RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Economische politierechter
Parketnummer: 06/925279-08
Uitspraak d.d.: 24 september 2010
tegenspraak / onip
de besloten vennootschap
[Bedrijf 1 BV],
gevestigd te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. M. Rotteveel advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 maart 2009 en 10 september 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij te Langerak, gemeente Doetinchem, terwijl aan de [bedrijf 2 BV], door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland
bij besluit van 21 december 1999 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer
was verleend (gewijzigd bij beschikking de dato 29 oktober 2002 en 22 april
2004) tot het in de gemeente Doetinchem in of op het perceel de [perceel], kadastraal bekend gemeente Doetinchem, [kadastraal nummer], oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het vervaardigen,
bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van metalen, metalen voorwerpen of
schroot dan wel behandelen van de oppervlakte van metalen of metalen
voorwerpen, zijnde een inrichting als bedoeld in categorie 12.1, van bijlage I
van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een
inrichting als bedoeld in voornoemde bijlage I, zich, al dan niet opzettelijk,
heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde
vergunning, immers:
het (invallend) equivalente geluidsniveau (LAeq) (zonder reflecties van de
achterliggende gevel), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige
toestellen, werktuigen, en/of installaties en/of door de in de inrichting
verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, bedroeg op het beoordelingspunt 3
(ter hoogte van [adres])
op 23 november 2007, 17 januari 2008 en/of 23 januari 2008 (telkens) in de
nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur), -respectievelijk- (afgerond) 44, 49 en 51
dB(A), in ieder geval (telkens) meer dan 35 dB(A) (voorschrift 3.1);
bedroeg op of omstreeks 13 maart 2008 voor component stof, de uitworp met de
rookgassen dan wel afgevoerde lucht door het emissiepunt gieterij (BMD 2)
ongeveer 17 mg/nm³, in ieder geval meer dan 10 mg/nm³ (voorschrift 5.1.1)
bedroeg op 13 maart 2008, de geuremissie (vracht) naar lucht door de
koepeloven (BMD 2) 600 Mg.e./uur, in ieder geval meer dan 409 Mg.e./uur
(voorschrift 5.4);
zij op 23 november 2007, 17 januari 2008 en/of 23 januari 2008 te Langerak,
gemeente Doetinchem, (telkens) al dan niet opzettelijk, zonder daartoe
verleende vergunning, een in of op perceel [perceel] gelegen
inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan
van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel behandelen van de
oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen, zijnde een inrichting genoemd
in Categorie 12.1 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer behorende Bijlage I, heeft veranderd of de werking daarvan heeft
veranderd,
immers werd in de aanvraag milieuvergunning (welke deel uitmaakt van de
milieuvergunning) aangegeven dat in een twee-ploegendienst de werkzaamheden
worden verricht tussen 07.00 uur en 15.00 uur en tussen 15.00 uur en 23.00
uur, terwijl
A.
in de nacht van 22 op 23 november 2007 de chargeerinrichting tot 24.00 uur in
bedrijf was en/of het smelten tot 01.00 uur plaatsvond;
B.
in de nacht van 16 op 17 januari 2008 de chargeerinrichting tot 23.30 uur in
bedrijf was en/of het smelten tot 00.30 uur plaatsvond;
en/of
c.
in de nacht van 22 op 23 januari 2008 de chargeerinrichting tot 23.38 uur in
bedrijf was en/of het smelten tot 00.30 uur plaatsvond;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek / vaststaande feiten
[bedrijf 1 BV] (hierna: [bedrijf 1 BV]), drijft een inrichting als bedoeld in categorie 12.1, bijlage 1 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer aan de [perceel in plaats], kadastraal bekend gemeente Doetinchem, [kadastraal nummer].
