ECLI:NL:RBZUT:2010:BN9299

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580273-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Krijger
  • Davids
  • Van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte A, die werd beschuldigd van diverse delicten met betrekking tot drugs en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte gedurende de periode van 1 april 2009 tot en met 27 september 2009 opzettelijk hennep en hasjiesj naar Duitsland heeft vervoerd en deze middelen in Nederland heeft gehad. Daarnaast heeft hij een wapen van categorie III, een Walther pistool, en munitie voorhanden gehad. De rechtbank heeft de betrokkenheid van verdachte bij de drugshandel en de teelt van hennepplanten in Doetinchem vastgesteld, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en de resultaten van observaties en telefoontaps als bewijs gebruikt. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard en dat er sprake was van pressie bij het verkrijgen van verklaringen van medeverdachten. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Uiteindelijk werd verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van drugshandel. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een wapen en een weegschaal, die aan het verkeer zullen worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580273-09
Uitspraak d.d.: 1 oktober 2010
Tegenspraak / dip/oip/oip/aangezegd
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats] (Marokko) op [1981],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 januari 2010, 9 maart 2010, 15 juni 2010 en 17 september 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 september 2010 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2009
tot en met 27 september 2009,
te Zutphen en/of in de gemeente Montferland, en/of elders in Nederland, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht (in de zin van artikel 1, lid 5 van de Opiumwet),
een of meerdere kilo's, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep en/of een of meerdere kilo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesh (een) middel(en) als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans
eenmaal (telkens),
- die hennep en/of hasjiesj naar Duitsland gebracht en/of
- die hennep en/of hasjiesj met bestemming naar Duitsland vervoerd en/of
- die hennep en/of hasjiesj met bestemming naar Duitsland ten vervoer
aangeboden en/of aangenomen;
art 3 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 28 september 2009, te Zutphen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
a) (in een pand aan [adres 1]), (in totaal) ongeveer 1055,79 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd en/of
b) (in een pand aan het [adres 2]), (in totaal) ongeveer 1258,57 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd en/of (in totaal) 880,78, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 28 september
2009, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan
[adres 3]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 639, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 28 september 2009, te Zutphen, tezamen en in vereniging
met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een
pistool (Walther TFH, kal. 221), en/of munitie van categorie III, te weten een
aantal (6) patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Vanaf november 2008 heeft de politie meerdere keren informatie ontvangen van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid en via Meld Misdaad Anoniem over drugshandel in Zutphen. Zo is op 4 november 2008 via Meld Misdaad Anoniem een melding2 ontvangen dat de broers [verdachte A] en [medeverdachte B] dealen in grote hoeveelheden drugs in Zutphen. De mannen zouden eigenaar zijn van [café], gevestigd aan het [adres 2 te plaats], en [pizzeria A] dat daarnaast gelegen is. [medeverdachte B] zou zich bezighouden met de hennephandel en [verdachte A] met de handel in cocaïne. De mannen zouden zich verplaatsen in een witte Mercedes bus en een grijze Mercedes personenauto. Eind november 2008 heeft de politie informatie van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid3 ontvangen dat [medeverdachte B] groot is in de cokehandel. Op 22 februari 2009 is een melding via Meld Misdaad Anoniem ontvangen4 dat [medeverdachte B] een van de grootste drugsjongens is in de omgeving van Zutphen. Hij zou verschillende horecazaken hebben, waaronder [pizzeria B] [naam plein]s 4] en [café], ook aan het [naam plein], die hij als dekmantel gebruikt om de drugshandel te verbergen.
Naar aanleiding van onder meer de genoemde meldingen is in overleg met de officier van justitie besloten een strafrechtelijk onderzoek te starten. Daarbij is gebruik gemaakt van bijzondere opsporingsmethoden, waaronder stelselmatige observatie, het plaatsen van peilbakens onder auto's en het tappen van telefoongesprekken. Het onderzoek heeft geleid tot onder meer de aanhouding op 28 september 2009 van [verdachte A] (verdachte).
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit voor feit 2, onder b, en feit 3. Wat betreft feit 2 onder a en feit 4 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De raadsman heeft primair bepleit het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren, enerzijds omdat verdachte wel en medeverdachte [medeverdachte D] niet wordt vervolgd, hetgeen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, en anderzijds omdat de voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte D] bij de politie onder pressie zouden zijn verkregen.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt:
Gelijkheidsbeginsel
Het Openbaar Ministerie heeft grote vrijheid in de keuze welke verdachten wel of niet in een strafzaak worden vervolgd. De vraag of er strijd is met de ongeschreven beginselen van behoorlijk procesrecht, in casu het gelijkheidsbeginsel, zou kunnen worden opgeworpen indien in vergelijkbare gevallen het Openbaar Ministerie zonder enige motivering de een wel en de ander niet vervolgt. In deze zaak is daarvan geen sprake. Afgezien van de omstandigheid dat de betrokkenheid van [medeverdachte D] (mogelijke koper van de drugs) en verdachte (mogelijke verkoper van de drugs) een geheel andere lijkt te zijn is de keus van het Openbaar Ministerie om [medeverdachte D] in beginsel niet te vervolgen maar een eventuele vervolging aan de Duitse justitie over te laten, zoals de officier van justitie ter terechtzitting heeft gesteld, niet onbegrijpelijk en rechtens aanvaardbaar nu de strafbare feiten waarvan [medeverdachte D] wordt verdacht zich ook op Duits grondgebied hebben voorgedaan. Het standpunt van verdachte dat het Openbaar Ministerie het onderzoek onevenredig op verdachte heeft gericht en er daardoor "tunnelvisie" is ontstaan deelt de rechtbank evenmin. In de informatie van de CIE wordt verdachte aangeduid als degene die zich op grote schaal met drugshandel zou bezighouden. Dat een onderzoek zich vervolgens met name op verdachte concentreert ligt dan voor de hand. Overigens zijn ook andere verdachten onderwerp van onderzoek geweest en zijn zij naar aanleiding daarvan ook vervolgd. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank dit verweer.
