ECLI:NL:RBZUT:2010:BO0551
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Feraaune
- A. Borgerhoff Mulder
- J. Gilhuis
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachten in zaak van vrijheidsberoving en mishandeling te Rietmolen
In de zaak tegen de verdachten C en B heeft de Rechtbank Zutphen op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan. De verdachten werden vrijgesproken van de vrijheidsberoving van een vrouw in Rietmolen, gemeente Berkelland. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachten de feiten hadden gepleegd. De ontkenning van de verdachten en de verklaringen van hun medeverdachten waren onderling consistent, wat bijdroeg aan de twijfel over de beschuldigingen. De rechtbank kon niet alle relevante feiten reconstrueren, vooral omdat het slachtoffer, [slachtoffer B], niet als getuige was gehoord. Dit gebrek aan getuigenis maakte het voor de rechtbank onmogelijk om tot een ondubbelzinnige conclusie te komen over de vrijheidsberoving.
Verdachte A werd wel veroordeeld voor eenvoudige mishandeling van slachtoffer A, met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vrijheidsberoving, en sprak ook hem vrij van die beschuldiging. De officier van justitie had geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende ondersteund werden door andere bewijsmiddelen. De verdediging had betoogd dat er geen vooropgezet plan was en dat de samenwerking tussen de verdachten niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank besloot uiteindelijk dat de verdachten niet schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot hun vrijspraak.