RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers 06/460426-09, 06/940141-10 en 06/850186/08 (TUL)
Uitspraak d.d. 28 juli 2010
Tegenspraak / dip, oip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1961],
wonende te [adres].
Raadsman mr. Sandberg, advocaat te Vorden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juni 2010 en 14 juli 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Inzake parketnummer 06/460426-09
1.
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus en/of een (noten)boom en/of een glas/ruit (van de achterdeur), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2010 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijn ex-vriendin), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) die [slachtoffer] bij de keel en/of de hals (en/of bij de hals van de pyjama) heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) deze heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 juncto art 45 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 februari 2010 in de gemeente Zutphen opzettelijk mishandelend zijn ex-vriendin, althans een persoon, te weten [slachtoffer], (met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of
getrapt en/of
- bij de keel en/of de hals (en/of bij de hals van de pyjama) heeft
vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) deze heeft dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt en/of
- de vingers de verkeerde kant opgeduwd en/of gedrukt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 06/940141-10
hij op of omstreeks 06 april 2010 in de gemeente Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk
- een (thermopane) ruit van een (achter)deur van een woning gelegen aan [adres] en/of
- een (kersen)boom,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding onderzoek
Op dinsdag 24 november 2009 omstreeks 9.35 uur kregen de verbalisanten [verbalisanten] een melding dat in de woning aan [adres] te Zutphen zich een man zou bevinden die daar niet thuishoorde.2 Het zou de ex-man van de bewoonster betreffen. In de woning troffen verbalisanten verdachte aan. Tevens constateerden verbalisanten dat een ruit van de achterdeur was vernield.
Op zondag 21 februari 2010 omstreeks 3.20 uur kregen verbalisanten van de regionale meldkamer te Apeldoorn een melding van huiselijk geweld in de woning aan [adres] te Zutphen.3 Ter plaatsen zagen de verbalisanten een vrouw uit het raam hangen en om hulp roepen. In de woning werd verdachte aangetroffen en aangehouden.
Op dinsdag 6 april 2010, omstreeks 2.07 uur kregen verbalisanten van de regionale meldkamer te Apeldoorn een melding van inbraak in de woning aan [adres] te Zutphen.4 Ter plaatsen zagen zij dat de thermopane ruit van de achterdeur van de woning was vernield.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
Parketnummer 06/460426-09
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit geheel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte van het slachtoffer en de door verdachte zowel bij de politie als ter zitting afgelegde bekennende verklaringen.
De onder 2 ten laste gelegde poging zware mishandeling kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbrak. Wel kan de onder 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op basis van de aangifte van het slachtoffer, de bij de politie en ter zitting afgelegde verklaringen van verdachte, de verklaringen van de omwonenden, de geneeskundige verklaring van de huisarts en de constatering van verbalisanten van het letsel bij het slachtoffer.
Parketnummer 06/940141-10
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde vernielingen beide wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op basis van de aangifte van het slachtoffer, de ter zitting afgelegde (gedeeltelijk) bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van omwonenden die verdachte hebben herkend.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde vernielingen van 24 november 2009 en de (poging zware) mishandeling van 21 februari 2010 vrijspraak bepleit. De verklaringen die verdachte over deze feiten heeft afgelegd bij de politie mogen niet gebruikt worden voor het bewijs, omdat het consultatierecht van verdachte is geschonden. Gezien zijn psychische stoornis kon verdachte geen afstand doen van zijn consultatierecht en hij had derhalve voor zijn eerste verhoor moeten worden bijgestaan door een raadsman. Door deze bewijsuitsluiting is er in de visie van de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de genoemde ten laste gelegde feiten.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van de ten laste gelegde vernielingen van 24 november 2009 bepleit dat de brievenbus niet opzettelijk is vernield. Van vernieling van de notenboom is geen sprake, deze is vakkundig gesnoeid.
Ten aanzien van de ten laste gelegde (poging zware) mishandeling heeft de raadsman bepleit dat er alternatieve scenario's bestaan die het bij het slachtoffer geconstateerde letsel kunnen verklaren. Van poging tot zware mishandeling kan in ieder geval niet gesproken worden, aangezien het opzet bij verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbrak.
