ECLI:NL:RBZUT:2010:BN6780

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925284-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van maaibedrijf voor het doden van beschermde diersoorten onder de Flora- en faunawet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een maaibedrijf dat beschuldigd werd van het doden en verwonden van beschermde reekalveren. De feiten vonden plaats op 12 en 13 juni 2009 in de gemeente Apeldoorn, waar het maaibedrijf grasland heeft gemaaid. Na de maaiwerkzaamheden werden twee gewonde en drie dode reekalveren aangetroffen. De officier van justitie eiste een geldboete van € 750,-, maar de vertegenwoordiger van het maaibedrijf betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen opzet was om de dieren te verwonden of te doden.

De economische politierechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor opzet. De boswachter had vooraf toestemming gegeven voor het maaien, maar had geen specifieke instructies gegeven voor voorzorgsmaatregelen. De rechter concludeerde dat het maaibedrijf niet bewust het risico had aanvaard dat reekalveren gedood of verwond zouden worden. Hoewel het nalaten om de percelen vooraf te controleren op de aanwezigheid van reekalveren niet ideaal was, was dit niet voldoende om opzet aan te nemen.

Uiteindelijk werd het maaibedrijf veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, met een proeftijd van twee jaar. De rechter oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er geen bewijs was voor opzet, wat leidde tot een mildere straf. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om voorzorgsmaatregelen te nemen bij werkzaamheden in gebieden waar beschermde diersoorten aanwezig kunnen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
economische politierechter
parketnummer: 06/925284-09
uitspraak van: 13 september 2010
tegenspraak/dip
VONNIS
in de zaak tegen:
vennootschap onder [firma],
gevestigd te [plaats, adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2010.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 12 juni 2009 en/of en 13 juni 2009, althans in of
omstreeks de maand juni 2009, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk
op een of meer locaties, te weten aan of nabij de Garderenseweg en/of aan of
nabij de Hofweg en/of nabij het() voetbalveld te of nabij Uddel één of meer
dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een of meer
reeën/reekalveren, heeft gedood en/of verwond;
artikel 9 van de Flora- en faunawet
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op 12 en 13 juni 2009 heeft de verdachte percelen grasland nabij de Garderenseweg en nabij het voetbalveld in Uddel met een trekker met cyclomaaier gemaaid. Naderhand zijn op de betreffende percelen twee gewonde en drie dode reekalveren aangetroffen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdachte
De vertegenwoordiger van de verdachte heeft - ter zitting - verklaard dat de maaiwerkzaamheden op 12 en 13 juni 2010 door medewerkers van haar zijn uitgevoerd. Naderhand is geconstateerd dat een aantal reekalveren is verwond of gedood. De boswachter had vooraf aangegeven dat het gras gemaaid kon worden, waarbij deze ook heeft gezegd dat er rekening mee moest worden gehouden dat reekalveren in de percelen aanwezig konden zijn. De boswachter heeft echter niet aangegeven dat speciale maatregelen genomen dienden te worden. Er is gemaaid met een niet te hoge snelheid die varieerde tussen 7 en 10 kilometer per uur, juist om te voorkomen dat tijdens het maaien (jong) wild zou worden geraakt. Tijdens en na het maaien zijn geen (dode of gewonde) reekalveren opgemerkt.
Beoordeling door de economische politierechter
De vertegenwoordiger van de verdachte heeft ter zitting erkend dat op 12 en 13 juni 2010 op de bewuste locaties door medewerkers van haar maaiwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Achteraf is op die percelen een aantal gedode en gewonde reekalveren aangetroffen. Aangenomen moet worden dat die reekalveren door verdachtes maaiwerkzaamheden zijn gedood of verwond.
De bewezenverklaring is verder gebaseerd op:
- het ambtelijke verslag2 van [naam 1] en [naam 2] van het aantreffen van reekalveren;
- de verklaring3 van [naam 3], die in zijn hoedanigheid van boswachter opdracht heeft gegeven tot het maaien van de percelen;
- de verklaring4 van [naam 4], die (als eerste) een aantal reekalveren heeft aangetroffen;
- de verklaring5 van [naam 5] en de verklaring6 van [naam 6] medewerkers van de verdachte die hebben gemaaid.
De economische politierechter is van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor opzet op het doden of verwonden van reekalveren. Gelet op de toedracht en in aanmerking genomen dat reekalveren doorgaans zonder hun moeder niet zullen vluchten alsmede gezien de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, kan (nog) niet worden gezegd dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat tijdens het maaien reekalveren zouden worden gedood of verwond. De boswachter, die ter zake deskundig moet worden geacht, had weliswaar gewaarschuwd dat er reeklaveren in de graspercelen aanwezig konden zijn, maar hij had geen instructies voor het nemen van voorzorgsmaatregelen gegeven. Mede daarom is er geen grond voor het oordeel dat de verdachte het risico op het doden of verwonden van reekalveren bewust zou hebben aanvaard. Het had de voorkeur verdiend om alvorens te gaan maaien de graspercelen op de aanwezigheid van reekalveren te controleren, maar het nalaten daarvan betekent nog niet dat de reekalveren opzettelijk zijn gedood of verwond.
4. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
verdachte op 12 juni 2009 en/of 13 juni 2009 in de gemeente Apeldoorn, op meer locaties, te weten aan of nabij de Garderenseweg en/of aan of nabij de Hofweg en nabij het voetbalveld te of nabij Uddel dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten reekalveren heeft gedood of verwond.
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet, begaan door een rechtspersoon.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 750,-.
De vertegenwoordiger van verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan vinden in deze eis.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Van de verdachte, die de(zelfde) maaiwerkzaamheden al (eenmaal) eerder had uitgevoerd, mocht worden verwacht dat zij vóór, tijdens en na het maaien met het oog op de eventuele aanwezigheid van reekalveren voldoende voorzorgs- en controlemaatregelen had genomen. Anderzijds heeft de verdachte voordat zij met het maaien begon toestemming gevraagd aan de boswachter, die niet heeft aangegeven dat bepaalde voorzorgsmaatregelen getroffen moesten worden en die pas achteraf heeft gezegd dat de reekalveren dat jaar wel erg laat waren. Daarnaast is van belang dat opzet op het doden of verwonden van reekalveren niet bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte naar aanleiding van het incident een wildvervanger heeft gebouwd en de graspercelen van tevoren op de aanwezigheid van (jong) wild is gaan controleren. De economische politierechter zal daarom volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke geldboete.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen:
- 14, 14b, 14c, 23, 24, 51 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9 van de Flora- en faunawet.
Beslissing
De economische politierechter:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen wat verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet,
begaan door een rechtspersoon.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500,-;
* bepaalt, dat de geldboete niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2010.
Voetnoten:
1 Als hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het ambtelijke verslag, nummer 2009022595, gesloten en ondertekend op 28 september 2009.
2 Het ambtelijke verslag, nummer 2009022595, gesloten en ondertekend op 28 september 2009, p. 5-14.
3 Proces-verbaal van verhoor van [naam 3], p. 28-29.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4], p. 19-20.
5 Proces-verbaal van verhoor van [naam 5], p. 15-16.
6 Proces-verbaal van verhoor van [naam 6] p. 17-18.