Voor het in werking hebben van deze inrichting is door Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland aan [bedrijf 2 BV], rechtsvoorganger van verdachte, vergunning krachtens de Wet Milieubeheer verleend bij besluit van 21 december 1999,2 welke is gewijzigd bij beschikkingen d.d. 29 oktober 20023 en 22 april 20044. Middels deze besluiten is [bedrijf 1 BV] gebonden aan normen met betrekking tot het produceren van onder meer geluid, stof en geuremissie in het kader van het in werking hebben van de inrichting.
Provincie Gelderland heeft mede naar aanleiding van een verzoek om handhaving in het kader van haar toezichthoudende en controlerende taak metingen doen verrichten met betrekking tot de emissie van geluid, stof en geur door (de inrichting van) [bedrijf 1 BV]. Metingen zijn verricht door Bureau Milieumetingen van de Provincie Gelderland. De resultaten daarvan zijn vervat in twee rapporten met betrekking tot geluid, respectievelijk stof en geur.5
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd.
Door het geaccrediteerde bureau van de provincie zijn bij verdachte metingen verricht. Deze metingen zijn verricht conform de daarvoor geldende ISO-normen. Derhalve zijn de metingen betrouwbaar en kan het resultaat ervan gebruikt worden voor het bewijs. Uit deze metingen blijkt dat verdachte, zoals onder de onderdelen A, B en C ten laste gelegd, de in de vergunning vastgelegde normen voor geluid-, stof en geuremissie heeft overschreden. Uit het aanvullend proces-verbaal van juli 2009 blijkt ook dat de metingen juist zijn uitgevoerd en dat er rekening is gehouden met alle relevante omstandigheden. De op initiatief van verdachte verrichte metingen door Tauw, waaruit zou blijken dat verdachte zich aan de vergunningsvoorschriften houdt, doen hier niet aan af, aangezien deze metingen zijn verricht op afspraak. De metingen door de provincie waren onaangekondigd.
Tevens heeft de officier van justitie aangevoerd dat de last onder dwangsom onder meer ziet op andere overtredingen als de onderhavige. Daarnaast heeft verdachte de vergunningsvoorwaarden overtreden. Verdachte is gehouden de vergunningsvoorwaarden na te leven. Hieraan doet het al dan niet bestuurlijk handhaven van de provincie niet af.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft erkend dat er in de nacht is gewerkt. Er is geen sprake van eendaadse samenloop tussen het onder 1 onderdeel A en het onder 2 ten laste gelegde. Het werken in de nacht hoeft immers niet automatisch te leiden tot overschrijding van de maximaal toegestane geluidsbelasting.
De vergunning van verdachte mag dan niet in de weg staan aan bepaalde activiteiten gedurende de nachtperiode, maar het is alleen mogelijk deze bepaalde activiteiten, opstarten en stoppen, waaronder niet valt het continue in bedrijf zijn van de BMD, te verrichten gedurende de "randen" van de nacht.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient hiervan dan ook vrijgesproken te worden.
De verdediging heeft aangevoerd dat de provincie heeft gecontroleerd of [bedrijf 1 BV] de verleende vergunning goed naleeft. Aan verdachte is als gevolg van deze controles een last onder dwangsom opgelegd. Na bezwaar heeft de provincie die beschikking heroverwogen en erkend dat er van slechts één overtreding sprake is, namelijk het werken in de nacht. Voor het overige houdt [bedrijf 1 BV] zich aan de vergunning.
Ten aanzien van het onder 1, onderdeel A ten laste gelegde, is onder meer het volgende aangevoerd. Niet met zekerheid te zeggen is dat de gedane metingen geen verkeersgeluiden van [straat] bevatten en/of andere bedrijven dan verdachte, waaronder het trafostation van Tennet. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de geluidsoverschrijding alleen is toe te schrijven aan de inrichting/bedrijfsactiviteiten van verdachte.