D. Beoordeling door de rechtbank
Bruikbaarheid van de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen
Anders dan door de raadsman is betoogd, is de rechtbank niet van oordeel dat de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte uitgesloten moeten worden van het bewijs. Los nog van de vraag of het consultatierecht van verdachte is geschonden, is verdachte niet in zijn verdedigingsbelang geschaad. Verdachte heeft immers ter zitting, alwaar hij is bijgestaan door een raadsman, zijn bij de politie afgelegde verklaringen nagenoeg geheel herhaald. Er is dan ook geen enkele aanleiding om aan te nemen dat verdachte, indien hij voor of bij het verhoor door de politie wel zou zijn bijgestaan door een raadsman, anders had verklaard. Aangezien verdachte niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad, behoeft de vraag of het consultatierecht van verdachte is geschonden geen behandeling.
Ten laste gelegde vernielingen, gepleegd op of omstreeks 24 november 2009
[slachtoffer] heeft aangifte5 gedaan van vernieling, gepleegd door verdachte op of omstreeks 24 november 2009. In de ochtend van 24 november 2009 werd [slachtoffer] gebeld door verdachte, die belde vanuit haar woning aan [adres] te Zutphen. Later die dag heeft [slachtoffer] geconstateerd dat er is ingebroken in haar woning en dat de ruit in de achterdeur van haar woning is ingeslagen. In de nacht van 23 op 24 november 2009 is verdachte ook op het terrein van [slachtoffer] geweest. Hij heeft toen haar brievenbus vernield. Toen [slachtoffer] 's ochtends uit het raam keek, zag zij voorts dat alle takken van haar notenboom waren afgeknipt.
Verdachte heeft verklaard6 dat hij op 24 november 2009 heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer] door een bloempot door de ruit van de achterdeur te gooien. Ter zitting is verdachte bij deze bekennende verklaring gebleven. Over de nacht van 23 op 24 november 2009 heeft verdachte verklaard7 dat hij op de voordeur van de woning van [slachtoffer] heeft gebonsd en dat hij uit woede en frustratie de notenboom in haar tuin heeft gesnoeid. Ter zitting heeft verdachte deze verklaring herhaald en daaraan toegevoegd dat hij geen toestemming had van [slachtoffer] om haar notenboom te snoeien. [slachtoffer] had hem zelfs laten weten dat zij absoluut niet wilde dat de notenboom zou worden gesnoeid.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ruit van de achterdeur en de notenboom opzettelijk heeft vernield respectievelijk beschadigd. Het snoeien van een boom door het afknippen van takken levert beschadiging van de boom op, aangezien de boom in zijn vorm en uiterlijk wordt aangetast.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de brievenbus heeft vernield. De enkele verklaring van [slachtoffer] dat haar brievenbus is vernield, gepaard met de verklaring van verdachte dat hij op de voordeur heeft gebonsd, kan een bewezenverklaring van het opzettelijk vernielen van de brievenbus niet dragen. Hiervan dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Ten laste gelegde (poging zware) mishandeling, gepleegd op 21 februari 2010
[slachtoffer] heeft aangifte8 gedaan van mishandeling, gepleegd in de nacht van 21 februari 2010 door verdachte. Verdachte is die nacht haar woning en de kamer waarin zij met haar zoontje lag te slapen binnengeslopen en heeft haar meerdere malen geschopt en geslagen. Ook heeft hij getracht haar te wurgen, door haar naar de grond te werken en met twee handen haar keel dicht te knijpen. Voorts heeft verdachte haar vingers de verkeerde kant op geduwd.9 [slachtoffer] heeft om hulp geroepen en met haar vuist op de muur gebonsd.10
[getuige A], buurvrouw van [slachtoffer], heeft verklaard11 dat zij in de nacht van 21 februari 2010 een harde klap hoorde op de muur. Meteen hierna hoorde ze [slachtoffer] meerdere malen om hulp roepen. Ook hoorde ze verdachte met een luide stem schelden. Hierop heeft [getuige A] de politie gebeld. Vervolgens is ze samen met haar man naar buiten gelopen, alwaar zij het geschreeuw en gescheld ook hoorden.
Verbalisant [verbalisant] heeft, bij het opnemen van de aangifte van [slachtoffer] op 21 februari 2010 omstreeks 4.00 uur, geconstateerd12 dat [slachtoffer] diverse blauwe plekken op haar armen en benen had. Tevens zag hij rode striemen in de halsstreek van [slachtoffer].
Huisarts [huisarts] heeft [slachtoffer] op 25 februari 2010 onderzocht.13 [huisarts] heeft bij [slachtoffer] multiple hematomen aan de schouders, armen en benen geconstateerd. Beide scheenbenen waren geheel blauw. Voorts heeft hij een zwelling aan het MCP-gewricht van de linker- en rechterhand geconstateerd. Ten slotte heeft [huisarts] bij [slachtoffer] drukpijn bij het sacrum geconstateerd.
