ECLI:NL:RBZUT:2010:BN2574

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/315 VEROR
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kapvergunning voor inlandse eiken aan de Regentesselaan te Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 juli 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verleende kapvergunning voor negen inlandse eiken aan de Regentesselaan te Apeldoorn. De eiseres, Stichting Werkgroep voor Milieuzorg Apeldoorn, stelde dat de vergunning niet verleend had mogen worden omdat het bestemmingsplan nog niet was gewijzigd. De rechtbank overwoog dat de vergunningverlening weliswaar samenhangt met de wijziging van het bestemmingsplan, maar dat de weigeringsgronden in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) limitatief zijn. De rechtbank verwees naar eerdere rechtsoverwegingen van de Raad van State en concludeerde dat er geen belemmeringen waren die de kap van de bomen tegenhielden.

De rechtbank behandelde ook de argumenten van eiseres over alternatieven voor de herinrichting van de Regentesselaan. Eiseres stelde dat de huidige bomen behouden konden blijven door een andere wegindeling te kiezen. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, gaf aan dat de voorgestelde alternatieven geen duurzame oplossing boden en dat de herinrichting noodzakelijk was voor de verkeersveiligheid. De rechtbank oordeelde dat de herinrichting van de Regentesselaan een uitzonderlijke situatie vormde, waardoor de kap van de bomen gerechtvaardigd was.