Ten aanzien van het onder 1, onderdeel B ten laste gelegde, is onder meer het volgende aangevoerd. De door de provincie uitgevoerde metingen zijn niet in overeenstemming met de eigen metingen. Uit de eigen metingen is gebleken er geen sprake was van overschrijding van de norm. Daarom moet aangenomen worden dat metingen van de provincie geen juist beeld geven. Ook is gebleken dat bij de metingen van de provincie de meetschijfjes niet egaal verkleurd waren en dat zich losse stofdeeltjes bevonden op de meetschijfjes, hetgeen zich niet kan voordoen bij een correct uitgevoerde meting.
Ten aanzien van het onder 1, onderdeel C ten laste gelegde, is onder meer het volgende aangevoerd. Bij de metingen van de provincie is slechts eenmaal het debiet vastgesteld, hetgeen te onnauwkeurig is voor het correct vaststellen van de geuremissie. Het debiet varieert namelijk voortdurend en moet voor elke meting dan ook apart worden vastgesteld.
Met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde stelt de verdediging dat sprake is van een eendaadse samenloop met de onder 1 onder A ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot het aspect geluid zijn op de data 23 november 2007, 17 januari 2008 respectievelijk 23 januari 2008 gedurende de nachtelijke uren, gelegen tussen 23.00 en 7.00 uur op het beoordelingspunt ter hoogte van adres [adres] waarden gemeten van 44, 49 respectievelijk 51 dB(A),6 waar volgens vergunning maximaal 35 dB(A) is toegestaan.7
Met betrekking tot component stof zijn metingen verricht op 13 maart 2008, met als resultaat een uitstoot met rookgassen van stof door het emissiepunt gieterij (BMD2) van 17 mg/m3, 8 waar volgens vergunning 10 mg/m3 is toegestaan.9
Met betrekking tot het aspect geur zijn metingen verricht op 13 maart 2008, met als resultaat een uitstoot van geur naar de lucht door de koepeloven van 600Mg.e./uur10, waar volgens vergunning 409 Mg.e./uur is toegestaan.11
Tijdens de geluidsmetingen is bij een rondgang door het bedrijf gebleken dat op 23 november 2007, 17 januari 2008 en 23 januari 2008 bedrijfsonderdelen in werking waren na de bedrijfstijd van 23.00 uur. In de nacht van 22 op 23 november 2007 was de chargeerinrichting tot 24.00 uur in bedrijf en vond het smelten tot 01.00 uur plaats. In de nacht van 16 op 17 januari 2008 was de chargeerinrichting tot 23.30 uur in bedrijf en vond het smelten tot 00.30 uur plaats. In de nacht van 22 op 23 januari 2008 was de chargeerinrichting tot 23.38 in bedrijf en vond het smelten tot 03.00 uur plaats.12
Door [directeur], directeur van [bedrijf 1 BV], is het volgende verklaard. In de vergunning van 1999 is vastgelegd dat het bedrijf in werking mag zijn van 07.00 uur tot 23.00 uur. Deze bepaling geldt voor het productieproces. Door een toenemende vraag van producten is het bedrijf gedwongen de productiecapaciteit wat op te rekken, hetgeen betekent dat er langer wordt doorgewerkt dan 23.00 uur en 's ochtends iets eerder wordt begonnen. Hij begrijpt dat dit in strijd is met de aanvraag en dus ook met de verleende vergunning.13
Bij de aanvraag ter verkrijging van de vergunning was een akoestisch onderzoek gevoegd, waarin staat vermeld dat bij [bedrijf 1 BV] gewerkt wordt in twee ploegendiensten en dat de werkzaamheden worden verricht tussen 07.00 uur en 15.00 uur en tussen 15.00 uur en 23.00 uur.14 Blijkens vergunningsvoorschrift 1.1 maken de aanvraag en de bij de aanvraag gevoegde bijlagen deel uit van de vergunning.15
Vastgesteld wordt dat de bevindingen met betrekking tot de overschrijding van de in voorschriften 3.1, 5.1.1 respectievelijk 5.4 van de geldende milieuvergunning vastgelegde normen voortkomen uit metingen, verricht door het Bureau Milieumetingen van de Provincie Gelderland. Het Bureau Milieumetingen van de Provincie Gelderland is door de Raad van de Accreditatie geaccrediteerd voor het verrichten van inspectie-onderzoeken.16 De rapporten met betrekking tot geluid-, respectievelijk stof- en geuremissie bevatten steeds een verantwoording van meetmethoden, wijze van bemonsteringen en metingen , welke ISO-voorschriften en -normen daarbij zijn gehanteerd en welke stappen zijn gezet om te komen tot een bepaling van een meetresultaat. De rapporten zijn derhalve inzichtelijk, toetsbaar en inhoudelijk concludent. De economische politierechter zal derhalve deze rapporten en de daarin vervatte resultaten en conclusies tot uitgangspunt nemen.