Verdachte heeft verklaard14 dat hij in de vroege ochtend van 21 februari 2010 via een raam de woning van [slachtoffer] heeft betreden. Vervolgens is hij naar de slaapkamer van [slachtoffer] gegaan. Omdat [slachtoffer] in paniek raakte heeft verdachte haar met één hand naar de grond gewerkt. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij [slachtoffer] met zijn hand bij haar keel pakte en naar de grond heeft gewerkt. Hij heeft -zo verklaarde hij ter zitting- zijn hand ongeveer 30 seconden om haar keel gehad.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hoewel verdachte heeft bekend dat hij zijn hand om [slachtoffer]s keel heeft gebracht en zijn hand daar 30 seconden heeft gehouden, blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat verdachte hiermee zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen. Het vereiste opzet ontbrak en verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging derhalve te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen. De aangifte van [slachtoffer] is geloofwaardig en wordt ondersteund door de geneeskundige verklaring van de huisarts, de constatering van het letsel door de verbalisant, de verklaring van de buurvrouw van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte dat hij die nacht de woning van [slachtoffer] was binnengedrongen. De door de verdediging gesuggereerde alternatieve ontstaansoorzaken van het letsel zijn onvoldoende onderbouwd, gebaseerd op louter veronderstellingen en behoeven als zodanig geen behandeling.
Voor het de verkeerde kant op buigen van de vingers van [slachtoffer] door verdachte bestaat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Gezien het feit dat hieromtrent geen letsel is geconstateerd door de huisarts of de verbalisant, kan in het licht van de stellige ontkenning door verdachte de enkele verklaring van [slachtoffer] een bewezenverklaring op dit punt niet dragen.
Ten laste gelegde vernielingen, gepleegd op of omstreeks 6 april 2010
[slachtoffer] heeft aangifte15 gedaan van vernieling. Maandagavond 5 april 2010 is [slachtoffer] met haar zoontje uit haar woning aan [adres] te Zutphen vertrokken, om de nacht elders door te brengen. Die nacht ontving [slachtoffer] van haar buurvrouw [getuige A] een sms-bericht, waarin stond dat verdachte bij haar woning is langs geweest en een ruit heeft vernield. Dinsdagochtend 6 april 2010 heeft [slachtoffer] geconstateerd dat de ruit van de achterdeur van haar woning is vernield. Tevens heeft ze geconstateerd dat de kersenboom uit haar tuin is verdwenen. In de woning trof [slachtoffer] een envelop gericht aan haar zoontje aan. In deze envelop zaten een aantal tekeningen, die [slachtoffer] herkende als zijnde van verdachte.
Drie omwonenden hebben in de nacht van 5 op 6 april 2010 gerommel, lawaai en/of vernielingen waargenomen bij de woning van [slachtoffer] en verdachte herkend als de veroorzaker hiervan.16 Omwonende [getuige A] heeft gehoord dat er die nacht een ruit is vernield.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de nacht van 5 op 6 april 2010 naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en aldaar onder meer de zandbak overhoop heeft gehaald en de compostbak heeft omgegooid. Voorts heeft hij een boom uit de grond getrokken en meegenomen naar zijn eigen woning. Verdachte kan zich niet herinneren dat hij een ruit heeft vernield.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ruit van de achterdeur van de woning van [slachtoffer] heeft vernield. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kersenboom van [slachtoffer] heeft vernield of beschadigd. Het enkele meenemen van de boom door verdachte levert immers niet per definitie beschadiging of vernieling van die boom op. Dat de boom bij het meenemen of nadien is beschadigd of vernield door verdachte, blijkt ook verder niet uit de bewijsmiddelen. Van deze ten laste gelegde vernieling dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 06/460426-09
1.
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een (noten)boom en een ruit van de achterdeur, geheel toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield en/of beschadigd;
2.