Pressieverbod
De rechtbank verwerpt het verweer dat de voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte D] bij de politie onder pressie zouden zijn verkregen. Niet is gebleken dat [medeverdachte D] zijn verklaringen onder druk heeft afgelegd. [medeverdachte D] heeft na zijn aanhouding voortdurend contact kunnen onderhouden met zijn raadsman. Hij heeft er op enig moment zelf voor gekozen een verklaring af te leggen. [medeverdachte D] heeft toen verklaard5: "Ik heb wel overleg gehad met mijn advocaat en hij zegt dat ik niets moet verklaren. Ik wil echter wel een verklaring afleggen over wat ik heb gedaan, want dat is gewoon het beste. Ik doe dit uit vrije wil en om de zaak goed af te sluiten en mijn goede wil te tonen". Dat geen druk is uitgeoefend leidt de rechtbank voorts af uit de beantwoording van de diverse vragen die vervolgens aan [medeverdachte D] zijn gesteld. Met betrekking tot een groot deel daarvan beroept [medeverdachte D] zich op zijn zwijgrecht.
Subsidiair heeft de raadsman uitsluiting van de verklaringen van [medeverdachte D] voor het bewijs bepleit, enerzijds omdat het pressieverbod is overtreden en anderzijds omdat [medeverdachte D] bij de rechter-commissaris zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en de raadsman van verdachte daardoor de verklaring die [medeverdachte D] bij de politie heeft afgelegd niet kan toetsen. Analoog aan het Luca arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens kan volgens de raadsman de verklaring niet voor het bewijs gebruikt worden nu de bewezenverklaring grotendeels hierop gebaseerd zal zijn.
De rechtbank verwijst met betrekking tot het pressieverbod naar hetgeen zij daarover in het voorgaande heeft geoordeeld. Wat het toetsingsrecht betreft merkt de rechtbank op dat [medeverdachte D] mede op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris is gehoord. Dat [medeverdachte D] zich bij die gelegenheid op zijn zwijgrecht heeft beroepen doet geen afbreuk aan de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Dit geldt des te meer nu de bewezenverklaring niet uitsluitend zal zijn gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte D]. Het bewijs tegen verdachte wordt naast de belastende verklaring van [medeverdachte D] namelijk ondersteund door de resultaten van observaties en afgeluisterde telefoongesprekken. In die zin is deze zaak niet te vergelijken met de zaak van het Luca arrest. De Hoge Raad heeft overigens recentelijk een arrest van het Hof Den Haag bevestigd waarin een verweer zoals de raadsman hier voert heeft verworpen. (HR 5-1-2010, LJN: BJ6932). De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen.
Verbalisant heeft gerelateerd6 dat op 22 en 23 september 2009 telefoongesprekken zijn afgeluisterd tussen verdachte met medeverdachte [medeverdachte D], en verdachte met medeverdachte [medeverdachte E]. Daaruit kwam naar voren dat verdachte drugs zou leveren aan [medeverdachte D]. [medeverdachte E] zou zorgen voor het transport. Verbalisant heeft post gevat nabij de woning van [medeverdachte E] en heeft gezien dat [medeverdachte E] aan kwam rijden in een grijze Ford Fiesta met kenteken [kenteken 1]. Hij parkeerde naast een rode Audi 80. Hij opende de kofferbak van beide auto's. Uit de kofferbak van de Ford Fiesta haalde hij twee volle Big Shoppers. Deze plaatste hij in de kofferbak van de Audi. De Audi is korte tijd later vertrokken. Uit afgeluisterde gesprekken is gebleken dat [medeverdachte E] naar Duitsland is gereden en de tassen bij [medeverdachte D] heeft afgeleverd.
Uit de vertaalde weergave van tapgesprekken, gevoerd tussen verdachte (telefoonnummer [telefoonnummer A]) en [medeverdachte D] (telefoonnummer [telefoonnummer B]), komt naar voren dat zij op 22 september 2009 telefonisch contact hebben gehad, waarbij zij spreken over het bij [medeverdachte D] brengen van goederen. [medeverdachte D] vraagt aan verdachte of 'morgen goed is'. Verdachte antwoordt bevestigend7. [medeverdachte D] gaat vervolgens in op de kwaliteit van hetgeen geleverd moet worden. Hij zegt dat hij van het 'gewone' t-shirt alleen wat wil als dat 'van dat andere' is. Hij heeft daar weliswaar niets meer van, maar de mensen willen het niet meer hebben. Hij zal verdachte wel laten zien wat er aan de hand is: het stinkt naar verbrand haar. Onder de microscoop zie je er echter niks aan, aldus [medeverdachte D]. Verdachte zegt dat hij de planten heeft , hij heeft gezien toen er geknipt werd. Hij weet niet wat er mis is gegaan.
Verdachte belt kort daarna met medeverdachte [medeverdachte E] en zegt dat [medeverdachte E] "zijn telefoon morgenvroeg moet aanhouden"8.
Op 23 september 2009 hebben meerdere telefoongesprekken plaats gevonden tussen verdachte en [medeverdachte D], alsmede tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte E]. In chronologische volgorde geplaatst is de weergave van deze gespreken als volgt:
- 10:17:10 uur belt [medeverdachte D] naar verdachte9. Verdachte zegt dat hij op die jongen wacht en dan op weg gaat.
- 11:05:07 uur belt verdachte naar [medeverdachte D]10 en zegt dat hij nog op die klootzak zit te wachten. Hij kan goedkoop aan 'die dure' komen en hij wil weten of [medeverdachte D] daar wat mee kan. [medeverdachte D] zegt daarop: "misschien". Hij vraagt of verdachte 'die dure, die andere' ook meebrengt.
