ECLI:NL:RBZUT:2010:BN9437

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580272-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Krijger
  • Davids
  • Van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugszaken met betrekking tot hennep en hasjiesj

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte B, die werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en afleveren van hennep en hasjiesj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijgesproken wordt van het aanwezig hebben van hennep en hasjiesj, omdat in de tenlastelegging niet het juiste huisadres was opgenomen. Het weglaten van de straatnaam en huisnummer werd als strijdig met een behoorlijke procesvoering beschouwd. De verdachte mocht erop vertrouwen dat de nadere aanduiding van plaats en hoeveelheid in de tenlastelegging de basis vormde van zijn proces.

Desondanks werd de verdachte wel veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het vervoeren en afleveren van hennep en hasjiesj. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich vaker schuldig had gemaakt aan het vervoeren en afleveren van drugs in de periode van 1 april 2009 tot en met 27 september 2009. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van medeverdachten, tapgesprekken en observaties door de politie, die aantoonden dat verdachte betrokken was bij de drugshandel.

De rechtbank legde een werkstraf op van 240 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden toegepast. Ook werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder geldbedragen en drugs, verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de draagkracht van de verdachte en zijn justitiële documentatie, waaruit bleek dat hij niet eerder soortgelijke feiten had gepleegd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procesvoering en de noodzaak om drugshandel tegen te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580272-09
Uitspraak d.d.: 1 oktober 2010
Tegenspraak / dip/oip/onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats] (Marokko) op [1975],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Velp.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 januari 2010, 15 juni 2010 en 17 september 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot
en met 27 september 2009, te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Zutphen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd een of meerdere kilo's, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd en/of een of meerdere kilo's hennep, in elk geval (telkens)
een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 27 mei 2009 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 8830 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj) en/of ongeveer 4900 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (een) middel(en) als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 28 september 2009, te Zutphen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan het [adres 2]), (in totaal) ongeveer 1258,57 gram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd en/of (in totaal) 880,78, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 4 november 2008 is via Meld Misdaad Anoniem een melding2 ontvangen dat de broers [medeverdachte A] en [verdachte B] dealen in grote hoeveelheden drugs in Zutphen. De mannen zouden eigenaar zijn van café [café], gevestigd aan het [adres 2 te plaats], en pizzeria [pizzeria A] dat daarnaast gelegen is. [verdachte B] zou zich bezighouden met de hennephandel en [medeverdachte A] met de handel in cocaïne. De mannen zouden zich verplaatsen in een witte Mercedes bus en een grijze Mercedes personenauto. Eind november 2008 heeft de politie informatie van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid3 ontvangen dat [verd[verdachte B] groot is in de cokehandel. Op 22 februari 2009 is een melding via Meld Misdaad Anoniem ontvangen4 dat [verdachte B] een van de grootste drugsjongens is in de omgeving van Zutphen. Hij zou verschillende horecazaken hebben, waaronder pizzeria [pizzeria B] [adres 4] en café [café], ook aan het [plein], die hij als dekmantel gebruikt om de drugshandel te verbergen.
Naar aanleiding van onder meer de genoemde meldingen is in overleg met de officier van justitie besloten een strafrechtelijk onderzoek te starten. Daarbij is gebruik gemaakt van bijzondere opsporingsmethoden, waaronder stelselmatige observatie, het plaatsen van peilbakens onder auto's en het tappen van telefoongesprekken. Het onderzoek heeft geleid tot onder meer de aanhouding op 27 mei 2009 van [verdachte B] (verdachte).
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode meermalen drugs heeft vervoerd en afgeleverd. Ze heeft dit gebaseerd op de verklaring van verdachte, de bevindingen van de politie en het proces-verbaal van weging en monsterneming. Daarnaast acht zij voor het bewijs van belang de verklaring van medeverdachte [medeverdachte J] en de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte J]. De politie heeft aangegeven tot stemherkenning op deze personen te zijn gekomen. Verder vormen de peilbakengegevens van de Mercedes Sprinter, de auto waarin verdachte reed ten tijde van zijn aanhouding, bewijs voor het vervoeren en afleveren van drugs.
