RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/580401-09
Uitspraak d.d. 17 september 2010
[verdachte],
geboren te [plaats op 1985],
thans verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum te Vught.
Raadsvrouw mr. Van Megen, advocaat te Amsterdam;
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 oktober 2009, 15 december 2009, 16 februari 2010, 30 maart 2010, 26 juni 2010 en 3 september 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
in of omstreeks de nacht van 6 op 7 juni 2009 in Varsseveld, althans in de
gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
(gelegen aan de [adres 1]) met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag en/of een bankpas (met
bijbehorende pincode) en/of sieraden, in elk geval een of meer goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtofer A], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben
gericht op die [slachtoffer A] en/of
- die [slachtoffer A] geblinddoekt heeft/hebben en/of (vervolgens) haar mond hebben
afgeplakt met tape/plakband en/of
- de handen van die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgebonden op haar rug en/of
- die [slachtoffer A] meermalen heeft/hebben bedreigd met dat/een vuurwapen, althans
dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- die [slachtoffer A] (gedeeltelijk) heeft/hebben uitgekleed en/of (vervolgens) die
[slachtoffer A] in haar kruis heeft/hebben betast en/of
- het shirt van die [slachtoffer A] hebben open geknipt/gemaakt en/of (vervolgens) een
(insuline)spuit in haar borst/lichaam heeft/hebben gedrukt/gezet en/of
- (ondertussen) heeft/hebben gezegd dat hij/ze zouden stoppen als [slachtoffer A] de
pincode zou geven en/of
- een zogenaamde tie-rip, althans een bandje om de nek van die [slachtoffer A]
heeft/hebben gebonden/gedaan en/of die tie-rip, althans dat bandje steeds
strakker heeft/hebben aangetrokken (zodanig dat die [slachtoffer A] ademnood kreeg,
althans benauwd werd) en/of
- die [slachtoffer A] heeft/hebben opgesloten in het toilet (zaak 1);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
in of omstreeks de nacht van 10 op 11 juni 2009 in (de gemeente) Doetinchem
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende
de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [adres 2]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen
een geldbedrag en/of een mobiele telefoon en/of een bankpasje en/of sieraden,
in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer B] geduwd heeft/hebben en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer B] heeft/hebben geplaatst en/of
- die [slachtoffer B] in de badkamer heeft/hebben gezet/geplaatst en/of
- die [slachtoffer B] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp heeft/hebben bedreigd en/of
- een/dat vuurwapen, althans een/dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben gehouden en de woorden hebben toegevoegd:
"vertel op anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking (zaak 2);
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 in
Doetinchem en/of in Varsseveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (dames)fiets (merk
Gazelle, type Medeo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die fiets wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
(zaak 4);
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2009 tot en met 3 mei 2009 te
Varsseveld, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit garage heeft weggenomen een (dames)fiets (merk
Gazelle, type Medeo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming (zaak 4);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
In de nacht van 6 op 7 juni 2009 is de 57-jarige [slachtofer A] in haar woning aan de [adres 1 te plaats] overvallen door twee personen. Tijdens de overval is voornoemde [slachtoffer A] bedreigd met een wapen en een injectiespuit waarvan één van de daders zei dat deze gevuld was met insuline. Voorts is zij geblinddoekt, is haar mond afgeplakt, zijn haar handen op haar rug vastgebonden en is de injectiespuit in haar lichaam gedrukt. Bij de overval zijn geld, een pinpas met bijbehorende pincode en sieraden weggenomen.2
In de nacht van donderdag 10 op 11 juni 2009 is de 71-jarige [slachtoffer B] in haar woning aan de [adres 2 te plaats] overvallen door drie personen. Tijdens de overval heeft één van de daders een hand over haar mond geplaatst en haar de gang ingeduwd. Voorts is zij met een wapen bedreigd. Bij de overval zijn sieraden, geld, een bankpasje en een mobiele telefoon buit gemaakt.3
Tijdens het onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij voormelde overvallen, wordt in de kelderbox bij zijn woning te Doetinchem een damesfiets van het merk Gazelle, type Medeo, aangetroffen.4
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een aantal feitelijke verwijten, te weten het betasten van het slachtoffer in het kruis, het plaatsen van een tie-rip om haar hals, het afplakken van haar mond met tape, het blinddoeken van het slachtoffer en het prikken van het slachtoffer met een insulinespuit. Voor het overige refereert de verdediging zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte bekend heeft deze feiten te hebben gepleegd.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte de fiets (waarvan het slot niet kapot was) via de C1000 voor een bedrag van € 300,00 tot € 350,00 van een Turkse man heeft gekocht, die vertelde dat hij in een echtscheiding lag. Gelet op deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze fiets van diefstal afkomstig was. Voor de subsidiair ten laste gelegde diefstal bestaat evenmin voldoende wettig en overtuigend bewijs.
D. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
Verdachte heeft bekend de onder 1 ten laste gelegde overval te hebben gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte die feiten heeft begaan, waarbij zij zich baseert op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtofer A]5;
- de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte A]6; en
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie7 en op hoofdlijnen herhaald op zitting.
In aanvulling op voornoemde bewijsmiddelen overweegt de rechtbank nog dat - anders dan de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven - zij van oordeel is dat er onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig is voor drie twee onderdelen van de tenlastelegging, te weten dat verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte A] het slachtoffer in het kruis heeft/hebben betast, het slachtoffer heeft/hebben opgesloten op het toilet en een tie-rip om de hals van het slachtoffer heeft/hebben gedaan en aangetrokken. Het feitelijke verwijt dat verdachte het slachtoffer heeft opgesloten op het toilet wordt niet ondersteund door bewijsmiddelen, nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] dit ontkennen en in de aangifte van opsluiting niet wordt gesproken. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken. De andere twee feitelijke verwijten worden enkel ondersteund door de aangifte. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] ontkennen deze handelingen te hebben gepleegd. Verdachte zal dan ook van deze twee onderdelen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Verdachte heeft bekend de onder 2 ten laste gelegde overval te hebben gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte die feiten heeft begaan, waarbij zij zich baseert op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer B]8;
- de bekennende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte B]9 en [medeverdachte A] bij de politie10; en
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie11 en op hoofdlijnen herhaald op zitting.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat het onder 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde is namens verdachte vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor zowel de primair ten laste gelegde schuldheling als de subsidiair ten laste gelegde diefstal. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aangever [slachtoffer C] heeft aangegeven dat haar damesfiets (Gazelle Nedeo City Galaxy) tussen 2 en 3 mei 2009 in Varsseveld is gestolen.12 Op 30 juni 2009 wordt in de kelderbox bij de woning van verdachte in Doetinchem voormelde damesfiets aangetroffen.13
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft op 9 juli 2009 bij de politie desgevraagd verklaard dat zij de fiets een half jaar tot een jaar geleden gekocht heeft via Marktplaats voor een bedrag van 200-300 euro.14 Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de fiets samen met een herenfiets via de C1000 heeft gekocht van een Turkse man. Deze man kwam bij verdachte langs en had de fietsen in een bus staan. De man zou de fietsen willen verkopen omdat hij met zijn vrouw in scheiding lag. De fietsen werden geleverd met fietsslot en bijpassende sleutels.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de fiets van een misdrijf afkomstig was. Tevens kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de fiets heeft gestolen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de nacht van 6 op 7 juni 2009 in Varsseveld tezamen en in vereniging met een ander gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de [adres 1]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een bankpas (met bijbehorende pincode) en sieraden, toebehorende aan [slachtofer A] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer A] en
- die [slachtoffer A] geblinddoekt heeft/hebben en (vervolgens) haar mond heeft/hebben
afgeplakt met tape/plakband en
- de handen van die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgebonden op haar rug en
- die [slachtoffer A] meermalen heeft/hebben bedreigd met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- het shirt van die [slachtoffer A] hebben open geknipt/gemaakt en(vervolgens) een
(insuline)spuit in haar borst/lichaam heeft/hebben gedrukt/gezet en
- (ondertussen) heeft/hebben gezegd dat ze zouden stoppen als [slachtoffer A] de
pincode zou geven.