Door de verdediging is ten aanzien van de verschillende onderdelen geluid, stof en geur beargumenteerd betoogd, dat gelet op de wijze van meten en de mate waarin daarbij rekening is gehouden met alle relevante, van invloed zijnde factoren, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat een overschrijding van normen toe te rekenen is aan de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1 BV].
Met betrekking tot het onderdeel geluid heeft verdediging gewezen op de invloed van stoorgeluid als gevolg van het verkeer op [straat], alsmede een in de buurt gelegen hoogspanning transformatorstation van het bedrijf Tennet BV. De economische politierechter stelt vast dat in het rapport geluidemissie expliciet aandacht is besteed aan door verkeer op [straat] in de nachtelijke uren veroorzaakt stoorgeluid. Uit de in het rapport met betrekking tot de ten laste gelegde data opgenomen geluidsprofielen17 blijkt van een constant geluid, onderbroken door pieken, welke zijn toe te schrijven aan passerend verkeer. Daartegenover is door de verdediging geen enkel concreet gegeven ingebracht dat aan deze meting afdoet. Hetgeen door de verdediging is gesteld met betrekking tot het door het transformatorstation geproduceerde tonale geluid treft evenmin doel, nu blijkens het ingebrachte stuk18 het veroorzaakte geluidsniveau zich beweegt tussen 35 dB(A) en 41 dB(A), terwijl de vastgestelde, aan [bedrijf 1 BV] toe te rekenen geluidsniveaus reeds daarboven uitgaan.
Met betrekking tot het aspect stof heeft de verdediging gesteld dat de metingen aan de BMD 2 niet op correcte wijze zijn verricht, hetgeen blijkt uit het ontbreken van een egale verkleuring van het monsterfilter, alsmede de aanwezigheid van stofdeeltjes van een grove fractie op het monsterfilter. In de door de officier van justitie ingebrachte reactie, opgesteld door [naam A] en [naam B], wordt beargumenteerd weerlegd dat en waarom deze aspecten juist een aanwijzing vormen voor een onjuiste, want te hoge concentratie van stofdeeltjes in de uitstoot door de BMD 2/Groot.19 Evenmin kan aan de resultaten van de metingen afdoen het door de verdediging ingebrachte argument dat door een door verdachte ingeschakeld bureau metingen zijn gedaan waaruit blijkt dat de normen met betrekking tot stof uitstoot niet worden overschreden, nu deze metingen allen zien op een andere datum dan is ten laste gelegd. De economische politierechter ziet derhalve geen reden te twijfelen aan de uitkomsten van de verrichte metingen naar concentraties van stof op 13 maart 2008.
Met betrekking tot het aspect geuremissie door de koepeloven is door de verdediging betoogd dat bij de vaststelling van de geurvracht fouten zijn gemaakt, nu niet bij elk van de 3 deelmonsternemingen opnieuw het debiet is vastgesteld. Daarbij stelt de verdediging kort gezegd dat het debiet, bijvoorbeeld wegens wisselende temperaturen in de oven kan fluctueren binnen zelfs enkele minuten, zodat niet kan worden volstaan met het eenmalig vaststellen van het debiet als basis voor de uiteindelijke berekening van de geuremissie. Hierop is gereageerd door [naam A] en [naam B] met een verwijzing naar de meethistorie van de provincie op dit punt, wat laat zien dat weinig fluctuaties bestaan op dit punt en hetgeen wordt bevestigd door de stofmetingen die op hetzelfde moment zijn uitgevoerd.20 Bij brief van 14 oktober 2009 heeft de verdediging ter illustratie nadere gegevens met betrekking tot metingen van het debiet ingebracht, waaruit naar voren komt dat het debiet bij afzonderlijke 3 deelmetingen niet steeds hetzelfde is.