- 12:22:10 uur belt [medeverdachte D] naar verdachte11. Verdachte zegt dat hij over 20 minuten gaat rijden. [medeverdachte D] geeft aan dat hij een probleem heeft: hij moet naar de tandarts om twee uur. Verdachte geeft aan dat ze het dan later maken: ze komen als [medeverdachte D] terug is van de tandarts. [medeverdachte D] denkt om drie uur terug te zijn, waarop verdachte zegt dat niet hij komt, maar dat die donkere jongen zal komen. [medeverdachte D] informeert dan of hij hem de rest van het geld zal meegeven. Verdachte antwoordt daarop bevestigend.
- 13.51.31uur belt verdachte naar [medeverdachte E]12. [medeverdachte E] zegt kom eraan. Verdachte zegt kom naar buiten.
- 15.15.44 uur belt [medeverdachte D] naar verdachte13. Verdachte denkt dat 'hij' er over 40 minuten is. Hij rijdt in een Ford Fiesta, een kleine auto.
- 15.34.07 uur belt verdachte naar [medeverdachte E]14. Hij vraagt waar [medeverdachte E] is. [medeverdachte E] zegt dat hij halverwege is en 20 km van Oberhausen is.
- 15:48:48 uur belt verdachte naar [medeverdachte D]15. Verdachte zegt: "de gewone (regular) zit in de blauwe tas en in de zwarte tas zitten twee zakken in één...dat is de dure. Dan is er eentje... en dat is de goedkoopste. [medeverdachte D] informeert hoeveel de 'goedkopere' kost. Verdachte antwoordt dat de 'goedkoopste' 1200 is. Hij denkt dat 'hij' met 20 minuten bij [medeverdachte D] is.
- 16.12.18 uur belt [medeverdachte D] naar verdachte16. Verdachte informeert of 'hij' er is. [medeverdachte D] zegt dat 'hij' al weg is. Vervolgens gaat het gesprek over de levering. [medeverdachte D] is niet tevreden, omdat in één van de tassen die hij heeft ontvangen erg veel 'fucht' zit. Verdachte zegt dat hij maar even moet kijken wat droog is en wat vochtig en dan maken ze een prijs af.
- 16.29.36 uur belt [medeverdachte D] naar verdachte17. [medeverdachte D] is niet tevreden over de kwaliteit. Hij heeft het uitgespreid en er zitten veel steeltjes in en heel erg veel 'growth'. Volgens [medeverdachte D] is dat pulver. Bovendien was de andere bovenin goed, maar onderin niet. Het ruikt wel hetzelfde als wat verdachte hem in de auto heeft gegeven, maar het ziet er niet hetzelfde uit. Dat was A-kwaliteit en dit is C- of D-kwaliteit, aldus [medeverdachte D].
Wat betreft de telefoonnummers wordt opgemerkt dat medeverdachte [medeverdachte D] heeft verklaard18 dat hij thans gebruik maakt van een telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer B]. Medeverdachte [medeverdachte F] heeft verklaard19 dat hij het telefoonnummer [telefoonnummer A] van verdachte heeft.
[medeverdachte D], woonachtig in [plaats] (Duitsland) aan de [adres 5], heeft verder verklaard20 dat hij cannabis heeft gekocht van verdachte. Hij heeft vanaf april 2009 contact met verdachte en hij heeft verdachte in een coffeeshop leren kennen21. Verdachte wilde voor hem wel diverse softdrugs, te weten cannabis en hasj, naar Duitsland brengen. Meestal betrof het cannabis. Hiermee bedoelt hij wiet. Telefonische bestelde hij softdrugs bij verdachte. Verdachte kwam dan één keer per 7 à 10 dagen met de auto naar Duitsland. Ook een persoon die hij, [medeverdachte D], [bijnaam] noemt, kwam wel eens om hennep te brengen. Verdachte bracht de hash altijd zelf. Op de vraag welke soorten drugs hij kreeg heeft [medeverdachte D] verklaard dat hij Powerplant, Haze en Kruimels kreeg. Powerplant was de soort die ze "regular" noemden. Haze was de soort die ze "expensive" noemden en Kruimels was de soort die ze "small" noemden. Als de "regular" van een te slechte kwaliteit was, moest hij de prijs van "small" voor de geleverde regular betalen. Ook als er een ander woord achter small, regular of expensive stond, zoals bijvoorbeeld 'socks' of 'shirts', dan werd toch steeds cannabis/hennep, in ieder geval drugs, bedoeld, aldus [medeverdachte D]22. Op foto's die hem zijn getoond heeft [medeverdachte D] [bijnaam] [medeverdachte E] en verdachte herkend23.
Uit de verklaring van [medeverdachte D] kan worden opgemaakt dat er vaker drugs aan hem zijn geleverd door verdachte dan wel in opdracht van hem.
Uit het proces-verbaal komt naar voren dat de officier van justitie op 17 april 2009 het bevel heeft gegeven tot stelselmatige observatie van verdachte. Daarbij is bepaald dat ter uitvoering van het bevel als technisch hulpmiddel registrerende plaatsbepalingapparatuur zou worden aangewend. Verdachte heeft verklaard24 dat hij een Chrysler Sebring bezit en dat hij de enige is die in de Chrysler rijdt25. Onder deze Chrysler is plaatsbepalingapparatuur geplaatst. Uit de bakengegevens komt naar voren dat de auto op 8, 12 en 17 mei 2009 naar [plaats] is gereden. Daarbij is de auto volgens de bakengegevens in de gemeente Montferland de grens overgegaan en onder meer gepeild in de omgeving waar medeverdachte [medeverdachte D] woonachtig is.