De raadsman heeft betoogd dat [medeverdachte J] in zijn verklaring de naam [medeverdachte A] noemt en dat de stemherkenning niets zegt nu zijn cliënt en [medeverdachte A] broers zijn. De raadsman heeft verder betoogd dat de Mercedes Sprinter niet van zijn cliënt was en dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat zijn cliënt regelmatig in deze auto heeft gereden.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten hebben gerelateerd5 dat zij op 27 mei 2009 om 12.40 uur contact hebben gehad met een observatie rechercheur. Deze rechercheur reed achter een witte Mercedes bus type 312 met het kenteken [kenteken 6] over de Deldenerstraat in de richting van Hengelo (O). Vermoed werd dat in de bus drugs werden vervoerd. Verbalisanten hebben de bestuurder ter hoogte van het Mitchamplein te Hengelo (O) een stopteken gegeven. Ze zagen dat verdachte uit de auto stapte en ze roken een sterke wietlucht die uit het voertuig kwam. Toen ze na toestemming van verdachte de achterdeuren van de bus openden, werd de wietlucht sterker. Ze zagen achter in de bus diverse dozen, plastic tassen en een grote weekendtas. Op hun verzoek heeft verdachte de weekendtas geopend. Verbalisanten zagen dat de gehele tas was gevuld met zakken waar vermoedelijk wiet in zat. Verbalisant [verbalisant D] zag verder dat er een grijze weekendtas achter de voorstoelen stond. Hij heeft de tas geopend en zag toen meerdere bruine blokken met tape eromheen. Hij vermoedde dat dit blokken hasj waren.
Tijdens het verhoor voor inverzekeringstelling heeft verdachte verklaard6 dat hij hennep en hasj heeft vervoerd in de bus die hij bestuurde. In een later verhoor heeft verdachte verklaard7 dat hij op woensdag 27 mei 2009 in de auto van [medeverdachte C] naar Hengelo (O) is gegaan. Hij wist dat er verdovende middelen in de auto lagen8. Hij rook een wietlucht. De drugs waren niet van hem. Iemand vroeg hem of hij zijn spullen in de bus mocht doen. Het betrof onder meer aarde en potten en een tas. Toen de politie hem controleerde, zag hij een tas van de supermarkt met rood erin. Hij zou er geld voor krijgen, te weten € 4.000,-.
De onder verdachte in beslag genomen boodschappentas met daarin vijf plastic gripzakken met op marihuana gelijkende stof en de sporttas met negen plakken op hasj gelijke stof zijn nader onderzocht9. De op hasj gelijkende stof is getest met de ODV verdovende middelen test. In de stof bleek tetrahydrocannabinol (THC) aanwezig te zijn, zijnde werkzame stof in hasj. Elke plak bevatte vijf plaatsjes hasj. Het bruto gewicht van de hasj bedroeg ruim 9 kilogram, het netto gewicht was 8830 gram. De op marihuana gelijkende stof is getest met de ODV verdovende middelen test. In de stof bleek tetrahydrocannabinol (THC) aanwezig te zijn, zijnde werkzame stof in marihuana. Het bruto gewicht van de vijf gripzakken met marihuana bedroeg ruim 5000 gram, het netto gewicht was 4900 gram.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte op 27 mei 2009 drugs heeft vervoerd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich vaker schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en afleveren van drugs in de periode van 1 april 2009 tot en met 27 september 2009. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte heeft verklaard10 dat hij pizzabakker is en dat hij een eigen bedrijf heeft, genaamd [pizzeria B]. Het bedrijf is gevestigd aan het [adres 4 te plaats]. Hij heeft een mobiele telefoon, waarvan hij het nummer niet weet11. Medeverdachte [medeverdachte K] heeft ten aanzien van het telefoonnummer van verdachte verklaard12 dat hij met het nummer [telefoonnummer F] contact had met de heer [verdachte B] van de pizzeria. Uit het proces-verbaal komt naar voren dat er meerdere telefoongesprekken hebben plaatsgevonden tussen het telefoonnummer [telefoonnummer F] en het telefoonnummer
[telefoonnumer[nummers], waarvan medeverdachte [medeverdachte J] heeft verklaard13 dat hij het telefoonnummer herkent als zijn oude nummer. Ook zijn gesprekken gevoerd tussen het telefoonnummer
[telefoonnummer F] en het telefoonnummer [telefoonnummer G]. Over het laatstgenoemde nummer heeft [medeverdachte J] verklaard dat hij dat nummer één à twee maanden in gebruik heeft.
Over het leveren van drugs heeft [medeverdachte J] verklaard14 dat hij voor [naam 2] van [coffeeshop] in [plaats] contact opnam met verdachte. Verdachte leverde softdrugs aan deze [naam 2], aldus [medeverdachte J]. Hij, [medeverdachte J], hielp [naam 2]. Ze kregen wiet, hennep, van verdachte geleverd.
