ECLI:NL:RBZUT:2010:BN8803

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/801650-08 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van Valderen
  • J. Boerwinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende onderbouwing van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een strafzaak tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor oplichting. De officier van justitie stelde dat het te ontnemen bedrag € 131.208,00 bedroeg, gebaseerd op een berekening die was gemaakt in een rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 17 september 2010 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat zijn cliënt geen voordeel had genoten, aangezien hij geld had opgenomen en weer had gestort, en dat hij een betalingsregeling had getroffen met de bank. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende feitelijk was onderbouwd. Er ontbrak een duidelijke berekening in het rapport en het dossier bood onvoldoende bewijs voor de gestelde bedragen. Gezien deze tekortkomingen heeft de rechtbank besloten de ontnemingsvordering af te wijzen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801650-08 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 1 oktober 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
naar aanleiding van de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1972],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat te Doetinchem.
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van
1 oktober 2010, is de veroordeelde, voor zover hier van belang, ter zake van het in de tegen hem gevoerde strafzaak bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
Primair: Oplichting, meermalen gepleegd,
tot straf veroordeeld.
Onderzoek van de zaak
De behandeling van de vordering heeft plaatsvonden op de terechtzitting van 17 september 2010. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Beoordeling van de vordering
1. De officier van justitie heeft in de aan de veroordeelde betekende vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, het te ontnemen en aan de Staat te betalen bedrag gesteld op € 131.208,00,-.
De officier van justitie heeft zijn vordering ter terechtzitting van 17 september 2010 gehandhaafd.
2. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen voordeel heeft genoten. Veroordeelde heeft geld opgenomen en ook weer gestort. Nu hij met de [naam bank] een betalingsregeling heeft getroffen, is veroordeelde ervan uitgegaan dat de zaak is afgerond. Als de ontnemingsvordering wordt toegewezen zal veroordeelde zijn leven lang moeten afbetalen. Om de betalingsregeling met de [naam bank] te kunnen treffen heeft veroordeelde geld geleend bij vrienden. Die leningen moet veroordeelde ook afbetalen.
3. Met betrekking tot de vordering overweegt de rechtbank als volgt. In het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel1 is voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van het in de aangifte vermelde schadebedrag van € 209.173,42. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven, dat in de tenlastelegging in de strafzaak wordt uitgegaan van een bedrag van € 186.208,63. Dit bedrag is volgens het Openbaar Ministerie het schadebedrag dat naar aanleiding van het opgemaakte proces-verbaal kan worden berekend. Op dit bedrag is volgens de officier van justitie het bedrag in mindering gebracht dat de verdachte aan de [naam bank] heeft terugbetaald, te weten € 55.000,-. Dit betekent dat het bedrag van € 131.208,- als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van het door de officier van justitie gestelde wederrechtelijke verkregen voordeel onvoldoende feitelijk is onderbouwd, nu een berekening in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ontbreekt en uit het dossier ook overigens onvoldoende blijkt hoe het gestelde wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. Gelet op het voorgaande dient de vordering te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank wijst de ontnemingsvordering van 18 augustus 2010 af.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van Valderen en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2010.
Voetnoot:
1 Het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, rapportnummer PL0640/08-208298, opgemaakt en gesloten op 14 november 2008 door rapporteur [naam], hoofdagent-rechercheur te Doetinchem.