Op 4 juni 2009 is verdachte geobserveerd26. Waargenomen werd dat om verdachte om 18.25 uur met zijn Chrysler Sebring met het kenteken [kenteken 2] stopt op de [adres te plaats] ter hoogte van [perceel nummer]. Hij blijft in de auto zitten. Vervolgens komt een Opel Zafira met een Duitse kentekenplaat, kenteken [kenteken 3], aanrijden. De Opel Zafira stopt ter hoogte van de Chrysler. Gezien wordt dat verdachte uit zijn auto stapt. Uit de Opel Zafira stappen een man en twee vrouwen. Ze gaan de portiek in die toegang geeft tot de [adres 10 te plaats]. Om 19.18 uur komen verdachte en de man en de twee vrouwen uit de portiek. Verdachte vertrekt met de Chrysler. Om 21.02 uur is waargenomen dat verdachte, de man en de twee vrouwen op de Zaadmarkt te Zutphen in de Chrysler van verdachte stappen. De Chrysler stopt om 21.05 uur op de [adres te plaats]. De man en de twee vrouwen stappen uit de Chrysler en stappen vervolgens in de Opel Zafira met het kenteken [kenteken 3].
De Opel Zafira is op 4 juni 2009 omstreeks 21.30 uur gecontroleerd op de A34827. Daarbij bleek dat medeverdachte [medeverdachte D] de bestuurder was van de auto. Hij was samen met twee vrouwen. Vanuit de auto is om 23:04:04 uur met het telefoonnummer [telefoonnummer C] gebeld naar verdachte. In het gesprek zegt een man dat ze zijn achtervolgd door de politie en dat ze daarna zijn gecontroleerd door de politie. De rechtbank maakt hieruit op dat genoemd telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte D].
Tussen het nummer [telefoonnummer C] dat gelet op het voorgaande kan worden toegeschreven aan [medeverdachte D], en het nummer van verdachte hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden. Zo is op 16 mei 2009 om 19:55:07 uur een gesprek getapt tussen [medeverdachte D] en verdachte28 waarin verdachte zegt dat hij denkt dat hij 4 à 5 honderd brengt en dat hij nog ander spul krijgt, 'de goede...weet je wel: wat ik je gegeven heb'. [medeverdachte D] vraagt of hij de kleine dvd bedoelt, waarop verdachte zegt: 'ja de kleine dvd...kun jij die verkopen.
[medeverdachte D] heeft verklaard29 dat met dvd's hennep wordt bedoeld.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het meermalen opzettelijk drugs vervoeren en afleveren in het buitenland gelet op de genoemde bewijsmiddelen in samenhang met verdachtes verklaring30 dat de drugs die in de panden [adres 1 te plaats] en [adres 2 te plaats] zijn aangetroffen van hem zijn. Met betrekking tot de bewijsmiddelen betreffende de drugs verwijst de rechtbank naar de overwegingen ten aanzien van feit 2.
Feit 2
[adres 1 te plaats]
Op 28 september 2009 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het perceel [adres 1 te plaats]31. Uit het proces-verbaal kan worden afgeleid dat daarbij actief is gezocht naar drugs. Verbalisant [verbalisant A] heeft in dit verband gerelateerd32 dat hij speurhondengeleider is en dat hij in het bezit is van een gecertificeerde speurhond verdovende middelen, genaamd [speurhond]. Op 28 september 2009 heeft verbalisant een onderzoek ingesteld op het adres [adres 1 te plaats]. Hij zag en hoorde dat [speurhond] op de eerste verdieping in een hoek naast/achter een kledingkast op de vloer begon te krabben en dat hij begon te blaffen. Ook in een inpandige kast begon [speurhond] te krabben en blaffen. Na zoeking troffen collega's van verbalisant onder de houten vloer in de inpandige kast een blok aan waarin kennelijk verdovende middelen waren verpakt. Verder troffen ze achter in de kledingkast, nagenoeg op de plek waar [speurhond] had gekrabd en geblaft, in een schoen c.q. schoenendoos veel bankbiljetten aan en een blokje waarin vermoedelijk verdovende middelen zat. In een andere ruimte (een kast) op dezelfde etage begon [speurhond] te blaffen en te krabben onder een dorpel van een kozijn tussen wat puin. Hij, verbalisant, heeft tussen en onder het puin een rode plastic zak weggehaald. Daarin zag hij twee blokken waarin vermoedelijk verdovende middelen zaten.
De bij de zoeking aangetroffen stoffen zijn getest door middel van de MMC Narcotic Identification Test33. Verbalisant heeft gerelateerd dat zij de stof herkende aan de geur als zijnde hashish. Uit de test van de stof, waarbij gebruik werd gemaakt van het testbuisje ten behoeve van het testen van cannabis, bleek dat de stof kennelijk THC bevatte. Met de aanwezigheid van THC werd aangetoond dat het bij de aangetroffen stof om hashish ging. Het gewicht van de stof was 1055,79 gram.
Verdachte heeft verklaard34 dat hij de eigenaar is van de drugs die zijn aangetroffen in de [adres 1].
De rechtbank acht het opzettelijk bezit van drugs aangetroffen in het perceel [adres 1 te plaats] gelet op de genoemde bewijsmiddelen bewezen.
[adres 2 te plaats]
De raadsman heeft betoogd dat de doorzoeking van het woongedeelte van [adres 2 te plaats] niet rechtmatig was nu de rechter-commissaris daarvoor geen verlof had gegeven. De resultaten van de doorzoeking, het aantreffen van de hoeveelheden drugs, dienen dan ook van het bewijs te worden uitgesloten. Omdat elk ander bewijs voortvloeit uit dit onrechtmatig verkregen bewijs kan ook dat niet gebruikt worden voor een bewezenverklaring. Daarom dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat weliswaar formeel een machtiging doorzoeking voor het woongedeelte boven [café] ontbrak, maar dat verdachte hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. De rechter-commissaris heeft op voorhand ingestemd met de doorzoeking van het woongedeelte boven [café] en was ook bij de doorzoeking aanwezig. De bedoeling van de aanvraag doorzoeking van 22 september 2009 was een doorzoeking te doen in het woongedeelte boven [café]. Dat in de aanvraag dit woongedeelte is aangeduid als [adres 6] doet hieraan niet af, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt hierover als volgt:
In het bovengedeelte van het perceel [adres 2 te plaats], ook wel genoemd het woongedeelte, heeft op 28 september 2009 een doorzoeking onder leiding van een rechter-commissaris plaatsgevonden. Men verkeerde daarbij in de veronderstelling te zoeken in het perceel [adres 6 te plaats]. Tegen het eind van de doorzoeking bleek dat het bovengedeelte van "[café]" niet [adres 6 te plaats] betrof.