De economische politierechter stelt in dit verband vast dat in het rapport met betrekking tot stof- en geuremissie van de koepeloven zowel op pagina 58 als 59 onder het kopje 'Afgasgegevens' gegevens zijn opgenomen over het debiet.21 Daarbij valt op dat op beide pagina's deze gegevens alleen zijn opgenomen onder kolom 1 en op alle onderdelen volstrekt overeenkomen. Dit maakt niet waarschijnlijk dat sprake is van (gegevens van) verschillende debietmetingen, doch veeleer dat de gegevens van één en dezelfde debietmeting zijn vermeld bij zowel de meetgegevens van stof als van geur. Tegen die achtergrond vormt de reactie van [naam A] en [naam B] zonder - thans ontbrekende - nadere argumentatie of toelichting onvoldoende weerlegging van het namens verdachte met betrekking tot de vaststelling van het debiet gestelde. Dat brengt de economische politierechter tot de conclusie dat niet kan worden uitgesloten dat de in het rapport neergelegde berekening en vaststelling van geuremissie onvolkomenheden bevat, en wel van dien aard dat hij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte op het onderdeel geur de in de geldende milieuvergunning vastgelegde normen heeft overtreden. De economische politierechter zal de verdachte van dit onderdeel dan ook van vrijspreken.
Hetgeen door de verdediging is aangevoerd met betrekking tot de verschillende bestuursrechtelijke handhavingprocedures kan naar het oordeel van de economische politierechter buiten beschouwing blijven. Uit de voorhanden zijnde stukken daaromtrent blijkt immers niet van feiten en omstandigheden, welke afdoen aan de vaststellingen welke ten grondslag liggen aan de aan verdachte gemaakte verwijten zoals ten laste gelegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is door de verdediging aangevoerd dat er sprake is van eendaadse samenloop. Het in afwijking van de verleende vergunning buiten werktijden een inrichting in werking hebben impliceert niet ook geluidsoverlast. Daarvoor is een apart handelen mede vereist. Het door de verdediging gevoerde verweer wordt door de economische politierechter dan ook verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij te Langerak, gemeente Doetinchem, terwijl aan de [bedrijf 2 BV], door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bij besluit van 21 december 1999 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend (gewijzigd bij beschikking de dato 29 oktober 2002 en 22 april 2004) tot het in de gemeente Doetinchem op het perceel [perceel], kadastraal bekend gemeente Doetinchem, [kadastraal nummer], oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel behandelen van de oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen, zijnde een inrichting als bedoeld in categorie 12.1, van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich, opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers:
A.
het (invallend) equivalente geluidsniveau (LAeq) (zonder reflecties van de achterliggende gevel), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen, werktuigen, en/of installaties en/of door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, bedroeg op het beoordelingspunt 3 (ter hoogte van [adres]) op 23 november 2007, 17 januari 2008 en 23 januari 2008 telkens in de nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur),
-respectievelijk- (afgerond) 44, 49 en 51 dB(A);
B.
bedroeg op 13 maart 2008 voor component stof, de uitworp met de rookgassen dan wel afgevoerde lucht door het emissiepunt gieterij (BMD 2) ongeveer 17 mg/nm³.
