederland, ter attentie van [gedaagde], maakt melding van een indicatieve berekening voor pensioenvervroeging naar 60 jaar en een daarbij behorend nieuwe jaarpremie.
3. Het geschil
3.1. Devo vordert voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te bevelen alsnog toestemming te geven het faxbericht van 18 maart 2002 toe te zenden aan het Gerechtshof, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, indien deze toestemming niet wordt gegeven binnen twee keer 24 uur na betekening van dit vonnis;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. Devo heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de fax van 18 maart 2002 van [naam] als nieuw bewijsmateriaal boven tafel is opgekomen, dat het gerechtshof niet mag worden onthouden. Blijkens regel 15 van de Gedragsregels 1992 van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft Devo toestemming nodig van [gedaagde] om deze fax van 18 maart 2002 in te mogen zenden. [gedaagde] onthoudt deze toestemming.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Anders dan [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat Devo ontvankelijk is in haar vordering. Er is in onderhavig geval sprake van procespartijen die door advocaten worden vertegenwoordigd. Deze advocaten vormen als het ware de spreekbuis van partijen. Onderhavige procedure zal dan ook in die hoedanigheid worden benaderd.
4.2. De vordering wordt echter afgewezen. Daarbij acht de voorzieningenrechter het navolgende van belang.
De vordering zoals die thans ter beoordeling voorligt, wringt een beetje, omdat de voorzieningenrechter eigenlijk gevraagd wordt [gedaagde] ‘een wil’ op te leggen.
Op grond van het landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij gerechtshoven is het mogelijk om stukken te overleggen indien beide partijen daarvoor toestemming geven. Er moet derhalve overeenstemming bestaan. Kennelijk ontbreekt in het onderhavige geval de vereiste toestemming van [gedaagde] voor het overleggen van de betreffende fax van 18 maart 2002.
Bovendien heeft deze fax zich van meet af aan in de administratie van Devo bevonden en het is dan ook voor haar eigen risico en rekening dat zij daar niet eerder mee gekomen is.
Bij dit alles dient het beginsel ‘litis finiri oportet’ niet uit het oog verloren te worden, wat wil zeggen dat aan iedere rechtsstrijd een einde moet komen, zo ook aan die tussen partijen. Zulks ligt besloten in het procesreglement.
Het is verder aan de advocaat van Devo hoe hij omgaat met de gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten, indien hij (alsnog) de fax aan het gerechtshof zendt. De voorzieningenrechter acht het onjuist om aan een inbreuk van de ze gedragsregel mee te werken en ziet geen aanleiding in dat kader een oordeel te geven.
4.3. Devo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Devo in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.079,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Eijkelestam en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2010.