RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige Jeugdstrafkamer
Parketnummer: 06/940113-10
Uitspraak d.d.: 20 juli 2010
Tegenspraak / dnip
[verdachte],
geboren te [plaats in 1993],
wonende te [adres],
Raadsman: mr. P.P. Verdoorn, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 maart 2010 te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), hebbende hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer] gericht en/of aan die [slachtoffer] getoond en/of daarbij (hard) gezegd/geroepen "Geld geld ik moet geld" en/of gezegd dat die [slachtoffer] het geld in een tas moest doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op vrijdag 5 maart 2010, omstreeks 20.23 uur, kreeg de politie een melding dat een gewapende overval was gepleegd op [naam bedrijf], gevestigd aan de [adres] Hierbij zou gebruik zijn gemaakt van mogelijk een luchtdrukpistool. De daders zouden zijn weggereden op een scooter.
De eigenaar van de cafetaria heeft aangifte gedaan en het kenteken van het voertuig doorgegeven. Bij navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek het kenteken te zijn afgegeven voor een bromfiets van het merk Yamaha. Het kenteken stond op naam van medeverdachte [medeverdachte].
Op 14 maart 2010 heeft de werkgever van medeverdachte [medeverdachte], [getuige 2], zich bij de politie gemeld, omdat de medeverdachte de overval tegenover hem had bekend. Hierop is hij diezelfde dag aangehouden. De vader van medeverdachte [medeverdachte] heeft op 18 maart 2010 bij de politie als eerste over de betrokkenheid van verdachte bij de overval verklaard. Verdachte is vervolgens op 22 maart 2010 aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Verdachte heeft het aan hem ten laste gelegde bekend, zowel bij de politie als ter terechtzitting.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende van bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]2;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1]3;
- de processen-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2]4;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3]5;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]6;
- de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie7, welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 05 maart 2010 te Hierden, gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam bedrijf], hebbende hij, verdachte of zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] gericht en aan die [slachtoffer] getoond en daarbij (hard) gezegd/geroepen "Geld geld ik moet geld" en gezegd dat die [slachtoffer] het geld in een tas moest doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Medeplegen van poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
5. Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een psychologisch Pro Justitia rapport van 2 juli 2010 van drs. R.J.B. Metze, GZ-psycholoog. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een ouder-kind relatieprobleem en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. De ziekelijke stoornis kenmerkt zich door oppositionele gedragingen, een zwakke gewetensontwikkeling, verhoogde beïnvloedbaarheid, impulsiviteit en een verhoogde spanningsbehoefte. Het persoonlijkheidsbeeld van betrokkene kenmerkt zich door een verhoogde beïnvloedbaarheid, waarbij hij geneigd is tot een afhankelijke opstelling en moeite heeft om voor zichzelf op te komen. Tevens is hij sterk geneigd om anderen te helpen als zij in de problemen verkeren. Daarbij spelen een verhoogde impulsiviteit en spanningsbehoefte, naast de zwakke gewetensontwikkeling, een belangrijke rol. De ziekelijke stoornis is in behoorlijke mate van invloed op onderzochtes gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen. Geadviseerd wordt betrokkene als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
6. De rechtbank neemt deze conclusie over.
7. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
8. De officier van justitie heeft gevorderd een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven. Daarnaast heeft hij gevorderd een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclasseringscontact en dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, de gezinsvoogdijinstelling of Inside-Out van Commujon, ook als dit inhoudt het volgen van behandeling en het meewerken aan urinecontroles. Ten slotte heeft hij een werkstraf gevorderd voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Hierbij heeft hij er rekening mee gehouden dat verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, hij licht verminderd toerekeningsvatbaar is, geen relevante documentatie heeft en bereid is de vordering van de benadeelde partij te betalen.