[medeverdachte J] is door de politie geconfronteerd met een aantal tapgesprekken. Op 13 mei 2009, 11:40:04 uur, is een gesprek getapt tussen het nummer dat gelet op de verklaring van [medeverdachte K] aan verdachte kan worden gelinkt (nummer eindigend op [nummers]) en het nummer waarvan [medeverdachte J] heeft verklaard dat hij het herkent als zijn oude nummer15 (nummer eindigend op [nummers]). In het gesprek ging het onder meer over "die haar". Verder heeft verdachte gezegd: "dan neem ik vijf voor hen mee", en "...hen geven ze hier [nummers]", waarop [medeverdachte J] zegt: "dat is echt veel man". Verdachte zegt daarop: "ik wil hem 42 geven". In het gesprek heeft [medeverdachte J] verder gezegd: "ik moet hun er even over spreken en dan kijk ik voor volgende week kijk ik die veertjes ook direct even".
[medeverdachte J] heeft over dit tapgesprek aan de politie verklaard16 dat het ging om een levering van een soort wiet/hennep voor de coffeeshop en de kiloprijs, en dat met die vee(r)tjes hasj wordt bedoeld.
Op 13 mei 2009, 11:42:04 uur, is met het nummer eindigend op [nummers] gebeld naar het nummer eindigend op [nummers]17. Verdachte vraagt in dit gesprek aan [medeverdachte J] of hij wel eens kaartjes binnenkrijgt.
Gevraagd naar wat hiermee wordt bedoeld, heeft [medeverdachte J] verklaard18 dat het gaat om een soort wiet, waarvan de naam K2 is.
Op 15 mei 2009, 12:45:36 uur, is met het nummer eindigend op [nummers] gebeld naar het nummer eindigend op [nummers]19. '[naam 1]' vraagt waar [medeverdachte J] is. [medeverdachte J] antwoordt dat hij op de rak (fonetisch) is. '[naam 1]' zegt dat hij eraan komt en vraagt hem even open te doen.
[medeverdachte J] heeft in reactie hierop tegenover de politie verklaard20 dat misschien 'rok' is gezegd en dat dit dan de [coffeeshop] zal zijn geweest.
Op 15 september 2009, 18:18:28 uur, is met het nummer eindigend op [nummers] gebeld naar het nummer eindigend op 26121. Verdachte heeft in dat gesprek gezegd: "je ziet mij morgen ja?" [medeverdachte J] heeft in datzelfde gesprek gezegd: "hij wou even kijken en misschien wou hij alles hebben dus moeten we even kijken met dinges". Verdachte heeft verder gezegd: "ik was helemaal vergeten. Die mooie weet je wel...maandag of dinsdag die H weet je".
[medeverdachte J] heeft over dit gesprek verklaard22 dat het in het gesprek ging over wiet, te weten Haze. [naam 2] wilde volgens [medeverdachte J] alles hebben voor zijn coffeeshop. Met "even kijken met die dinges" is bedoeld het geld dat ervoor betaald moest worden.
Op 17 september 2009, 12:50:35 uur, is met het nummer eindigend op [nummers] gebeld naar het nummer eindigend op 26123. In het gesprek ging het over 'marmeren platen'. Verdachte zegt dat die er niet meer zijn, waarop [medeverdachte J] zegt dat hij dan maar voor iets anders exclusiefs moet zorgen.
Tegenover de politie heeft [medeverdachte J] verklaard24 dat het gesprek over hasj gaat. Hij bedoelde met 'iets exclusiefs' dat goede hasj moest worden geleverd.
Op 24 september 2009, 11:24:39 uur, is met het nummer eindigend op 261 gebeld naar het nummer eindigend op [nummers]25. Verdachte zegt dat hij morgen daar is en die van hem meeneemt en zaterdag die andere mooie.
In reactie hierop heeft [medeverdachte J] verklaard26 dat verdachte de laatste maand met de trein kwam. [medeverdachte J] heeft hem meerdere malen verzocht met de bus te komen, doch dat deed hij niet meer.
Ten aanzien van de telefoongesprekken heeft verbalisant [verbalisant C] gerelateerd27 dat hij de stem van verdachte heeft herkend in gesprekken waar de naam [naam 1], kleine [naam 1] of [verdachte B] wordt genoemd. Hij heeft onder meer het gesprek van 15 mei 2009, 12:45:36 uur, waarbij met het nummer eindigend op [nummers] is gebeld naar het nummer eindigend op [nummers]28 beluisterd en de stem herkend als die van verdachte. De stem van verdachte is hoger dan de stemmen van zijn broers.