2.
hij in de nacht van 10 op 11 juni 2009 in (de gemeente) Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan [adres 2]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een mobiele telefoon en een bankpasje en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer B] geduwd heeft/hebben en
- een hand op de mond van die [slachtoffer B] heeft/hebben geplaatst en
- die [slachtoffer B] in de badkamer heeft/hebben gezet/geplaatst en
- die [slachtoffer B] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben bedreigd en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer B] gericht heeft/hebben
gehouden en de woorden hebben toegevoegd: "vertel op anders schiet ik".
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
Feit 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychiatrisch onderzoeksrapport pro justitia opgesteld.15 De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en theatrale trekken. Op grond hiervan acht de psychiater verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Over verdachte is een psychologisch onderzoeksrapport pro justitia opgesteld.16 De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde op zwakbegaafd niveau functioneerde en leed aan een gebrekkige stoornis van de geestvermogens, diagnostisch te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO) met afhankelijke, antisociale en obsessief-compulsieve trekken.
Op grond hiervan acht de psycholoog verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de adviezen van de psycholoog en de psychiater worden overgenomen en dat het delict verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De verdediging heeft geen standpunt bepleit ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de psycholoog en de psychiater hebben geconcludeerd dat het bewezen verklaarde feit verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. De rechtbank neemt deze conclusie over. Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die leiden tot de conclusie dat verdachte niet strafbaar is. De rechtbank oordeelt derhalve dat verdachte strafbaar is. De verminderde toerekeningsvatbaarheid zal betrokken worden bij de straftoemeting.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de ten laste gelegde overvallen en de schuldheling wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten ernstige misdrijven betreffen die verstrekkende gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers. De officier van justitie heeft aangegeven bij het bepalen van de strafmaat rekening te hebben gehouden met de omvangrijke justitiële documentatie van verdachte enerzijds en zijn verminderde toerekenbaarheid anderzijds.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat beide gedragsdeskundigen in hun laatste rapport hebben aangegeven dat verdachte klinisch behandeld dient te worden om het recidiverisico te beperken. Enkel TBS met dwangverpleging zou in dat kader voldoende waarborgen bieden.
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat bepleit dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte onder hoge externe druk stond. Verdachte werd door middel van ernstige bedreigingen aangezet tot het plegen van de overvallen. Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie om TBS met dwangverpleging op te leggen heeft de raadsvrouw primair bepleit dat verdachte ook ambulant kan worden behandeld in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat wanneer de rechtbank van oordeel is dat TBS dient te worden opgelegd, niet TBS met dwangverpleging maar TBS met voorwaarden dient te worden opgelegd. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat beide gedragsdeskundigen in hun eerste rapport geadviseerd hebben om TBS met voorwaarden op te leggen. In hun aanvullende rapporten hebben de beide gedragsdeskundigen enkel geadviseerd om TBS met dwangverpleging op te leggen, omdat er geen instellingen zijn waar verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden zou kunnen worden geplaatst. Ter zitting is echter gebleken dat verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden mogelijk geplaatst zou kunnen worden in Hoeve Boschoord van Trajectum. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht eerst deze laatste mogelijkheid te laten onderzoeken. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw contra-rapportage verzocht. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de gedragsdeskundigen eerst hebben geadviseerd om TBS met voorwaarden op te leggen en vervolgens later hebben geadviseerd om TBS met dwangverpleging op te leggen. Door deze ommezwaai van de gedragsdeskundigen is onduidelijk of er een maatregel - en zo ja, welke - dient te worden opgelegd. Deze onduidelijkheid kan worden weggenomen door een contra-expertise.