9. De raadsman heeft bepleit een voorwaardelijke straf in combinatie met de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclasseringscontact op te leggen. Hij heeft voorts verzocht ten voordele van verdachte rekening te houden met de rol van verdachte in het geheel. Het initiatief en de voorbereiding hebben geheel in handen van medeverdachte [medeverdachte] gelegen. Bij de uitvoering heeft verdachte meer gedaan dan hij van plan was en wilde. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de omstandigheid, dat medeverdachte [medeverdachte] 13 dagen en verdachte 61dagen in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Gelet op ieders aandeel in de feiten en het gelijkheidsbeginsel is de raadsman van mening, dat daarmee in de strafoplegging ten gunste van verdachte dient worden beslist. De raadsman heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld, dat verdachte naast oplegging van een onvoorwaardelijke en voorwaardelijke jeugddetentie geen werkstraf dient te worden opgelegd.
10. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
11. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat
verdachte met zijn mededader gewapend met een op een schietwapen gelijkend voorwerp de cafetaria is binnen gegaan en de eigenaar heeft bedreigd en heeft gepoogd hem te dwingen tot afgifte van geld. Voorts waren de echtgenote van [slachtoffer] en hun 2 kinderen in de zaak aanwezig en was de zoon van vijf jaar getuige van de bedreiging door verdachte en zijn mededader. Bekend is dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Dat de gedragingen voor de slachtoffers nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Daarnaast brengt een dergelijke overval ook maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust mee.
Verdachte heeft niet stil gestaan bij de mogelijk ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Gelet op de ernst van het strafbare feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, passend is.
12. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het eerder vermelde rapport van de psycholoog, waarin wordt aangegeven dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
13. Door de psycholoog is in zijn rapport voorts naar voren gebracht dat de recidivekans als licht verhoogd wordt ingeschat. Hij adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzonder voorwaarde een verplicht jeugdreclasseringscontact waarbij betrokkene zich te houden heeft aan de aanwijzingen van reclassering (uitgevoerd door de gezinsvoogdijinstelling), ook wanneer dit inhoudt het volgen van een behandeling/begeleiding via Inside-Out van Commujon. Aandachtspunt binnen de begeleiding dient enerzijds te zijn het ouder-kind relatieprobleem. Anderzijds dient volgens de psychiater aandacht te zijn voor de zwakke en verhoogde beïnvloedbaarheid van betrokkene.
14. Door de Raad voor de Kinderbescherming is op 5 juli 2010 een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Hierin wordt naar voren gebracht dat de Raad zich kan vinden in het advies van de psycholoog. Geadviseerd wordt oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd, met als bijzonder voorwaarde een verplicht jeugdreclasseringscontact (tot zijn achttiende jaar uitgevoerd door de gezinsvoogd, dit om te voorkomen dat er te veel partijen betrokken raken bij betrokkene), waarbij betrokkene zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook wanneer dit inhoudt het volgen van een behandeling/begeleiding via Inside-Out van de Commujon. Aanvullend adviseert de Raad dat de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg de zaak tijdig dient over te dragen aan een instelling die betrokkene vanaf zijn 18e jaar kan begeleiden in het kader van de jeugdreclassering. Indien vorenstaande advisering met betrekking tot de uitvoer van de jeugdreclassering niet mogelijk blijkt, adviseert de Raad reguliere jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg Gelderland in te zetten naast de reeds aanwezige gezinsvoogd.
15. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
Verdachte heeft geen relevante documentatie. De psychiater heeft echter aangegeven, dat de recidivekans licht verhoogd moet worden geacht. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich kan vinden in de begeleiding.
