ECLI:NL:RBZUT:2010:BN7872
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C.M. Boon
- Rechtspraak.nl
Tussenvonnis inzake onrechtmatige daad en wanprestatie bij de verkoop van een horecabedrijf
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure over de verkoop van een brasserie in Doetinchem. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Hogeman, heeft een rechtsvordering ingesteld tegen de gedaagden A en B, die de brasserie op 1 juli 2002 hebben gekocht. De kern van het geschil draait om de vraag of de gedaagden op de hoogte waren van een eerder gemaakte overeenkomst tussen eiser en de verkopende partij over de verkoop van de brasserie. Eiser stelt dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door de brasserie te kopen, terwijl zij wisten dat er een eerste recht van koop bestond voor eiser. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 18 augustus 2004 bewijsopdrachten aan eiser gegeven, die hij diende te leveren om zijn stellingen te onderbouwen. In het tussenvonnis van 15 september 2010 heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser erin is geslaagd om voldoende bewijs te leveren dat gedaagden op de hoogte waren van de afspraken tussen eiser en de verkopende partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden wisten dat eiser aanmerkelijke vorderingen had op de verkopende partij, die hij kon verrekenen met de koopprijs. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat gedaagden in redelijkheid niet mochten afgaan op de mededelingen van de verkopende partij dat er geen overeenkomst was met eiser. De zaak is verwezen naar de rol van 20 oktober 2010 voor verdere behandeling, waarbij eiser in het geding moet brengen het arrest van het hof Arnhem in de procedure tussen eiser en Heineken. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.