ECLI:NL:RBZUT:2010:BO0112

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850060-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Boerwinkel
  • A. Borgerhoff Mulder
  • J. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling

Op 12 oktober 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 40 uur, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief mogelijke ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, gebaseerd op getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De dagvaarding voor het tweede feit werd nietig verklaard, omdat het feit onvoldoende feitelijk was omschreven.

De rechtbank nam in haar overwegingen ook het psychologisch onderzoek van de verdachte mee, waaruit bleek dat hij licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in volledige vrijheid zijn wil had kunnen bepalen, wat leidde tot de beslissing om hem een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank weegt mee dat de verdachte niet eerder veroordeeld was en dat hij zijn atelier had opgezegd naar aanleiding van deze kwestie. De rechtbank benadrukte de ernst van het gedrag van de verdachte, vooral gezien de impact op de minderjarige slachtoffers. De beslissing werd genomen in het belang van de samenleving en ter voorkoming van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850060-10
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1959],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. E.J. Verster, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 28 september 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2009 te Doetinchem, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden door zich met een ontbloot geslachtsdeel en/of masturberend te bevinden op een niet-openbare plaats, te weten in zijn werkplaats/atelier achter een woning staande en gelegen op een perceel aan [straat], terwijl [slachtoffer A] en [slachtoffer B] daarbij huns ondanks tegenwoordig waren;
art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
2.
dat hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 12 december 2009 te Doetinchem, in ieder geval in Nederland, (telkens) één of meeerdere afbeeldingen, waarvan vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft getoond aan kinderen, woonachtig aan de [straat te plaats],
ter hoogte van [perceelnrs A en B], die op dat moment de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt;
art 240a Wetboek van Strafrecht
Ter terechtzitting gegeven beslissing
1. Bij de voordracht van de tenlastelegging heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard, nu dit feit onvoldoende feitelijk is omschreven. Daartoe is naar voren gebracht dat de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen niet nader zijn beschreven, zodat onvoldoende kan worden beoordeeld of deze afbeeldingen schadelijk zijn te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
2. Door en namens verdachte is dit standpunt onderschreven.
3. De rechtbank heeft ter terechtzitting geoordeeld dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat dit feit onvoldoende feitelijk is omschreven. Niet alleen zijn de afbeeldingen niet nader omschreven, maar ook is de ten laste gelegde periode onvoldoende specifiek. Daarnaast is de delictplaats onvoldoende concreet en is niet aangegeven aan wie de afbeeldingen getoond zijn. Gelet hierop voldoet de dagvaarding voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde niet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. De rechtbank verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dan ook nietig.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
4. Op 12 december 2009 kwam er bij de politie omstreeks 17.50 uur de melding binnen dat aan de [straat te plaats] - ter hoogte van [perceel A] - een man zich tegenover twee 16-jarige meisjes stond te masturberen.2
Standpunt van het openbaar ministerie
5. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
6. De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder
1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, waarbij zij zich baseert op de volgende bewijsmiddelen.
- de aangifte van [slachtoffer B]3;
- de aangifte van [slachtoffer A]4;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie5; en
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 28 september 2010.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 12 december 2009 te Doetinchem, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden door zich met een ontbloot geslachtsdeel en masturberend te bevinden op een niet-openbare plaats, te weten in zijn werkplaats/atelier achter een woning staande en gelegen op een perceel aan [straat], terwijl [slachtoffer A] en [slachtoffer B] daarbij huns ondanks tegenwoordig waren.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
Strafbaarheid van de verdachte
8. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 16 augustus 2010, opgemaakt door
drs. J.P.M. van der Leeuw (klinisch psycholoog en psychotherapeut).
Volgens het rapport zijn uit het onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen voor aperte psychiatrische problematiek bij verdachte. Er kan wel gesproken worden van een seksuele preoccupatie, en het ten laste gelegde kan wijzen op de aanwezigheid van een parafilie in de vorm van exhibitionisme, hoewel er onvoldoende materiaal is om die diagnose echt hard te maken. Op meerdere momenten heeft zich kennelijk tussen verdachte en de slachtoffers een interactie ontvouwd, waarbij verdachte zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Het gedrag van verdachte lijkt vooral te worden bepaald door narcistische trekken in zijn persoonlijkheid. In het tenlastegelegde komt de wens naar voren om bekeken te worden. Mogelijk heeft dit zijn oorsprong in het feit dat hij zich vroeger gedeprecieerd heeft gevoeld en in die betekenis het gevoel heeft gehad dat er naar hem onvoldoende werd (om)gekeken. De mogelijke boosheid, teleurstelling en het verdriet die hiermee gepaard kunnen zijn gegaan, hebben in het tenlastegelegde hun uitweg gevonden. De kleinering van destijds wordt volgens deze psychodynamische verklaring bestreden via de omkering en overdekking: nu zal ik eens laten zien wat ik heb of kan. Verdachte is daarbij op een grensoverschrijdende manier te werk kunnen gaan, omdat er een gebrek aan remmingen aanwezig is dat zijn oorsprong vindt in zijn onverstoorbaarheid, beperkte intelligentie en sociaal onvermogen.
