ECLI:NL:RBZUT:2010:BN1660

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925078-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de strafmaat voor het opzettelijk voorhanden hebben van illegaal consumentenvuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 december 2008 in de gemeente Nunspeet illegaal consumentenvuurwerk voorhanden had. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Graafstal, werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van 1080 signaalraketten en 4460 nitraatklappers, die niet voldeden aan de eisen van het Vuurwerkbesluit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze vuurwerksoorten had, die niet voorzien waren van de vereiste gebruiksaanwijzing in de Nederlandse taal en waarvan de lading niet uitsluitend uit zwart buskruit bestond. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, proces-verbaal van de politie en deskundigenverklaringen van het NFI. De verdachte had het vuurwerk opgeslagen in een container op het terrein van een medeverdachte, die niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in vereniging met de medeverdachte handelde, maar dat hij alleen verantwoordelijk was voor het voorhanden hebben van het illegale vuurwerk. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een first offender was en een gezin had.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/925078-09
Uitspraak d.d.: 20 juli 2010
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [plaats in 1967],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. P.J. Graafstal, advocaat te Ermelo.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 juli 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2008, in de gemeente Nunspeet, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 8460 nitraatklappers, althans een aantal nitraatklappers en/of 1080 signaalraketten (lawinepijlen), althans een aantal signaalraketten (lawinepijlen) (artikel nummer 245) voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers
- waren die signaalraketten (lawinepijlen), niet voorzien van een in de Nederlandse taal gestelde gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienenovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan en/of
- voldeed de lading van die nitraatklappers in strijd met het gestelde in artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 niet aan de in bijlage III per categorie (te weten categorie A1) behorende bij die regeling gestelde eisen; de lading van die nitraatklappers bestond niet uit uitsluitend zwart buskruit en/of
- voldeed de lading van die signaalraketten (lawinepijlen), in strijd met het gestelde in artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 niet aan de in bijlage III per categorie (te weten categorie D1) behorende bij die regeling gestelde eisen; de lading voor knaleffect van die signaalraketten bestond niet uit uitsluitend zwart buskruit;
art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit
art 2.1.3 lid 4 Vuurwerkbesluit
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding onderzoek
Op 12 december 2008 kwam bij de regiopolitie Noord en Oost-Gelderland een anonieme (MMA) melding2 binnen, inhoudende dat er vanuit de schuur aan de [adres] illegaal vuurwerk werd verkocht.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, op basis van de MMA melding, de omstandigheid dat verdachte de afgesloten container opent, de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en diens echtgenote en het aangetroffen en onderzochte vuurwerk. De bij de politie afgelegde verklaring kan niet voor het bewijs worden gebruikt, nu niet blijkt dat verdachte voor het eerste verhoor is gewezen op zijn recht op consultatie. Het ten laste gelegde medeplegen volgt uit de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte toestemming heeft gegeven om illegaal vuurwerk op zijn terrein op te slaan.