Uit de aanvraag van de doorzoeking blijkt dat men oog had op het gedeelte boven [nummer], kennelijk per abuis aangeduid als [adres 6]. In de aanvraag staat vermeld: "perceel [adres 6] (bovenwoning [café])"35.
Het benedengedeelte van [adres 2 te plaats], horecagelegenheid "[café]" is op 28 september 2009 doorzocht met een door de officier van justitie afgegeven machtiging van 25 september 200936. [adres 6 te plaats] is later op de betreffende dag alsnog onder leiding van de rechter-commissaris doorzocht.
Deze gang van zaken leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de doorzoeking van het bovengedeelte van perceel [adres 2] onrechtmatig moet worden geacht omdat daarvoor tevoren geen verlof was verleend door de rechter-commissaris. De rechtbank baseert zich daarbij op het feit dat medeverdachte [medeverdachte C] het hele perceel [adres 2 te plaats] huurt. Bij zijn verhoor bij de politie heeft [medeverdachte C] onder meer verklaard37 dat hij eigenaar is van [café] gevestigd aan het [adres 2 te plaats] en dat de woning boven de zaak bij de zaak hoort en een opslagruimte is. Hij heeft verder verklaard dat alles wat daar staat van hem is en dat je via het eetcafé naar boven kunt.
De rechtbank acht verder van belang dat geen van de verdachten in deze zaak staat ingeschreven als bewoner van het pand of, gelet op het dossier en de verklaringen die zij hebben afgelegd, als feitelijke bewoner van het bovengedeelte kan worden beschouwd.
Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het gedeelte dat steeds wordt aangeduid als woongedeelte van het perceel [adres 2 te plaats] ten tijde van de doorzoeking die functie niet had en een eenheid vormde met de daar beneden gelegen bedrijfsruimte. De doorzoeking moet dan ook geacht worden te zijn verricht in het verlengde van de doorzoeking van het benedengedeelte van pand [adres 2], "[café]" waarvoor machtiging van de officier van justitie was verleend. De aanwezigheid van de rechter-commissaris, in alle opzichten een tot doorzoeking bevoegde ambtenaar, doet daar niet aan af. De resultaten van de doorzoeking zijn daarmee op rechtmatige wijze verkregen en kunnen voor het bewijs gebruikt worden. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, zo er al sprake zou zijn geweest van een woning waar voor een doorzoeking vooraf verlof had moeten worden gegeven door de rechter-commissaris, verdachte niet kan worden aangemerkt als degene wiens belangen zijn getroffen door een eventueel onrechtmatige doorzoeking nu het niet om zijn woning ging en het binnentreden dus geen inbreuk heeft gemaakt op zijn recht op privé leven.
De rechtbank acht het bezit van drugs aangetroffen in het perceel [adres 2 te plaats] bewezen en baseert dit op de volgende bewijsmiddelen.
Op 28 september 2009 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het perceel [adres 2 te plaats] en de daarboven gelegen woning Zutphen38. Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming komt naar voren39 dat daarbij onder meer (vermoedelijk) drugs is aangetroffen. Zo is een blok hash van 84,71 gram aangetroffen, acht plakken hash van samen 1062,62 gram en 84 zakjes met brokjes hash, samen 111,24 gram. Ook is aangetroffen 0,51 gram hennep, een zak met 352,43 gram hennep, een zak met 0,10 wiet en 325,04 gram poeder.
De bij de zoeking aangetroffen stoffen zijn getest door middel van de MMC Narcotic Identification Test40. Verbalisant heeft gerelateerd dat zij het groenbruine plantaardige materiaal (onder meer de hiervoor genoemde hennep van 0,51 gram, 352,43 gram en 0,10 gram) herkende aan de verschijningsvorm en aan de geur als zijnde hennep. Uit de test van de genoemde materialen, waarbij gebruik werd gemaakt van het testbuisje ten behoeve van het testen van cannabis, bleek dat de stoffen kennelijk THC bevatten. Met de aanwezigheid van THC werd aangetoond dat het bij de aangetroffen stoffen om hennep ging. Met betrekking tot de 84,71 gram, 1062,62 gram en 111,24 gram hash heeft verbalisant verklaard dat zij de stof herkende aan de verschijningsvorm en aan de geur als zijnde hashish. Uit de test van de genoemde materialen, waarbij gebruik werd gemaakt van het testbuisje ten behoeve van het testen van cannabis, bleek dat de stoffen kennelijk THC bevatte. Met de aanwezigheid van THC werd aangetoond dat het bij de aangetroffen stoffen om hashish ging. Het poeder, met een gewicht van 325,04 gram herkende zij aan de verschijningsvorm als zijnde mogelijk een hennepproduct. Het betrof een lichtbruin poeder. Uit de test van de genoemde materialen, waarbij gebruik werd gemaakt van het testbuisje ten behoeve van het testen van cannabis, bleek dat de stoffen kennelijk THC bevatten. Met de aanwezigheid van THC werd geïndiceerd dat het bij de aangetroffen stof om een hennepproduct ging.
Verdachte heeft verklaard41 dat hij de eigenaar is van de drugs die zijn aangetroffen in het perceel [adres 2].