De rechtbank overweegt als volgt.
De gedragsdeskundigen die verdachte hebben onderzocht, hebben geconcludeerd dat verdachte tijdens het begaan van deze feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De gedragsdeskundigen hebben beiden twee rapporten opgesteld. In hun eerste rapporten van september 2009 hebben zij beiden aangegeven dat, om het recidiverisico te beperken, verdachte klinisch behandeld dient te worden. Omdat het risico bestaat dat verdachte zich zal onttrekken aan de behandeling indien deze moeilijk en pijnlijk wordt, dient de behandeling plaats te vinden in een dwingend structurerend karakter. De gedragsdeskundigen hebben beiden geadviseerd om deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden. De gedragsdeskundigen hebben hierbij overwogen dat bij betrokkene de bereidheid bestond om zich te laten behandelen. De psychiater heeft hierbij nadrukkelijk overwogen dat het belangrijkste bezwaar tegen een TBS met dwangverpleging is de kans op een langdurige klinische behandeling met het risico op regressie.
Op basis van deze adviezen heeft verdachte bij drie verschillende instellingen een intakegesprek gehad. De uitkomst daarvan is, dat verdachte bij geen van de drie instellingen geplaatst kan worden.
Op verzoek van de rechtbank hebben beide gedragsdeskundigen in juni 2010 een aanvullend rapport uitgebracht.
In de aanvullende rapporten wordt door de gedragsdeskundigen geadviseerd om TBS met dwangverpleging op te leggen. Hiertoe hebben de gedragsdeskundigen overwogen dat er bij verdachte sprake is van verharding en een teruggang in zijn psychisch toestandsbeeld, waarbij hij geen blijk geeft van het willen van afdoende afspraken in het kader van een klinische behandeling. De psychiater heeft aangegeven dat de regressie waar zij in haar eerste rapport voor waarschuwde, inmiddels is ingetreden. De psychiater heeft overwogen dat hiermee haar eerdere bezwaar tegen het opleggen van TBS met dwangverpleging is komen te vervallen. Beide gedragsdeskundigen hebben in hun aanvullende rapporten aangegeven dat, omdat verdachte niet langer bereid is om mee te werken aan een behandeling, de vereiste klinische behandeling enkel in het kader van TBS met dwangverpleging kan plaatsvinden. Deze gedragsdeskundigen zijn ter zitting nader bevraagd over hun bevindingen; zij zijn daarbij gebleven.
Verdachte, die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dient ter beperking van het recidiverisico klinisch behandeld te worden; met een minder verstrekkende maatregel dan TBS met dwangverpleging kan gezien de specifieke omstandigheden van dit geval niet worden volstaan. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd. De maatregel wordt opgelegd ter zake een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 38e eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het (subsidiaire) verzoek van de raadsvrouw tot het laten verrichten van een contra-expertise wordt afgewezen. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, niet van oordeel dat de oorspronkelijke en aanvullende rapporten van de beide gedragsdeskundigen tegenstrijdig zijn. De bevindingen in de in totaal vier rapporten die zijn opgesteld, zijn op zichzelf en in onderling verband beschouwd, inzichtelijk, concludent en begrijpelijk, ook voor wat betreft het in de laatste rapporten gegeven advies strekkend tot TBS met dwangverpleging. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding voor het laten verrichten van een contra-expertise. De rechtbank acht verdachte hierbij niet geschaad in zijn verdedigingsbelang.