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de NFI rapporten niet kunnen dienen voor bewijs van de samenstelling van het specifieke bij verdachte aangetroffen vuurwerk. Hierdoor is er geen wettig bewijs dat het vuurwerk illegaal is. De verklaringen die daaromtrent zijn afgelegd betreffen slechts speculaties van de betrokken personen. Enkel het ontbreken van de vereiste Nederlandse gebruiksaanwijzing kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Naar aanleiding van de anonieme (MMA) melding van 12 december 2008 hebben verbalisanten op 16 december 2008 gepost op de [adres].3 Op 17 december 2008 hebben verbalisanten onderzoek4 ingesteld, waarbij zij in een schuur op het bovengenoemde perceel een zilverkleurige bouwcontainer aantroffen. De eigenaar van het perceel, medeverdachte [medeverdachte], gaf aan dat de container door een kennis van hem was geplaatst en dat hij geen toegang tot de container had. Deze kennis, verdachte, is op verzoek van [medeverdachte] gekomen om de container te openen. Hij deed dat met een sleutel. In de container hebben verbalisanten onder meer 1080 signaalraketten en 4460 nitraatklappers aangetroffen.5 Van het aangetroffen vuurwerk zijn foto's gemaakt. De signaalraketten bevatten geen Nederlandstalige gebruiksaanwijzing.6
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in maart of april 2008 voor € 3.500,00 vuurwerk heeft gekocht van een persoon die hij bij het stappen in Amsterdam had ontmoet. Dit vuurwerk heeft verdachte opgeslagen in een container die hij op het terrein van medeverdachte [medeverdachte] had staan. Deze container had hij twee jaren eerder met toestemming van [medeverdachte] geplaatst om tijdelijk zijn, verdachtes, huisraad in op te slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het illegaal vuurwerk betrof en dat hij het vuurwerk niet voorhanden mocht hebben.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard7 dat ongeveer anderhalf à twee jaren eerder in de schuur achter diens woning aan de [adres] door [verdachte] een stalen container is geplaatst. Hij heeft verdachte hierin huisraad zien opslaan. In november 2008 heeft [medeverdachte] van verdachte gehoord dat verdachte een aantal in een kroeg gekochte doosjes vuurwerk in de container had liggen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij wel kon nagaan dat het vuurwerk illegaal moest zijn, anders hoefde het immers niet verborgen te worden. Hij vond het prima dat het vuurwerk tot eind 2008 in de container zou liggen. In 2009 zou [medeverdachte] de aanwezigheid van het vuurwerk niet meer toestaan.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het bovengenoemde vuurwerk voorhanden had.
Niet is gebleken dat verdachte het vuurwerk tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] voorhanden had. De container is door verdachte op het perceel van [medeverdachte] geplaatst. Buiten medeweten van [medeverdachte] heeft verdachte het vuurwerk in de container opgeslagen. Niet gebleken is dat [medeverdachte] toegang had tot de (inhoud van de) container en feitelijke beschikkingsmacht had over het vuurwerk. De enkele omstandigheid dat [medeverdachte] niet direct heeft ingegrepen en [verdachte] de container heeft laten leegmaken toen hij bekend werd met het door verdachte in de container opgeslagen vuurwerk, kan wellicht als weinig voortvarend worden geduid, doch levert naar het oordeel van de rechtbank nog geen 'medeplegen' op.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: 'NFI') heeft ten aanzien van verschillende soorten vuurwerk deskundigenverklaringen opgesteld. Het NFI heeft per soort vuurwerk diverse typen en uitvoeringen onderzocht op onder meer het gewicht en de samenstelling van de lading. De verdediging heeft aangevoerd dat deze algemene deskundigenverklaringen van het NFI niet gebruikt mogen worden voor het bewijs van de samenstelling van het bij verdachte gevonden vuurwerk, aangezien dat niet is onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de algemene deskundigenverklaringen van het NFI voldoende bewijs leveren van de samenstelling van onder een verdachte aangetroffen vuurwerk, indien het specifieke type vuurwerk dat is aangetroffen is onderzocht door het NFI. Aangenomen mag immers worden dat vuurwerk van een bepaald type als in massaproductie vervaardigd in beginsel steeds dezelfde samenstelling heeft.
Het NFI heeft een deskundigenverklaring signaalraketten opgesteld. In deze deskundigenverklaring is ten aanzien van de signaalraket van het type "Cracking Rocket Nr. 245" vastgesteld dat de effectlading niet louter bestaat uit zwart buskruit.8 De onder verdachte aangetroffen signaalraketten zijn van het type "Cracking Rocket Nr. 245" en vertonen grote visuele gelijkenis met de door het NFI onderzochte signaalraketten van hetzelfde type.9 Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de NFI deskundigenverklaring signaalraketten bewijs levert van de samenstelling van de onder verdachte aangetroffen signaalraketten.
