ECLI:NL:RBZUT:2010:BN8803
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Kleinrensink
- A. van Valderen
- J. Boerwinkel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende onderbouwing van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een strafzaak tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor oplichting. De officier van justitie stelde dat het te ontnemen bedrag € 131.208,00 bedroeg, gebaseerd op een berekening die was gemaakt in een rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 17 september 2010 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat zijn cliënt geen voordeel had genoten, aangezien hij geld had opgenomen en weer had gestort, en dat hij een betalingsregeling had getroffen met de bank. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende feitelijk was onderbouwd. Er ontbrak een duidelijke berekening in het rapport en het dossier bood onvoldoende bewijs voor de gestelde bedragen. Gezien deze tekortkomingen heeft de rechtbank besloten de ontnemingsvordering af te wijzen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.