Het verzoek van de raadsvrouw tot het laten verrichten van nader onderzoek naar de mogelijkheden van plaatsing van verdachte bij Hoeve Boschoord in het kader van TBS met voorwaarden, wordt eveneens afgewezen. Bij het onderzoek ter terechtzitting op 3 september 2010 is gebleken dat Hoeve Boschoord twee verschillende plaatsingslocaties kent, te weten "'t Wold" en "De Beuken". Verdachte komt volgens de ter zitting gehoorde intakecoördinator De Jong niet in aanmerking voor plaatsing bij de locatie "'t Wold", omdat die locatie niet kan voldoen aan de vereiste hoge zorgintensiteit en het vereiste hoge beveiligingsniveau. Verdachte komt ook niet in aanmerking voor plaatsing bij de locatie "De Beuken" in het kader van een TBS met voorwaarden, omdat hiervoor de indicatie TBS met dwangverpleging is vereist. De door De Jong genoemde situatie dat het bij hoge uitzondering en voor korte tijd voorkomt dat cliënten zonder de indicatie TBS met dwangverpleging geplaatst worden op één van de twee crisisbedden van "De Beuken", acht de rechtbank niet reëel, gezien de verwachte lange behandelduur van verdachte en het tijdelijke noodkarakter van deze voorziening. Nu geconcludeerd moet worden dat verdachte niet in het kader van een TBS met voorwaarden kan worden geplaatst bij Hoeve Boschoord, wijst de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw tot het in dit kader verrichten van nader onderzoek af.
Gezien de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, acht de rechtbank het geboden om verdachte naast TBS met dwangverpleging ook een straf op te leggen. Bij de bepaling van de op te leggen straf is in aanmerking genomen de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank rekening gehouden met het navolgende.
Verdachte heeft zich samen met zijn twee mededaders, onder wie zijn echtgenote, schuldig gemaakt aan een overval op een 71-jarige vrouw in haar woning in Doetinchem. Het slachtoffer is onder meer met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en stevig vastgepakt. Daarnaast heeft verdachte zich samen met zijn echtgenote schuldig gemaakt aan een brute overval op een 57-jarige vrouw in haar woning in Varsseveld. Het slachtoffer is met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd, zij is geblinddoekt en haar mond is afgeplakt. Daarnaast zijn haar handen op haar rug vastgebonden, is haar shirt opengeknipt en is een injectiespuit, waarvan verdachte zei dat deze gevuld was met insuline, in haar lichaam gedrukt, terwijl het slachtoffer aan suikerziekte lijdt. Onder deze omstandigheden heeft het slachtoffer uiteindelijk haar pincode aan verdachte gegeven, waarop de medeverdachte met de bankpas en de pincode naar een pinautomaat in Varsseveld is gefietst en aldaar geld heeft opgenomen. Vervolgens is de medeverdachte teruggekeerd naar de woning van het slachtoffer, alwaar verdachte op haar wachtte. Uiteindelijk hebben zij de woning verlaten en daarbij het slachtoffer in de badkamer achtergelaten.
Voor de slachtoffers zijn de overvallen een zeer beangstigende ervaring geweest, te meer nu deze hebben plaatsgevonden in de nachtelijke uren, in hun eigen woning. De woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster [slachtoffer B] blijkt dat zij nog steeds angst heeft voor de nacht, dat zij zich onveilig voelt en dat zij schrikt bij ieder onverwacht geluid. Ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster [slachtoffer A] blijkt dat zij angst heeft om naar buiten te gaan en dat zij niet kan slapen vanwege angst. Bekend is dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Deze traumatische ervaring en het gevoel nergens meer veilig te zijn (zelfs niet in de eigen woning) zal, naar de ervaring leert, het leven van het slachtoffer langdurig beïnvloeden. Daarnaast brengen dergelijke overvallen ook maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich mee.
Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben de feiten gepleegd enkel en alleen uit financieel gewin, waarbij het initiatief voor het plegen van de overvallen van verdachte kwam. Zijn rol in de twee overvallen is dan ook groter dan die van zijn medeverdachte(n). Het verweer van verdachte dat hij door middel van ernstige bedreigingen gedwongen werd tot het plegen van deze overvallen wordt, als niet gebleken of aannemelijk gemaakt, verworpen.