De rechtbank concludeerde dat de verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten tot het verlenen van de kapvergunning, mede gezien de herplantplicht die aan de vergunning was verbonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak benadrukt de afweging tussen natuur- en milieuwaarden en de noodzaak van infrastructuurverbeteringen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 10/315 VEROR
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Werkgroep voor Milieuzorg Apeldoorn
te Apeldoorn,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2009 heeft verweerder aan de gemeente Apeldoorn vergunning verleend voor het vellen van 9 inlandse eiken aan de Regentesselaan te Apeldoorn onder oplegging van een herplantplicht.
Bij besluit van 19 januari 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar - overeenkomstig het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie - ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 27 mei 2010, waar namens eiseres is verschenen,
mr. ing. J. Weppelman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.L. ter Brugge en J. van Dijk. Voorts is verschenen de door verweerder meegebrachte getuige J. Verhagen, verbonden aan Cobra Boomadviseurs BV.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen anders dan bij wijze van dunning.
In artikel 4.5.5, eerste lid, is - voor zover hier van belang - bepaald dat het college de vergunning kan weigeren dan wel onder voorschriften kan verlenen in het belang van de handhaving van:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarden voor recreatie en leefbaarheid.
Ingevolge artikel 4.5.10, eerste en tweede lid, stelt het college een lijst vast waarop bijzondere bomen staan vermeld. Voor een op deze lijst geplaatste boom wordt geen vergunning voor velling afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie.
Op 3 januari 2008 heeft verweerder de beleidsnota “Bomen over Bomen, bomen en de APV” vastgesteld. Een van de uitgangspunten hiervan is het veiligstellen van belangrijke bestaande boomstructuren en boomrijke gebieden. In het kader van het kapvergunningenbeleid is in een gebiedsgerichte benadering gekozen voor een kapverbod voor beeldbepalende boomstructuren. Het beleid voor bijzondere bomen is gericht op instandhouding van de prachtige oude bomen: deze bomen worden niet gekapt (tenzij..)…
2.2 Op 12 augustus 2009 is aan de gemeente Apeldoorn vergunning verleend voor het vellen van 9 inlandse eiken, waarvan er 7 als bijzondere boom staan vermeld op de gemeentelijke lijst. Aan de vergunning heeft verweerder het voorschrift verbonden dat in het eerste plantseizoen na realisering van de herinrichting van de Regentesselaan, 11 inlandse eiken met een stamomvang van 30-35 cm worden herplant.
2.3 Eiseres heeft in beroep allereerst het standpunt ingenomen dat de kapvergunning niet verleend had mogen worden omdat de voor de herinrichting noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan nog niet is vastgesteld. Voorts heeft eiseres gewezen op alternatieven voor de herinrichting, zijnde een wegindeling van trottoir, langparkeerstrook en fietsstrook in plaats van een trottoir, fietsstrook en langparkeerstrook. Hierbij kunnen de beeldbepalende bomen, die nog vele jaren mee zouden kunnen, behouden blijven, aldus eiseres.
Verweerder heeft in dit verband aangegeven dat het voorstel van eiseres geen duurzame oplossing biedt omdat de bomen, gezien de toekomstverwachting van hooguit 15 tot 20 jaar, langzaam in een aftakelingsproces raken, terwijl door de herinrichting van de Regentesselaan optimale groeiomstandigheden worden gecreëerd door plaatsing van boombunkers. De boombunkers hebben een zodanige afmeting dat de bomen voldoende ruimte hebben om te groeien en een levensduur kunnen bereiken van minimaal 70 jaar. Indien thans geen boombunkers worden geplaatst, zal het in de toekomst bij vervanging van de thans aanwezige eiken, niet mogelijk zijn dergelijke voorzieningen aan te brengen.
2.4 Met betrekking tot de stelling van eiseres dat geen vergunning had mogen worden verleend omdat het bestemmingsplan nog niet is gewijzigd overweegt de rechtbank als volgt.
Het verlenen van de onderhavige kapvergunning hangt weliswaar samen met de wijziging van het bestemmingsplan maar gelet op het limitatieve karakter van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 4.5.5, eerste lid, van de APV gaat de volgorde die door verweerder is gehanteerd, het toetsingskader dat van toepassing is bij het besluit omtrent de verlening van een kapvergunning, te buiten. In dit verband verwijst de rechtbank naar de rechtsoverwegingen 2.7 en 2.7.1 in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 augustus 2005, LJN: AU0413. Verder is gesteld noch gebleken dat het huidige en het (eventuele) nieuwe bestemmingsplan zich tegen kap verzetten. Verweerder heeft bovendien ter zitting verklaard dat de bestemmingsplanwijziging uitsluitend betrekking heeft op een aanpassing van het wegprofiel, dat de bestemming, zijnde verkeersdoeleinden, ongewijzigd blijft en dat de bomen niet eerder gekapt zullen worden dan nadat het bestemmingsplan is vastgesteld. Deze beroepsgrond van eiseres faalt derhalve.
Met betrekking tot de overige gronden die eiseres naar voren heeft gebracht, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op artikel 4.5.10, eerste en tweede lid, van de APV dient te worden beoordeeld of verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een noodzaak tot kappen vanwege een uitzonderlijke situatie. Verweerder acht het vellen van de bomen noodzakelijk vanwege een dergelijke situatie. De Regentesselaan, onderdeel van de bomenhoofdstructuur, wordt gereconstrueerd en heringericht om de huidige functies goed, veilig en efficiënt te kunnen laten verlopen. De gemeenteraad heeft daartoe de Regentesselaan aangewezen als fietsdoorstroomas. In het kader van de herinrichting dienen keuzen gemaakt te worden ten aanzien van de bestaande bomen en daarbij zijn drie mogelijkheden besproken. Verweerder heeft ingestemd met het “groene compromis”, waarbij de fietsdoorstroomas, de lange historische lanen en een duurzame groenstructuur in de Regentesselaan centraal zijn gesteld. Aangezien de meeste inlandse eiken aan de oostzijde op een slechte groeiplaats staan en een levensverwachting hebben van hooguit 15 jaar, zullen deze niet gehandhaafd blijven, maar zullen er tussen de Deventerstraat en de Koninginnelaan aan de oostzijde nieuwe eiken worden geplant in een duurzame en optimale boomgroei-voorziening (zogenaamde boombunkers). Daarnaast zullen 5 bomen aan de westzijde gehandhaafd blijven. De gemeenteraad heeft voor de herinrichting een krediet beschikbaar gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de herinrichting van de Regentesselaan als een uitzonderlijke situatie moet worden gezien zodat zich hier, voor zover het de 7 op de lijst geplaatste eiken betreft, de situatie voordoet als bedoeld in artikel 4.5.10, tweede lid, van de APV.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het verlenen van de bestreden kapvergunning in het belang van de verkeersveiligheid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de nadelige effecten van de kap worden verminderd door de compenserende maatregel van de herplantplicht die aan de kapvergunning is verbonden. Verweerder heeft in dit verband gesteld dat naast de 11 bomen genoemd in het besluit nog eens 4 extra bomen herplant zullen worden. Hiermee komt verweerder tegemoet aan het in het advies van Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van 13 juli 2009 gestelde, namelijk dat er te weinig bomen herplant worden voor een laan met een allure van de Regentesselaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee aannemelijk gemaakt dat in voldoende mate wordt tegemoetgekomen aan de aantasting van de cultuurhistorische dan wel landschappelijke waarde van het betrokken gebied. Tevens heeft verweerder ter zitting voldoende onderbouwd dat en op grond waarvan, de door eiseres aangedragen alternatieven geen duurzame oplossing bieden.
Gelet op het vorenoverwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.