Verdachte heeft verklaard dat de drugs van hem waren en dat zijn broers niets wisten van de drugs42. Gelet hierop en gelet op het feit dat niet is gebleken van een bewuste en nauwe samenwerking betreffende het bezit van de drugs, acht de rechtbank niet bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen.
Feit 3
De raadsman heeft betoogd dat de doorzoekin[adres 3 te plaats] niet rechtmatig is geweest omdat de aanleiding daarvan is geweest het aantreffen van een huurovereenkomst gedurende de onrechtmatige doorzoeking in perceel [adres 2 te plaats].
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman nu de rechtbank al heeft geoordeeld dat de doorzoeking van het woongedeelte boven het pand [adres 2 te plaats] niet onrechtmatig is geweest. De rechtbank merkt overigens op dat de aanleiding van de doorzoeking op bedoeld adres niet het aantreffen van de huurovereenkomst was, maar de bevindingen die naar voren zijn gekomen in het opsporingsonderzoek, in het bijzonder die uit de gehouden observaties en afgeluisterde telefoongesprekken. Dit komt ook naar voren in het stamproces-verbaal. Verbalisant heeft in dit proces-verbaal gerelateerd43 dat uit opgenomen en uitgeluisterde telefoongesprekken is gebleken dat de verdachten mogelijk bezig waren met het opbouwen van een hennepkwekerij in Doetinchem.
Ten aanzien van het ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat op 28 september 2009 een doorzoeking heeft plaatsgevonde[adres 3 te plaats], waarbij een hennepkwekerij is aangetroffen. Verbalisanten hebben in dit verband gerelateerd44 dat zij op maandag 30 september 2009 (Rb: lees 28 september 200945) het bedrijfspand aan de [adres 3 te plaats] zijn binnen gegaan. Op de bovenverdieping trof verbalisant [verbalisant B] twee ruimtes aan, waarvan de wanden en plafonds grotendeels waren bedekt met landbouwplastic. In beide ruimtes zag hij dat op de vloer met aarde gevulde zwarte bloempotten stonden, waarin kennelijk kleine hennepplantjes stonden. Na telling bleken in de ene ruimte 350 plantjes te staan en in de andere ruimte 279. Boven de planten hingen assimilatielampen die waren verbonden met elektriciteitsinstallaties. Verder stonden in beide ruimtes koolstoffilters die waren aangesloten op afzuigapparatuur.
[verbalisant B] zag ook een plastic stekbak waarop 10 verdorde kennelijk hennepplantjes lagen.
Van de in totaal 639 planten zijn er 9 veiliggesteld voor monsterneming.
Monsters van de hennepplanten zijn getest door middel van de MMC Narcotic Identification Test46. Verbalisant heeft gerelateerd dat hij de planten herkende aan de verschijningsvorm en aan de geur. Uit de test van de planten, waarbij gebruik werd gemaakt van het testbuisje ten behoeve van het testen van cannabis, bleek dat de planten kennelijk Tertahydrocannabinol (THC) bevatte. Met de aanwezigheid van THC werd aangetoond dat het bij de aangetroffen planten om hennep ging.
Twee medewerkers van kledingzaak [kledingzaak], gevestigd aan de [adres te plaats], hebben op 28 september 2009 verklaard47 dat er vanaf begin september 2009 activiteiten waren in het pand aan de [adres 3 te plaats]. Ze hadden dit gehoord van de bewoonster van [adres 11 te plaats]. Begin september 2009 had regelmatig een vrachtwagen voor het pand [adres 3 te plaats] gestaan. Ook [eigenaar], eigenaar van [ijssalon] - welke ijssalon is gelegen op de hoek van [straat A] met [straat B] -, diens vrouw en een werkneemster verklaarden dat er sinds de tweede week van september 2009 of in ieder geval rond het Stadsfeest in Doetinchem bedrijvigheid was rond het pand [adres 3]. De bedrijvigheid duurde ongeveer anderhalve week. In die periode stond bijna dagelijks rond 22.00 uur een kleine vrachtwagen voor het pand geparkeerd.
Tijdens doorzoeking van het perceel [adres 2 te plaats] en de ruimte daarboven is een huurovereenkomst van de winkelruimte betreffende perceel [adres 3 te plaats] aangetroffen48. Uit de huurovereenkomst blijkt dat [medeverdachte F] met ingang van 1 september 2009 de huurder is49. [medeverdachte F] heeft in dit verband verklaard50 dat hij op zoek was naar een woning en dat [verdachte A] (verdachte), die bij [café] werkt, zei dat hij een woning te huur had voor hem. Hij heeft zijn paspoort aan [verdachte A] (verdachte) gegeven en een huurcontract ondertekend. Hij, [medeverdachte F], heeft nog geen contract bij de Nuon aangevraagd.
Uit een telefoontap van 14 september 2009, 11:57:20 uur, blijkt dat met het telefoonnummer [telefoonnummer D] is gebeld naar de Nuon51. Gebeld is door een persoon die zich [medeverdachte F] noemde. De persoon wilde zich aanmelden voor elektra en gas voor het pand met de postcode [postcode plaats, huisnummer]. Hij gaf aan bereikbaar te zijn op telefoonnummer [telefoonnummer D]. Daarnaar gevraagd bevestigde hij dat het ging om [adres 3] in Doetinchem. Genoemd telefoonnummer is blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte G] van medeverdachte [medeverdachte C]. [medeverdachte G] heeft verklaard52 dat hij het nummer van [medeverdachte C] in zijn telefoon heeft staan en dat het gaat om het nummer [telefoonnummer D].
Ten aanzien van het telefoongesprek van 14 september 2009 met de Nuon heeft verbalisant [verbalisant C] gerelateerd53 dat hij de stem van [medeverdachte C] heeft herkend. [verbalisant C] heeft [medeverdachte F] gesproken en geconstateerd dat [medeverdachte F] niet dezelfde stem had als de man die het telefoongesprek met de Nuon heeft gevoerd.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte C] onder de naam van [medeverdachte F] heeft gebeld naar de Nuon.