Op grond van bovenstaande heeft hij niet in volledige vrijheid zijn wil kunnen bepalen en overeenkomstig zijn besef kunnen handelen. Derhalve is verdachte volgens de deskundige voor het tenlastegelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
9. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
10. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen. Voorts heeft zij gevorderd hieraan de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen aan een ambulante behandeling bij de forensisch psychiatrische polikliniek Kairos of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling.
11. Door en namens verdachte is aangegeven dat hij zich kan vinden in de door de officier van justitie geëiste straf.
12. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
13. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte als volwassene de grenzen in de omgang met minderjarigen op een afkeurenswaardige manier heeft overschreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voor (minderjarige) getuigen een schokkende ervaring kan zijn wanneer zij onverhoeds met een dergelijk handelen worden geconfronteerd. Voorts wordt dergelijk gedrag in het algemeen als onfatsoenlijk en aanstootgevend beschouwd.
14. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte naar aanleiding van deze kwestie zijn atelier in Doetinchem heeft opgezegd.
15. Voorts heeft de rechtbank bij haar beoordeling betrokken het over verdachte opgemaakte psychologische rapport, waarin is geconcludeerd dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van het tenlastegelegde. In aanvulling op hetgeen reeds onder overweging 8. is vermeld, neemt de rechtbank uit dit rapport tevens het volgende in aanmerking.
De eventuele schadelijkheid en de ernst van de feiten wordt door verdachte geminimaliseerd. Hij schildert het af als een uit de hand gelopen grap. Hij laat blijken dat hij sociale situaties en verhoudingen op zijn minst niet adequaat inschat. Op eigen initiatief zal verdachte niet gemakkelijk tot gedragsverandering komen. Hij neigt er ook sterk naar om zijn eigen tekortkomingen en problemen klein te maken of weg te maken. Desondanks toont hij bereidheid om zichzelf enigszins kritischer te beschouwen. Wellicht zijn er mogelijkheden om tot een nadere exploratie te komen van zijn gedrag en de onderliggende redenen. Indien verdachte onbehandeld blijft, bestaat er een risico op herhaling. Bij een adequate behandeling is een goede kans op vermindering van het recidiverisico.
Geadviseerd wordt om verdachte binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijke straf te verplichten tot een ambulante behandeling bij een forensische psychiatrische polikliniek, waarbij de aandacht zich dient te richten op de delictanalyse in relatie tot de verwikkelingen die hij in zijn jeugd als depreciërend en devaluerend ervaren heeft. Wanneer verdachte meer zicht gaat krijgen over zijn innerlijke belevingswereld zal hij wellicht ook meer controle gaan verwerven over zijn gedrag en zal het recidiverisico ingedamd kunnen worden.
16. Voorts heeft de rechtbank in ogenschouw genomen het rapport van de reclassering van 29 juni 2010. Daarin is - voor zover relevant - vermeld dat het delictgedrag en de visie van verdachte daarop zorgelijk zijn. Verdachte legt de verantwoordelijkheid voor het ontstaan en voortduren van het delictgedrag voor een groot deel bij de slachtoffers en hun ouders. Het inlevingsvermogen, het probleeminzicht en -besef zijn beperkt. Volgens verdachte heeft hij de slachtoffers weinig schade berokkend. Schaamte en angst voor mogelijke consequenties lijken een belangrijke rol te spelen in zijn ontwijkende gedrag. Doordat hij niemand in zijn omgeving op de hoogte heeft gebracht van het precieze delictgedrag, ontneemt hij zichzelf de mogelijkheid om open in gesprek te kunnen gaan en kan zijn omgeving daarnaast geen rol spelen in het blijven problematiseren van het delictgedrag, hetgeen de kans op recidive verhoogt. Het recidiverisico wordt thans ingeschat als laag gemiddeld. Geadviseerd wordt aan verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen, binnen welk contact hij wordt aangemeld bij de ambulante forensische psychiatrie voor diagnostiek en (eventuele) behandeling.
17. Het voorgaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden is. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in haar eis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart de dagvaarding voor wat betreft het onder feit 2 ten laste gelegde nietig;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
* verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
* bepaalt, dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij de forensisch psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem dan wel een andere door de reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Boerwinkel, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2010.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009105520-19, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 21 januari 2010.
2 Zie noot 1 (p.3)
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (p.23-25)
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.29-30)
5 Processen-verbaal van verhoor van verdachte (p.40-42, p.43-51 en p.53-56)