De rechtbank acht voor het bewijs verder van belang dat tijdens stelselmatige observaties op 17 april 200929 om 12.04 uur is waargenomen dat de witte Mercedes-Benz bus met het kenteken [kenteken 6] bij lunchroom [café] arriveert. Verdachte heeft in ieder geval één rood/witte bigshopper vanuit de lunchroom in de bus gezet. Ook heeft hij karton in de bus gelegd. Hij heeft vervolgens van medeverdachte [medeverdachte A] de sleutel gekregen en is in de bus gestapt en vertrokken. Om 12.09 uur is waargenomen dat verdachte met de genoemde Mercedes is gearriveerd in de [adres 1 te plaats] en dat hij heeft geparkeerd ter hoogte van [nummer]. Al telefonerend is hij naar lunchroom [café] gelopen en daar naar binnen gegaan. Om 12.15 uur is gezien dat verdachte naar buiten kwam en met de Mercedesbus vertrok. Om 13.55 uur is waargenomen dat de witte Mercedesbus aan [adres 12] te [plaats] (O) gearriveert. Om 14.06 uur heeft verdachte de achterzijde van de Mercedesbus geopend en de rood/witte bigshopper op het adres [adres 12] naar binnen gebracht.
Verder blijkt uit de bakengegevens van de Mercedes Sprinter30 dat gedurende de periode van 28 april 2009 tot en met 28 mei 2009 meerdere ritten zijn gemaakt van Zutphen naar Hengelo (O). Zo is de Mercedes op de data 28 april, 4, 5, 7, 16, 17, 20, 21, 22 en 27 mei 2009 gepeild in Hengelo (O), waarbij steeds de Deldenerstraat is aangedaan.
Verdachte heeft over de Mercedes Sprinter verklaard31 dat hij de auto van zijn broer gebruikt als hij deze nodig heeft.
Uit de verklaring van [medeverdachte J] kan worden afgeleid dat verdachte aanvankelijk altijd met de Mercedesbus kwam. Pas de laatste maand reed hij niet meer met de auto en kwam hij met de trein32.
De rechtbank ziet ten slotte nog een aanwijzing voor het meermalen vervoeren en afleveren van drugs in het feit dat verdachte heeft verklaard33 dat zijn verblijfsadres [adres 1 te plaats] is en dat op dit adres op 28 september 2009 verdovende middelen zijn aangetroffen bij een doorzoeking34.
Gelet op de wijze van vervoer, de op 17 april 2009 gebruikte grote boodschappentas, de frequentie waarmee het betreffende adres in Hengelo (O) is aangedaan, alsmede de hoeveelheid hennep/hasjiesj die op 27 mei 2009 in de auto onder verdachte is aangetroffen acht de rechtbank bewezen dat verdachte daarbij steeds een grote hoeveelheid, in elk geval telkens meer dan 30 gram hennep of hasjiesj heeft vervoerd en afgeleverd.
Alle bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het meermalen vervoeren en afleveren van grote hoeveelheden drugs bewezen.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat [medeverdachte J] in zijn verklaring steeds de naam [naam 1] heeft genoemd als degene waarmee hij contact had, overweegt de rechtbank als volgt. [medeverdachte J] heeft over '[naam 1]' verklaard35 dat hij had gehoord dat [naam 1] in Hengelo was aangehouden en dat er hennep in zijn bus had gezeten. [naam 1] heeft dit ook aan hem, [medeverdachte J], gezegd. De rechtbank maakt uit de verklaring van [medeverdachte J] in samenhang met het eerder aangehaalde proces-verbaal van aanhouding van verdachte op dat met de door [medeverdachte J] genoemde '[naam 1]' verdachte [verdachte B] wordt bedoeld, te meer nu [medeverdachte J] ook heeft verklaard dat het telefoonnummer van '[naam 1]' begint met [nummers]. Zoals hiervoor is overwogen komt uit de verklaring van [medeverdachte K] naar voren dat het nummer [telefoonnummer F] aan verdachte kan worden gelinkt. Gelet hierop wordt het verweer van de raadsman gepasseerd.