De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde blijkt uit diverse getapte telefoongesprekken. Zo is op 8 september 2009, 11:45:25 uur een gesprek getapt tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte C], waarin verdachte vraagt of hij aarde/grond moet regelen54. [medeverdachte C] antwoordt : "ja, gooi daar maar twee van die dinges"...."daar is wel veel nodig hoor". Verdachte zegt dan: "ja precies, hoeveel de vorige keer, hoeveel gedaan in totaal?", waarop [medeverdachte C] antwoordt: "meer dan 200 van die dinges"..."wacht even, hoeveel grond/aarde hebben we vorige keer gekocht voor die plek? Aarde, aarde, voor daar? twee palets volgens mij". Verdachte zegt dan: "twee palets, ok, dan ga ik ook gelijk d'r in gooien als hij heeft".
Om 11:50:09 uur diezelfde dag is opnieuw een gesprek getapt tussen verdachte en [medeverdachte C]55. Het gesprek ging over filters. [medeverdachte C] dacht er twee nodig te hebben aangezien er nog twee filters in de garage zouden liggen. Volgens verdachte zijn die al weg en moet [medeverdachte C] er vier halen/ kopen/bestellen.
Op 8 september 2009, 15:22:49 uur, is een telefoongesprek getapt tussen verdachte en de [naam shop in plaats]6. Verdachte zegt in dit gesprek dat hij iets verderop staat en dat hij eraan komt.
Op 8 september 2009, 15:49:54 uur, is een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte C] getapt, waarin gesproken is over de prijs van de grond/aarde57.
Op 9 september 2009, 08:44:21 uur is een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte C] getapt58. In het gesprek vraagt [medeverdachte C] hoe laat ze die grond/aarde moeten gaan halen. Verdachte zegt om 9.00 uur. In het gesprek komt verder aan de orde dat verdachte en [medeverdachte C] de grote bus moeten gebruiken.
Op 14 september 2009, 11:55:25 uur is een telefoongesprek getapt tussen verdachte en een persoon genaamd [naam]59. Verdachte vraagt [naam] te helpen met het naar de kamer op de bovenetage brengen van 20 zakken grond/aarde.
Dat er naast verdachte en [medeverdachte C] meer personen betrokken waren bij het ten laste gelegde feit komt onder meer naar voren uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte H]. [medeverdachte H] heeft verklaard60 dat [verdachte A] en [medeverdachte C], hun achternaam kent hij niet, hem om advies hebben gevraagd en dat hij met [verdachte A] naar Doetinchem is geweest. De laatste keer was volgens hem op 24 of 25 september 2009. Hij heeft wat dingen nagemeten en een paar transformatoren en lampenkappen veranderd. Hij is vier à vijf keer in Doetinchem geweest, alle keren in de week voordat de kwekerij is opgerold. Voor zijn werkzaamheden zou hij één of anderhalf ons wiet of hasj krijgen ter waarde van ongeveer € 450,-.
Verder heeft medeverdachte [medeverdachte I] verklaard61 dat verdachte hem ongeveer een maand geleden had gevraagd om te helpen met het opzetten van een hennepkwekerij. Hij heeft voor verdachte een schema gemaakt voor het opzetten van een hennepkwekerij. Verder heeft hij verdachte geadviseerd over de locatie en hoe de bewatering moest worden geregeld. Hij is twee keer bij het pand in Doetinchem geweest. In ruil voor zijn verdiensten zou hij het afval van de planten krijgen, waarvan hij ongeveer een half jaar voor niets zou kunnen roken.
Gelet op alle genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen.
Feit 4
Verbalisant heeft gerelateerd62 dat op 28 september 2009 een doorzoeking heeft plaatsgevonden van de woning aan de [adres 9 te plaats]. Volgens woningbouwvereniging "Iedereen" is verdachte de huurder van de woning. In een slaapkamer op de eerste verdieping is daarbij onder meer een pistool aangetroffen. In de zak waar het vuurwapen in werd aangetroffen, lag ook een houder met patronen63. Uit nader onderzoek komt naar voren64 dat het vuurwapen een pistool van het merk Walther betrof, type TPH, kaliber .22 Long Rifle. Dit pistool was geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking berustte op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Vastgesteld werd dat het pistool een vuurwapen is in de zin van Wet wapens en munitie, behorend tot categorie III. De munitie die in beslag was genomen betrof zes kogelpatronen, randvuur, van het kaliber .22 LR (Long Rifle) en bestemd voor genoemd pistool. Vastgesteld werd dat het ging om munitie in de zin van de Wet wapens en munitie, behorend tot categorie III.
Verdachte heeft verklaard65 dat hij woont op de [adres 9]. Het wapen dat daar is aangetroffen is niet van hem maar van een derde66. Het wapen is ongeveer drie maanden geleden in zijn woning gelegd.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het vuurwapen en de munitie zijn gevonden in de woning van verdachte. Hij heeft wel verklaard dat het wapen van een derde was, maar heeft daarover niet nader verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2009 tot en met 27 september 2009, te Zutphen en/of in de gemeente Montferland, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (in de zin van artikel 1, lid 5 van de Opiumwet), een of meerdere kilo's, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een of meerdere kilo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers hebben verdachte en zijn mededaders meermalen telkens,
- die hennep en/of hasjiesj naar Duitsland gebracht en/of
- die hennep en/of hasjiesj met bestemming naar Duitsland vervoerd;
2.