16. De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden opleggen. Daarbij legt de rechtbank verder de bijzondere voorwaarden op zoals geformuleerd in voormelde rapporten. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Anders dan bij de medeverdachte [medeverdachte] zal de rechtbank verdachte geen werkstraf opleggen. Door geen werkstraf op te leggen en de duur van de voorwaardelijke jeugddetentie te beperken tot vijf maanden in plaats van zes maanden bij medeverdachte [medeverdachte], brengt de rechtbank het verschil in het aandeel van verdachte, afgezet tegen het aandeel van zijn medeverdachte [medeverdachte] tot uitdrukking. Het aandeel van medeverdachte in het geheel is immers anders en forser geweest. Het gasalarmpistool en de bromfiets waren van de medeverdachte en hij heeft een bril aan verdachte gegeven om die tijdens de overval te dragen. Ook heeft hij verdachte een tas gegeven waar het geld in kon worden gedaan. Medeverdachte [medeverdachte] was degene die de overval had bedacht vanwege geldproblemen. De bedoeling was dat verdachte alleen de bromfiets zou besturen en verdachte zou rondrijden in Harderwijk, omdat verdachte bekend was in Harderwijk. [medeverdachte] zou alleen de cafetaria binnengegaan, maar hij heeft verdachte overgehaald om mee naar binnen te gaan. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte 48 dagen langer in voorarrest heeft verbleven dan [medeverdachte]. Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat de medeverdachte als bijzondere voorwaarden een zwaarder behandeltraject dan verdachte zal moeten ondergaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, terwijl de medeverdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Vordering tot schadevergoeding
17. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.650,-, als immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
18. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bereid is de vordering te voldoen, maar dat het gevorderde bedrag in vergelijk met de door de raadsman aangehaalde uitspraak uit de ANWB Smartengeldgids 2009, nr. 1339 te hoog is. In die zaak werd een winkelbediende met een mes bedreigd met de woorden "I want your money". Er werd een bedrag van € 750,- toegewezen.
19. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het ten laste gelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft. De benadeelde partij heeft het gevorderde bedrag gebaseerd op een vonnis van deze rechtbank in 2004, vermeld in de ANWB Smartengeldgids 2009 onder nummer 1346. De rechtbank constateert dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen, nu de zaak in 2004 een winkelierster betreft die onder bedreiging met een vuurwapen en woorden als "geef me je geld, anders schiet ik je dood" is overvallen in de winkel. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat hij dacht dat het geen vuurwapen maar een luchtdrukpistool was. Bovendien is in onderhavige zaak niet gebleken dat verdachte of de medeverdachte de benadeelde partij met de dood hebben bedreigd. De rechtbank is echter van oordeel dat de benadeelde partij een bedrag aan schadevergoeding kan worden toegewezen, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, zoals de aanwezigheid van het jonge kind van de benadeelde partij bij het incident. De vordering zal tot een bedrag van € 1.000,- worden toegewezen. Voor zover de benadeelde partij meer of anders vordert, dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Verdachte is -naar burgerlijk recht- hoofdelijk aansprakelijk voor de schade ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde.
Schadevergoedingsmaatregel
20. De officier van justitie heeft verzocht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten, omdat verdachte door het betalen van de vordering zijn goede wil kan laten zien. Hij heeft hierbij aangegeven, dat verdachte zijn eigen verantwoordelijkheid in dezen kan nemen.
21. De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffer. Aan doel en strekking van deze maatregel ligt de gedachte ten grondslag het slachtoffer de inning van het aan hem verschuldigde uit handen te nemen. De rechtbank wil geenszins op voorhand het voornemen van de verdachte om de vordering te betalen in twijfel trekken, maar het belang van het slachtoffer om zijn schade vergoed te krijgen acht de rechtbank groter dan het belang van verdachte om zijn goede wil te tonen.
Wel zal bij de oplegging van de schadevergoedingmaatregel rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte het delict niet alleen heeft gepleegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 45, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Medeplegen van poging tot afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 211 (tweehonderdelf) dagen;
- bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 150 (honderdvijftig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd contact zal onderhouden met
jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling/begeleiding bij
Inside-Out van Commujon;
- dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde
zullen worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, danwel de
gezinsvoogdijinstelling of Inside-Out van Commujon, zolang deze instellingen dit
noodzakelijk oordelen;
- dat verdachte zo nodig zal meewerken aan urinecontroles;
- geeft genoemde jeugdreclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2010, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, een bedrag te betalen van € 1.000,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
- heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Roelvink, voorzitter, tevens plaatsvervangend kinderrechter, Davids en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2010.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0610/2010032030-42, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team recherche Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 19 april 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 39-42.
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 48-51.
4 Processen-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 54-57 en p. 57 en 58.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 61-65.
6 Processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 129-131 en p. 134 en 135.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139-144.