hij op 21 februari 2010 in de gemeente Zutphen opzettelijk mishandelend zijn ex-vriendin, te weten [slachtoffer], (met kracht)
- meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en
- meermalen op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en
- bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en vervolgens deze heeft dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
parketnummer 06/940141-10
hij op 06 april 2010 in de gemeente Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een (thermopane) ruit van een achterdeur van een woning gelegen aan [adres] geheel toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/460426-09
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen EN opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
2. mishandeling;
Parketnummer 06/940141-10
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch onderzoeksrapport pro justitia uitgebracht.17 De psycholoog heeft geconcludeerd dat door de schizotypische persoonlijkheidsstoornis betrokkene kwetsbaar is en dat de kans bestaat op decompensatie bij stresserende factoren. Het overlijden van zijn moeder, de onrealistische verwachtingen naar zijn ex-vriendin, verwardheid en wantrouwen zorgden bij verdachte voor boze gevoelens waar hij zich geen raad mee wist. Zijn alcoholgebruik versterkte zijn negatieve gemoedstoestand en had eveneens een ontremmend effect, terwijl de remmingen al danig waren verstoord door de neiging tot decompensatie. Gevoelens van machteloosheid maakten hem agressief. Zijn realiteitsbesef werd in sterke mate verstoord, evenals zijn vermogen tot oordeel en kritiek en het gevoel voor verhoudingen. Aangezien de door verdachte bekende feiten blijkbaar zijn voortgekomen uit verwardheid door zijn decompensatie wordt door de psycholoog geadviseerd hem in sterke mate ontoerekeningsvatbaar te achten voor het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft het advies van de psycholoog overgenomen en gerekwireerd dat verdachte gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard. Dit dient er evenwel niet toe te leiden dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezen verklaarde misdrijven.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake de ten laste gelegde feiten, omdat verdachte de feiten wegens de gebrekkige ontwikkeling van zijn geest of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is op grond van het psychologisch onderzoeksrapport van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. Hoewel de eindconclusie van de psycholoog slechts ziet op de op 24 november 2009 gepleegde vernielingen, geldt de verminderde toerekening naar het oordeel van de rechtbank ook voor de andere bewezen verklaarde feiten. Immers blijkt uit het rapport dat er bij verdachte sprake is van een patroon, waarin hij in stressvolle periodes als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis in de war raakt. Dit proces wordt versterkt wanneer verdachte alcohol gebruikt. Uit het dossier blijkt dat de oorzaken die volgens de psycholoog ten grondslag hebben gelegen aan de verminderde toerekeningsvatbaarheid ter zake de op 24 november 2009 gepleegde vernielingen, zich ook voordeden ter zake de andere bewezen verklaarde feiten. Derhalve acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte ook tijdens het plegen van die feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, waardoor ook die feiten hem slechts verminderd kunnen worden toegerekend.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze verminderde toerekening niet met zich mee brengt dat verdachte niet strafbaar is. Uit de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend, volgt automatisch dat de feiten verdachte voor een gedeelte wel kunnen worden toegerekend. Derhalve is verdachte strafbaar. De verminderde toerekening zal betrokken worden bij de straftoemeting.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de vernielingen van 24 november 2009 en 6 april 2010 en de mishandeling van 21 februari 2010 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat betoogd dat de ten laste gelegde feiten, indien bewezen verklaard, hooguit een gevangenisstraf van enkele weken rechtvaardigen. Aangezien verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht door de rapporterend psycholoog, dient een eventueel op te leggen gevangenisstraf nog lager uit te vallen. Een eventueel op te leggen gevangenisstraf zal derhalve de tijd die verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet kunnen overstijgen.
De rechtbank overweegt dat de reclassering meerdere rapporten heeft opgesteld ten behoeve van de strafzaak tegen verdachte. In het meest recente rapport18 wordt het recidiverisico als hoog geschat en wordt geconcludeerd dat een klinische behandeling van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte geboden is. Hiertoe weigert verdachte echter zijn medewerking. Een behandeling in een ambulant kader ziet de reclassering niet zitten, aangezien verdachte in het verleden heeft aangetoond dat hij gemaakte afspraken niet nakomt. Hij verscheen niet op afspraken en recidiveerde tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank niet een gevangenisstraf met een duur die de tijd die inmiddels door verdachte is doorgebracht in voorlopige hechtenis overstijgt. Voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde het volgen van een klinische of ambulante behandeling bestaat derhalve geen ruimte. In het licht van het vorenstaande acht de rechtbank het geboden om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
Door in de slaapkamer van een woning binnen te dringen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd en vervolgens de bewoonster in het bijzijn van haar zoontje te mishandelen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig vergrijp. In de regel heeft een dergelijk misdrijf grote impact op het slachtoffer, juist omdat men zich veilig behoort te kunnen voelen in de eigen woning. De impact op het veiligheidsgevoel van het slachtoffer wordt in het onderhavige geval nog vergroot door de bewezen verklaarde vernielingen die verdachte op verschillende tijdstippen in en om de woning van het slachtoffer heeft aangebracht, alsmede door de omstandigheid dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor mishandeling van het slachtoffer. Deze omstandigheden brengen met zich mee dat er een beduidend hogere straf zal worden opgelegd dan doorgaans voor twee vernielingen en een eenvoudige mishandeling wordt opgelegd.
De rechtbank houdt aan de andere kant ook rekening met de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. Deze omstandigheid werkt strafverminderend.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met twee vorderingen gevoegd in het strafproces. De eerste vordering19 betreft een vergoeding van immateriële schade ad
€ 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010, geleden als gevolg van de mishandeling gepleegd op deze datum. De tweede vordering20 betreft een vergoeding van materiële schade ad € 373,00, geleden als gevolg van de vernieling op 6 april 2010 van een Japanse kers en drie tuinhekjes.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen volledig dienen te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de schade zal vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade worden toegewezen. De vordering is niet betwist en komt de rechtbank ook anderszins niet onredelijk of onrechtmatig voor.
Dit ligt anders ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade. Hoewel de verdachte ter zitting ondubbelzinnig heeft verklaard de schade zoals gevorderd te zullen vergoeden, dient de benadeelde partij toch niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De vordering heeft betrekking op schade geleden als gevolg van de vernieling van drie tuinhekjes en een boom. Verdachte zal worden vrijgesproken van de vernieling van de boom en de vernieling van de drie tuinhekjes is niet ten laste gelegd, zodat hiervoor geen vergoeding in deze procedure kan worden gevorderd. De benadeelde partij zal derhalve op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard. Desgewenst kan zij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de werkstraf van 50 uren welke voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 15 april 2009 (inzake parketnummer 06/850186-08).
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen en dat de proeftijd verlengd dient te worden.
De rechtbank overweegt dat nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, de bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde werkstraf ten uitvoer dient te worden gelegd. De rechtbank ziet, gezien ook de omstandigheid dat verdachte tot twee maal toe gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd, geen aanleiding voor het door raadsman bepleite verlengen van de proeftijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
(parketnummer 06/460426-09)
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen EN opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
2. mishandeling;
(parketnummer 06/940141-10)
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummers 06/460426-09 en 06/940141-10
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zutphen van 15 april 2009, te weten:
een werkstraf van 50 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010, vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Boerwinkel, voorzitter, Van der Hooft en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schippers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij:
- het stamproces-verbaal met het registratienummer 2009095592-18 van de regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, gedateerd 18 december 2009;
- het stamproces-verbaal met het registratienummer 2010025109-19 van de regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district IJsselstreek, team recherche IJsselstreek, gedateerd 23 februari 2010; of
- het stamproces-verbaal met het registratienummer 2010048446-21 regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, gedateerd 8 mei 2010,
(voor zover niet anders is vermeld).
2 Stam proces-verbaal 2009095592-18, dossierpagina 4
3 Stam proces-verbaal 2010025109-19, dossierpagina 2
4 Stam proces-verbaal 2010048446-21, dossierpagina 4
5 Stam proces-verbaal 2009095592-18, aangifte [slachtoffer], dossierpagina's 22 en 23
6 Stam proces-verbaal 2009095592-18, verklaring verdachte, dossierpagina 34
7 Stam proces-verbaal 2009095592-18, verklaring verdachte, dossierpagina 33
8 Stam proces-verbaal 2010025109-19, aangifte [slachtoffer], dossierpagina's 24 en 25
9 Stam proces-verbaal 2010025109-19, verklaring [slachtoffer], dossierpagina 29
10 Stam proces-verbaal 2010025109-19, verklaring [slachtoffer], dossierpagina's 28 en 29
11 Stam proces-verbaal 2010025109-19, verklaring [getuige A], dossierpagina's 31 en 32
12 Stam proces-verbaal 2010025109-19, aangifte [slachtoffer], dossierpagina 25
13 Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer], opgesteld door huisarts [huisarts] op 25 februari 2010.
14 Stam proces-verbaal 2010025109-19, verklaring verdachte, dossierpagina's 43 en 44
15 Stam proces-verbaal 2010048446-21, aangifte [slachtoffer], dossierpagina 22
16 Stam proces-verbaal 2010048446-2:
- verklaring [getuige B], dossierpagina's 42 en 43;
- verklaring [getuige C], dossierpagina 46; en
- verklaring [getuige A], dossierpagina's 48 en 49
17 Psychologisch onderzoeksrapport pro justitia betreffende [verdachte], opgesteld door drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, op 2 juni 2010
18 Beknopt reclasseringsadvies opgesteld ten behoeve van het onderzoek ter terechtzitting inzake de strafzaak tegen verdachte, door reclasseringswerker Kuijer op 9 juli 2010
19 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer] d.d. 6 maart 2010
20 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer] d.d. 25 juni 2010