In het dossier ontbreekt een algemene deskundigenverklaring van het NFI waarin nitraatklappers van het type Choeêt AB21, als onder verdachte aangetroffen, zijn onderzocht. Ook is er geen specimen van de onder verdachte aangetroffen nitraatklappers door het NFI onderzocht. De rechtbank is van oordeel dat het zich in het dossier bevindende NFI onderzoeksrapport omtrent de samenstelling van nitraatklappers van het type Choeêt AB21, onderdeel van een geheel ander opsporingsonderzoek, niet gebruikt kan worden voor het bewijs van de samenstelling van de onder verdachte aangetroffen nitraatklappers. De brede onderzoeksopzet naar een veelheid aan typen vuurwerk die ten grondslag ligt aan de algemene deskundigenverklaringen van het NFI rechtvaardigen het gebruik van deze deskundigenverklaringen voor het bewijs van de samenstelling van onder een verdachte aangetroffen vuurwerk. Deze brede onderzoeksopzet ontbreekt wanneer het NFI in het kader van een opsporingsonderzoek in een individueel geval een specifieke partij vuurwerk onderzoekt. Gezien het bovenstaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de onder verdachte aangetroffen nitraatklappers een lading bevatten die niet uitsluitend uit zwart buskruit bestond.
Op grond van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte 1080 signaalraketten voorhanden had die niet voorzien waren van een in de Nederlandse taal gestelde gebruiksaanwijzing en die een effectlading bevatten die niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit. Deze signaalraketten kwalificeren op grond van artikel 1.1.2. juncto artikel 1.1.1. van het Vuurwerkbesluit10 als consumentenvuurwerk, nu ze zijn aangetroffen bij een particulier en derhalve bestemd waren voor particulier gebruik. Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 17 december 2008 in de gemeente Nunspeet opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten 1080 signaalraketten (lawinepijlen) (artikel nummer 245) voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers
- waren die signaalraketten (lawinepijlen), niet voorzien van een in de Nederlandse taal gestelde gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan en
- voldeed de lading van die signaalraketten (lawinepijlen), in strijd met het gestelde in artikel 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 niet aan de in bijlage III per categorie (te weten categorie D1) behorende bij die regeling gestelde eisen; de lading voor knaleffect van die signaalraketten bestond niet uit uitsluitend zwart buskruit;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het onder verdachte aangetroffen vuurwerk door zijn zwaarte een bijzonder gevaarzettend karakter kent, zowel wat betreft het gebruik door particulieren als wat betreft de opslag op beperkte afstand van woningen. Volgens de richtlijnen van het openbaar ministerie is in het geval van het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid illegaal vuurwerk een langdurige gevangenisstraf gepast.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen grote partij vuurwerk is aangetroffen en dat het vuurwerk bestemd was voor eigen gebruik. Voorts dient rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is en al € 3.500,00 kwijt is doordat het door hem gekochte vuurwerk in beslag is genomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de grote hoeveelheid vuurwerk die verdachte voorhanden had en het bijzonder gevaarzettende karakter van dit vuurwerk, mede gezien de wijze waarop dit vuurwerk was opgeslagen. Evenwel acht de rechtbank, gelet op het ontbreken van relevante justitiële documentatie van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden - verdachte heeft een baan en een gezin - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit, in het bijzonder een soortgelijk, te plegen. Daarnaast acht de rechtbank gelet op het vorenoverwogene een werkstraf van de maximale duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer;
- 1.1.2, 1.2.2, 2.1.1. en 2.1.3. van het Vuurwerkbesluit;
- 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;
* bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
* veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Aldus gewezen door mr. Draisma, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schippers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0622/09-200354, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, gesloten en ondertekend door [naam 1 en naam 2] op 14 januari 2009
2 MMA d.d. 12 december 2008, dossierpagina 14
3 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 15
4 Proces-verbaal van ambtelijk verslag, dossierpagina's 17 en 18
5 Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, dossierpagina's 33 en 56
6 Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, dossierpagina 56
7 Verklaring [medeverdachte], dossierpagina's 27 en 28
8 NFI deskundigenverklaring signaalraketten, versie 5, 24 oktober 2008, bijlage 1 nummer 25, dossierpagina 121
9 Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, dossierpagina 56 en 58
10 Zoals dit besluit gold ten tijde van het bewezenverklaarde