ECLI:NL:RBZUT:2010:BN1646
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van de Wetering
- J. van der Hooft
- M. Draisma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van accijnsgoederen en deelname aan criminele organisatie
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is de verdachte op 20 juli 2010 vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De zaak betreft een beschuldiging van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid accijnsgoederen, namelijk sigaretten, en deelname aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven. De verdachte werd ervan beschuldigd op of omstreeks 21 september 2007 in Nijmegen, samen met anderen, sigaretten te hebben voorhanden gehad die niet overeenkomstig de Wet op de Accijns waren belast.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de sigaretten in de bus die hij naar Engeland had gereden. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de vrachtbrief of dat hij op de hoogte was van de sigaretten die in de bus waren verstopt. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven.
De officier van justitie had geconcludeerd tot vrijspraak, omdat de vereiste overtuiging om tot een bewezenverklaring te komen ontbrak. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van zowel het voorhanden hebben van accijnsgoederen als deelname aan een criminele organisatie. De uitspraak werd gedaan na het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2010, waarbij de tenlastelegging was gewijzigd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten.