ECLI:NL:RBZUT:2010:BN6201

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/536 GEMWT
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van een spandoek en de rechtsgeldigheid van een preventieve dwangsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, V.O.F. te Weerselo, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst. De zaak betreft een handhavend optreden tegen een spandoek dat geplaatst was aan de Doetinchemseweg te Zelhem. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen, waarin stond dat het spandoek voor 5 juni 2009 verwijderd moest worden. Na een aantal besluiten en bezwaarschriften, heeft verweerder op 17 februari 2010 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het handhavend optreden tegen het spandoek gerechtvaardigd was, omdat eiseres het spandoek had opgehangen zonder de vereiste vergunning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opgelegde preventieve dwangsom niet kon standhouden, omdat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat een toekomstige overtreding met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zou plaatsvinden. Dit deel van het bestreden besluit werd vernietigd.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het betrekking had op de preventieve last onder dwangsom, vernietigde het bestreden besluit in dat opzicht, en herroept het primaire besluit. Voor het overige werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank bepaalde dat verweerder het betaalde griffierecht van € 298,-- aan eiseres diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 10/536 GEMWT
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres] V.O.F.
te Weerselo,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2009, verzonden 3 juni 2009, heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat een spandoek, geplaatst aan de Doetinchemseweg te Zelhem, voor 5 juni 2009 verwijderd moet zijn. Hiertegen heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 20 juli 2009 heeft verweerder het besluit van 3 juni 2009 (lees: 29 mei 2009) ingetrokken en aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat het spandoek voor 22 juli 2009 verwijderd moet zijn. Ook tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 februari 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 augustus 2010. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [eiseres]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Heringa.
2. Overwegingen
2.1 In artikel 5: 32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen.
Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Ingevolge artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Bronckhorst 2008 (hierna: de verordening) is het verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
Ingevolge het vijfde lid kan een vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik ervan, dan wel een
belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet
voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de
nabijheid gelegen onroerende zaak.
Ingevolge artikel 4.4.2, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
Ingevolge het vierde lid kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. in het belang van de verkeersveiligheid;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
In de door verweerder vastgestelde beleidsnota ‘Uitvoeringsprogramma tijdelijke reclameuitingen 2009’ is in onderdeel 5 Spandoeken, voor zover hier van belang, vermeld dat het beleid erop gericht is spandoeken alleen toe te staan voor fondsverwervende reclame, teneinde wildgroei tegen te gaan. Onder fondsverwervende reclame wordt verstaan reclame voor goede doelen door instellingen die bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) aangesloten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het hiervoor – kort samengevat – weergegeven beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling zou overschrijden. Ook anderszins is dit beleid niet onjuist of kennelijk onredelijk te achten.
2.2 Eiseres heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat verweerder haar ten onrechte heeft aangemerkt als overtreder, aangezien het spandoek wordt opgehangen door verenigingen en zij het niet in haar macht heeft of er al dan niet een spandoek in Bronckhorst hangt.
De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiseres eigenaresse is van het spandoek en exploitant van de Weerselose markt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres het derhalve in haar macht gehad het spandoek te verwijderen.
2.3 Met betrekking tot de door verweerder gemaakte keuze voor het opleggen van een last onder dwangsom overweegt de rechtbank het volgende.
Een bestuursorgaan dat bij de wet de bevoegdheid is toegekend om bestuursdwang toe te passen heeft krachtens het bepaalde in artikel 5:32 van de Awb de mogelijkheid in plaats van bestuursdwang aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen. De wet laat echter aan het bestuursorgaan een discretionaire vrijheid om te kiezen voor een van beide alternatieven. Deze keuzevrijheid wordt slechts beperkt door artikel 5:32, derde lid, van de Awb, dat bepaalt dat voor het opleggen van een last onder dwangsom niet wordt gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet. De rechtbank is niet gebleken dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, noch dat verweerder in het onderhavige geval van deze keuzevrijheid een gebruik heeft gemaakt dat de hier beperkte toetsing door de rechter niet kan doorstaan.
2.4 Nu niet in geschil is dat eiseres het spandoek heeft opgehangen zonder de daartoe op grond van artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de verordening vereiste vergunning was verweerder bevoegd handhavend op te treden wegens overtreding van dit voorschrift.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Van concreet zicht op legalisatie is geen sprake. Er is geen aanvraag ingediend voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 4.4.2 van de verordening. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting toegelicht dat verweerder voor het onderhavige spandoek op de huidige locatie geen vergunning zou hebben verleend, aangezien geen sprake is van fondsverwervende en/of ideële reclame.
In hetgeen door eiseres overigens naar voren is gebracht vindt de rechtbank evenmin aanknopingspunten dat anderszins grond bestaat voor het oordeel dat van handhavend optreden had moeten worden afgezien.
2.4 Eiseres heeft voorts gesteld dat verweerder ten onrechte een preventieve dwangsom heeft opgelegd voor toekomstige overtredingen. Zij heeft daarbij verwezen naar het besluit van verweerder van 20 juli 2009, waarbij is vermeld dat indien eiseres de overtreding herhaalt na in eerste instantie te voldoen aan het bepaalde in deze beschikking, deze beschikking van kracht blijft.
Gelet op de toelichting van verweerder ter zitting concludeert de rechtbank dat verweerder inderdaad heeft bedoeld eiseres voor elk in de toekomst te plaatsen spandoek een last onder dwangsom op te leggen.
Verweerder is ingevolge artikel 5:7 van de Awb bevoegd om preventief te handhaven, indien overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. De rechtbank constateert dat verweerder op geen enkele manier heeft gemotiveerd dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. De rechtbank is evenmin op andere wijze gebleken dat een volgende overtreding door eiseres met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. Dit deel van het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.
2.5 Het beroep is gezien het vorenstaande gegrond voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit, voor zover het ziet op deze preventieve last, te herroepen. Voor het overige is het beroep ongegrond.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is de rechtbank niet gebleken.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom;
- herroept het primaire besluit voor zover het betrekking heeft op de preventieve last onder dwangsom;
- verklaart het beroep overigens ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 298,-- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.