zij op 23 november 2007, 17 januari 2008 en 23 januari 2008 te Langerak, gemeente Doetinchem, telkens opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een op perceel [perceel] gelegen inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel behandelen van de
oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 12.1 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, de werking daarvan heeft veranderd, immers werd in de aanvraag milieuvergunning (welke deel uitmaakt van de milieuvergunning) aangegeven dat in een tweeploegendienst de werkzaamheden worden verricht tussen 07.00 uur en 15.00 uur en tussen 15.00 uur en 23.00 uur, terwijl
A.
in de nacht van 22 op 23 november 2007 de chargeerinrichting tot 24.00 uur in bedrijf was en het smelten tot 01.00 uur plaatsvond;
B.
in de nacht van 16 op 17 januari 2008 de chargeerinrichting tot 23.30 uur in bedrijf was en het smelten tot 00.30 uur plaatsvond;
en
C.
in de nacht van 22 op 23 januari 2008 de chargeerinrichting tot 23.38 uur in bedrijf was en het smelten tot 00.30 uur plaatsvond.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de verdediging is aangevoerd dat het werken in de nachtelijke periode legaliseerbaar is. Gelet daarop is vervolging van [bedrijf 1 BV] niet opportuun en dient verdachte ten aanzien hiervan van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Door de officier van justitie is aangevoerd dat uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat het zeer de vraag is of werken in de nacht legaliseerbaar is. Overigens laat het eventueel legaliseerbaar zijn onverlet dat er op het ten laste gelegde moment sprake is van een overtreding van de vergunningsvoorschriften.
De economische politierechter is van oordeel dat verdachte strafbaar is. Verdachte heeft de vergunningsvoorschriften, zoals deze ten tijde van het ten laste gelegde golden, overtreden. Een dergelijke overtreding is strafbaar gesteld en verdachte is hiervoor strafbaar. Dat een dergelijke overtreding in de toekomst eventueel legaliseerbaar is, doet niet af aan de strafbaarheid.
Verdachte is strafbaar, nu verder ook van geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van
€ 50.000,--, waarvan € 30.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat verdachte de vergunningsvoorschriften meermalen heeft overtreden. Deze overtredingen leverden hinder op voor de omwonenden. Zij hebben veel last gehad van de overtredingen. Hoewel verdachte op de hoogte was van de klachten van de omwonenden vonden de overtredingen toch plaats. In middels vindt er overleg plaats tussen provincie en het bedrijf en lijkt verdachte zich aan de vergunningsvoorschriften te houden, derhalve kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke geldboete.
Door en namens verdachte is gesteld dat volstaan dient te worden met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, subsidiair een geldboete. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat [bedrijf 1 BV] de laatste jaren veel maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van geluids-, stof- en geuroverlast. Daarnaast heeft verdachte nooit de intentie gehad de milieuvergunning moedwillig te overtreden.
De economische politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meermalen gehandeld in strijd met de aan hem verleende milieuvergunning. De vergunningsvoorwaarden hebben als doel het beschermen van en het beperken van gevaar en overlast voor het milieu alsmede voor de bewoners in de directe omgeving van het bedrijf. Het overtreden van dergelijke voorschriften kan dan ook ernstige gevolgen hebben voor de kwaliteit en leefbaarheid van het milieu, alsmede de gezondheid en welbevinden van in de nabijheid van de inrichting wonende personen. Verdachte heeft door het overtreden van de vergunningsvoorwaarden het milieu benadeeld en overlast voor de directe omgeving veroorzaakt.
Verdachte maakt bij de werkzaamheden in haar bedrijf gebruik van een meet- en waarschuwingssysteem voor de uitstoot van stof, om te waarborgen dat het zich aan de vergunningsvoorschriften kan houden. Dat zich niettemin op een vrij willekeurig, niet aan een incident of calamiteit gerelateerd moment een overschrijding van de vastgestelde norm voor stof heeft voorgedaan, roept vragen op met betrekking tot de deugdelijkheid, accuratesse, instellingen en onderhoud van dit systeem. Verdachte heeft zich in elk geval ten tijde in geding op die punten onvoldoende kritisch en alert getoond. Dit is laakbaar, omdat dergelijke waarborgen noodzakelijk zijn om binnen de voorwaarden van de vergunning te kunnen werken.