hij op 28 september 2009 te Zutphen opzettelijk aanwezig heeft gehad
a) in een pand aan [adres 1], in totaal 1055,79 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
b) in een pand aan het [adres 2], in totaal 1258,57 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 28 september 2009, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 3] een hoeveelheid van in totaal 639 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 28 september 2009 te Zutphen een wapen van categorie III, te weten een pistool (Walther TFH, kal. 221), en munitie van categorie III, te weten een aantal (6) patronen, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. Het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
4. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot wapens en munitie van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsman heeft betoogd dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te hoog is. Op de feiten ieder voor zich, staat voor een verdachte zonder relevante documentatie maximaal een (korte) werkstraf dan wel een geldboete. De raadsman heeft een vonnis van de rechtbank Leeuwarden overgelegd, waarbij sprake was van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod. De rechtbank heeft in dat geval een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat zijn cliënt werk heeft in [café] en met het feit dat de procedure onevenredig lang heeft geduurd. Hij heeft verzocht in plaats van een gevangenisstraf een andere strafmodaliteit toe te passen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere delicten verband houdend met het aanwezig hebben van drugs, het naar het buitenland brengen dan wel doen brengen van drugs en met hennepteelt. Daarnaast had hij een vuurwapen en munitie in zijn woning. De bewezenverklaarde feiten in hun samenhang bezien wettigen het oordeel dat verdachte zich gedurende een half jaar stelselmatig en in een behoorlijke omvang met de handel in drugs heeft beziggehouden. Hierdoor heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
De rechtbank houdt rekening met zijn justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte op 16 januari 2008 een transactie heeft gehad voor het bezit van wapens en/of munitie. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor delicten betreffende verdovende middelen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het tijdsverloop niet onevenredig lang is geweest.
De rechtbank ziet geen aanleiding een andere strafmodaliteit toe te passen gezien de ernst van de feiten. Anders dan in de situatie als beschreven in het door de raadsman overgelegde vonnis, is in casu sprake van meerdere feiten. Bovendien is niet gebleken dat verdachte in casu nadeel heeft ondervonden van zijn handelen.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen weegschaal en wapen (nummers 2 en 4 op de beslaglijst), dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/ of de wet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het kentekenbewijs [kenteken 4] met invoerpapieren (nummer 5 op de beslaglijst) aan de veroordeelde.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de in beslag genomen flatscreen televisie met afstandsbediening en de Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken 5] met de bijbehorende sleutel (nummers 1, 3 en 6 op de beslaglijst) nu sprake is van een conservatoir beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
- 10, 27, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en
- 3, 11 en 13 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder
A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: Het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder
B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
begaan met betrekking tot wapens en munitie van categorie III;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een weegschaal en een wapen (Walther TFH);
* gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: het kentekenbewijs [kenteken 4] met invoerpapieren.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Davids en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630/09-202833, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 4 november 2009.
2 Mutatie betreffende een melding via het Meldnet, p.189
3 Proces-verbaal ter zake CIE-informatie, p.196
4 Mutatie betreffende een MMA-melding, p.190/191
5 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p.546
6 Proces-verbaal van bevindingen, p.272/273
7 Telefoontap van 22 september 2009, 21:06:36 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
8 Telefoontap van 22 september 2009, 21:30:30 uur, p.275
9 Telefoontap van 23 september 2009, 10:17:10 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
10 Telefoontap van 23 september 2009, 11:05:07 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
11 Telefoontap van 23 september 2009, 12:22:10 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
12 Telefoontap van 23 september 2009, 13:51:31 uur, p.288
13 Telefoontap van 23 september 2009, 15:15:44 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
14 Telefoontap van 23 september 2009, 15:34:07 uur, p.293
15 Telefoontap van 23 september 2009, 15:48:48 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
16 Telefoontap van 23 september 2009, 16:12:18 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
17 Telefoontap van 23 september 2009, 16:29:36 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p.551
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F], p.410
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte D], p.479
21 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p.546-548
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p.550 en p.553
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p.555
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.56
25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.82
26 Proces-verbaal, observeren donderdag 4 juni 2009, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XI
27 Proces-verbaal ambtelijk verslag, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XI
28 Telefoontap van 16 mei 2009, 19:55:07 uur, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XII
29 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p.547
30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.61
31 Proces-verbaal ambtelijk verslag, p.312
32 Proces-verbaal, onderzoek drugs Zutphen, p.343/344
33 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (hennep), p.805/806
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.61
35 Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 22 september 2009, p.17 (te vinden
in het mapje 'Doorzoeking')
36 Machtiging doorzoeking ter in beslag neming, p.861
37 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte C], p.131
38 Proces-verbaal ambtelijk verslag, p.320
39 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ongenummerd (te vinden in het mapje
'Doorzoeking')
40 Proces-verbaal Narcotic Identification Test, p.789/790
41 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.61
42 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte A], p.61/62
43 Stamproces-verbaal, p.23
44 Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p.232-234
45 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p.247
46 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (hennep), p.811/812
47 Proces-verbaal ambtelijk verslag, p. 250/251
48 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, p.345
49 Huurovereenkomst winkelruimte, p.346/347
50 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F], p.409/410
51 Telefoontap van 14 september 2009, 11:57:20 uur, p.271
52 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte G], p.457
53 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, aan het proces-verbaal toegevoegd onder XIII
54 Telefoontap van 8 september 2009, 11:45:25 uur, p.257
55 Telefoontap van 8 september 2009, 11:50:09 uur, p.258
56 Telefoontap van 8 september 2009, 15:22:49 uur, p.260
57 Telefoontap van 8 september 2009, 15:49:54 uur, p.261
58 Telefoontap van 9 september 2009, 08:44:21 uur, p.262
59 Telefoontap van 14 september 2009, 11:55:25 uur, p.267
60 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte H], p.399-404
61 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte I]], p.461/462
62 Proces-verbaal ambtelijk verslag, p.300/301
63 Proces-verbaal van bevindingen, p.359
64 Proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, aan het proces-verbaal toegevoegd als XV
65 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.54
66 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], p.73