Feit 2
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 1055,79 gram hennep en hasjiesj in een pand aan de [adres 1 te plaats]. Weliswaar staat in zijn tenlastelegging dat het om het pand [adres 2 te plaats] gaat, maar de officier van justitie voert aan dat dit tussen haakjes is vermeld en "[adres 2]" weggestreept kan worden. Ook staat in de tenlastelegging dat het om hoeveelheden van 1258,57 gram hennep en 880,78 gram hennep en hasjiesj zou gaan maar volgens de officier van justitie kan hier ook gestreept worden en bewezen worden verklaard een hoeveelheid van meer dan 30 gram. Aldus kan de vondst in [adres 1 te plaats], waar verdachte woont, binnen het bereik van de tenlastelegging worden gebracht.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt:
Uit de tenlastelegging is op te maken dat de beschuldiging zich richt op het aanwezig hebben van drugs in een pand aan [adres 2 te plaats]. Door te strepen en daarmee in feite uit te komen bij het aanwezig hebben van drugs in een pand aan de [adres 1 te plaats] wordt naar het oordeel van de rechtbank de grondslag van de tenlastelegging verlaten. Ook acht de rechtbank dit in strijd met een behoorlijke procesvoering. De verdachte mag er immers van uit gaan dat de nadere aanduiding van plaats en hoeveelheid in de tenlastelegging de basis vormt van zijn proces en niet dat ten tijde van de zitting op de onderhavige wijze handelingen op andere plaatsen met betrekking tot andere hoeveelheden drugs opeens de kern van zijn proces gaan vormen. Dit leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2009 tot en met 27 september 2009, te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Zutphen, althans in Nederland, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft een straf gelijk aan de voorlopige hechtenis en eventueel een voorwaardelijke werkstraf bepleit, nu in zijn visie alleen feit 1 subsidiair bewezen kan worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen vervoeren en afleveren van softdrugs. Hij heeft dit welbewust gedaan en daarmee het risico genomen dat hij daarvoor strafrechtelijk zou worden vervolgd en veroordeeld. Gebruik van drugs kan schade berokkenen aan gebruikers en leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. De handel er om heen werkt direct en indirect vele vormen van criminaliteit in de hand. Daarom dient dit bestreden te worden.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij niet eerder dergelijke feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt - mede gelet op het feit dat zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie - tot een andere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd.
Zij acht een werkstraf als na te melden passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten, en in het bijzonder soortgelijke feiten, te plegen, zal de rechtbank tevens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
In beslag genomen voorwerpen
Verdachte heeft verklaard dat het geld dat onder hem in beslag is genomen niet van hem is, maar van zijn zussen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden.
Gelet hierop zijn de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldkist, een bedrag van
€ 30.110,- en een bedrag ven € 37.330,- (nummers 3, 4 en 8 op de beslaglijst) vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde zijn verkregen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu de in beslag genomen middelen, te weten hasjiesj, een sporttas en een rood/witte tas met hennep en 7,9 gram hennep (nummers 1, 2, 5, 6, 7 en 9 op de beslaglijst), middelen zijn als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de in beslag genomen Mercedes-Benz nu sprake is van een conservatoir beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en
- 3, 11, 13, 13a van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de volgende nummers op de beslaglijst:
1. twee blokken hasjiesj;
2. een blok hasjiesj;
5. een sporttas met hennep;
6. een rood/witte tas met hennep;
7. hasjiesj;
9. 7,9 gram hennep;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de volgende nummers op de beslaglijst:
3. een geldkist;
4. een bedrag van € 30.110,-;
8. een bedrag van € 37.330,-;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Davids en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630/09-202833, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 4 november 2009.
2 Mutatie betreffende een melding via het Meldnet, p.189
3 Proces-verbaal ter zake CIE-informatie, p.196
4 Mutatie betreffende een MMA-melding, p.190/191
5 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte B], p.209/210
6 Proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling, p.215
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B], p.103
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B], p.105-108
9 Proces-verbaal expertise hasj/marihuana, p.218/219
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B], p.102
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B], p.115
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte K], p.418
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.760/761
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.761
15 Tapgesprek, p.767
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.762
17 Tapgesprek, p.768
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.762
19 Tapgesprek, p.769
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.763
21 Tapgesprek, p.773
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.764
23 Tapgesprek, p.775
24 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.765
25 Tapgesprek, p.777
26 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.765
27 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, ongenummerd, aan het proces-verbaal toegevoegd als XIII
28 Tapgesprek, p.769
29 Proces-verbaal, ongenummerd, aan het proces-verbaal toegevoegd als X
30 Bakengegevens Mercedes Sprinter, ongenummerd, aan het proces-verbaal toegevoegd als V
31 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B], p.103
32 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.765
33 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B], p.111
34 Proces-verbaal, onderzoek drugs Zutphen, p.343/344, en Proces-verbaal Narcotic Identification Test (hashish), p.805/806
35 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte J], p.761