Verdachte heeft weliswaar enerzijds inspanningen verricht om te voldoen aan milieuvoorschriften, maar creëert vervolgens, door te anticiperen op vermeend vergunbare kwesties, situaties waarbij vergunningvoorschriften worden overtreden, zonder dat er op dat moment nog concreet zicht op legalisatie van de overtreding bestaat. Verdachte heeft onder meer eigenhandig de productietijden opgerekt, zonder daarvoor de noodzakelijke vergunningswijziging aan te vragen, ondanks dat verdachte wist dat het oprekken van de productietijden op grond van de huidige vergunning niet mogelijk was. Enkel op grond van economische redenen heeft verdachte gekozen zich niet aan de vergunningsvoorwaarden te houden.
De economische politierechter weegt bij de strafoplegging ook mee dat in het kader van bestuursrechtelijke handhaving aan verdachte meermalen een last onder dwangsom is opgelegd, teneinde herstel van de rechtmatige toestand zoals vergund te bereiken.
De economische politierechter zal aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen. Het voorwaardelijke deel dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 8.1 en 18.18 van de Wet milieubeheer.
* verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2. overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 40.000,--;
* bepaalt, dat een gedeelte van de geldboete, groot € 20.000,--, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600/08-205370, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Apeldoorn, Regionaal Milieuteam, gesloten en ondertekend op 15 juli 2008.
2 Beschikking d.d. 21 december 1999, bijlage 7, dossierpagina's 162 t/m 231.
3 Beschikking d.d. 29 oktober 2002, bijlage 7b, dossierpagina's 251 t/m 277.
4 Beschikking d.d. 22 april 2004, bijlage 7c, dossierpagina's 278 t/m 293.
5 (Stam)proces-verbaal, dossierpagina 4 t/m 8
6 Controle van de geluidimmissie in de omgeving van [bedrijf 1 BV], bijlage 3, dossierpagina's 17 t/m 41.
7 Beschikking d.d. 21 december 1999, voorschrift 3.1, bijlage 7, dossierpagina's 209 en 210.
8 Stof- en geurmetingen bij [bedrijf 1 BV], bijlage 4, dossierpagina's 42 t/m 69.
9 Beschikking d.d. 21 december 1999, voorschrift 5.1.1, bijlage 7, dossierpagina's 219 en 220.
10 Stof- en geurmetingen bij [bedrijf 1 BV], bijlage 4, dossierpagina's 42 t/m 69.
11 Beschikking d.d. 22 april 2004, voorschrift 5.4, bijlage 7c, dossierpagina 291.
12 Controle van de geluidimmissie in de omgeving van [bedrijf 1 BV], bijlage 3, dossierpagina's 22 en 23.
13 Proces-verbaal van verhoor [directeur bedrijf 1 BV], bijlage 2, dossierpagina's 13 t/m 15.
14 (Stam)proces-verbaal, dossierpagina 6.
15 Beschikking d.d. 21 december 1999, voorschrift 3.1, bijlage 7, dossierpagina 206.
16 Accreditatie Bureau Milieumetingen Arnhem, verleend op 27 april 20066, bijlage 8, dossierpagina 294.
17 Controle van de geluidimmissie in de omgeving van [bedrijf 1 BV], bijlage 3, dossierpagina's 38.
18 Bijlage 2 behorende bij de brief van de raadsvrouw d.d. 2 september 2010.
19 Punt 8 van bijlage 8 behorende bij het aanvullend proces-verbaal d.d. 16 juli 2009, ongenummerd.
20 Punt 11 van bijlage 8 behorende bij het aanvullend proces-verbaal d.d. 16 juli 2009, ongenummerd.
21 Stof- en geurmetingen bij [bedrijf 1 BV], bijlage 4, dossierpagina's 58 en 59.