De rechtbank neemt in aanmerking de voornoemde rapporten van de gedragsdeskundigen, waarin is vermeld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte in het verleden meerdere malen voor (gewelds)misdrijven is veroordeeld. De huidige feiten zijn bovendien gepleegd in de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke strafoplegging.
Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in deze zaak zonder meer passend en geboden, gelet alleen al op het gewelddadige karakter van de overval in met name Varsseveld.
In (enigszins) vergelijkbare gevallen pleegt de rechtbank voor een overval in een woning, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar op te leggen.
Gezien de justitiële documentatie van verdachte, zijn recidive gedurende de proeftijd van een voorwaardelijke strafoplegging en gezien zijn leidende rol bij de overvallen, acht de rechtbank bij volledige toerekenbaarheid een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar op zijn plaats. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar opleggen.
De gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk dient aan te vangen. Derhalve adviseert de rechtbank, op grond van de haar toekomende bevoegdheid ex artikel 37b tweede lid Wetboek van Strafrecht, om de terbeschikkingstelling met verpleging zo spoedig mogelijk te laten aanvangen.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1
De benadeelde partij [slachtofer A], wonende aan de [adres 1], [plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.550,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het stafproces. Dit bedrag ziet op het bij de overval weggenomen geld (€ 1.250,00) en op vergoeding van geleden immateriële schade (€ 6.300,00).
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel dient te worden toegewezen.
De verdediging heeft bepleit dat vordering voor wat betreft het immateriële deel dient te worden afgewezen, nu de benadeelde partij is komen te overlijden. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk is.
De rechtbank leest het verweer van de verdediging ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade aldus, dat de verdediging meent dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade dermate persoonlijk is dat met het overlijden van de benadeelde de vordering teniet gaat, althans niet voor vererving vatbaar is. Dit standpunt is onjuist. Artikel 6:106 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat een vordering tot vergoeding van immateriële schade vatbaar is voor overgang onder algemene titel wanneer ter zake een vordering in rechte is ingesteld of de gelaedeerde aan de laedens heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. Aan eerstgemelde voorwaarde heeft de benadeelde partij voldaan door haar vordering te voegen in de strafzaak tegen verdachte, zodat haar vordering vatbaar is voor overgang onder algemene titel. Het latere overlijden van de benadeelde partij doet hier niets aan af. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f, van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer A].
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 3
De benadeelde partij [slachtoffer C], wonende aan [adres 3], [plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 919,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, zowel primair als subsidiair, heeft de vordering geen betrekking op een bewezen verklaard feit. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Zij kan die vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair danwel het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;"
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
- 1) diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
- 2) diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
* adviseert dat zo spoedig mogelijk wordt aangevangen met de terbeschikkingstelling met verpleging;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtofer A], [plaats], [adres 1], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 7.550,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 7.550,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 151 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer C], wonende aan [adres 3], [plaats], niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van Valderen en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schippers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2009001822, onderzoek Pronkboon, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Achterhoek, gesloten en ondertekend
op 10 september 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtofer A] (dossierpagina's 150-154)
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (dossierpagina's 492-494)
4 Proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina's 95-96)
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtofer A] (dossierpagina's 150-154)
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (dossierpagina's 357-362)
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina's 244-247, 249-251 en 261-262)
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina's 492-494).
9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina's 604, 607, 608 en 618).
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (pagina's. 763 en verder).
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina's 671-673).
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.988-990).
13 Proces-verbaal van bevindingen (p.95-96).
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.993).
15 Psychiatrisch onderzoeksrapport pro justitia betreffende M.J.C. Smeenk, opgesteld door drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, op 14 september 2009
16 Psychiatrisch onderzoeksrapport pro justitia betreffende M.J.C. Smeenk, opgesteld door drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/psychotherapeut, op 18 september 2009