ECLI:NL:RBZUT:2010:BO1068

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/667005-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Valderen
  • A. Gilhuis
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraken bij tankstations en poging tot diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere inbraken en een poging tot diefstal. De verdachte, geboren in Joegoslavië en thans gedetineerd in Doetinchem, werd beschuldigd van het plegen van inbraken bij tankstations in Lochem en Breda, evenals een poging tot inbraak in IJsselstein. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 3 november 2009 tot en met 4 november 2009 samen met anderen een grote hoeveelheid rookwaar heeft weggenomen uit een tankstation in Lochem. Tijdens deze inbraak werd een gat in het dak gemaakt, waardoor toegang tot de sigarettenkast werd verkregen. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor een soortgelijke inbraak in Breda op 8 maart 2009, waar eveneens rookwaar en geld werden gestolen. Daarnaast werd hij beschuldigd van een poging tot diefstal in IJsselstein tussen 31 maart en 1 april 2010, waarbij hij met een breekwerktuig een gat in het dak van een supermarkt probeerde te maken.

De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder DNA-analyses die overeenkwamen met het DNA-profiel van de verdachte, aangetroffen op een schroevendraaier en een zaklantaarn op de plaats delict. De verdachte ontkende de feiten en stelde dat hij op de tijdstippen van de inbraken in het buitenland was. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig, vooral gezien de sterke DNA-bewijzen en de modus operandi die bij alle inbraken gelijk was. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en moest een schadevergoeding van € 1.406,60 betalen aan de benadeelde partij, het tankstation.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/667005-10
Uitspraak d.d.: 20 oktober 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (destijds Joegoslavië, thans Kosovo) op [1967],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. F.A. Weijzen te Utrecht
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 03 november 2009 tot en met 04 november
2009 in de gemeente Lochem tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
pand aan de [adres 1] heeft weggenomen een grote hoeveelheid rookwaar,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of
[naam] BV, [tankstation A], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaakdossier 1, pagina 000126 - 000173)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 maart 2009 in de gemeente Breda tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 2] heeft weggenomen een
grote hoeveelheid rookwaar en/of een of meerdere aanstekers en/of geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B] en/of
[tankstation B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaakdossier 3, pagina 000174 - 000209)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 1 april 2010 in de
gemeente IJsselstein ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de
[adres 3] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel
of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang
tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen op het
(platte)dak van dat pand is/zijn geklommen en/of (vervolgens) met (een)
breekwerktuig(en) een gat in het (platte)dak heeft hebben geknipt en/of
gemaakt en/of (vervolgens) een houten schot door heeft/hebben gezaagd, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaakdossier 37, pagina 000210 - 000269)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 29 juni 2010 in de gemeente Rotterdam in het bezit was van
een reisdocument, te weten een Bulgaars paspoort, op naam van [naam], geboren te [plaats op 1967] waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
(zaakdossier 47, pagina 000270 - 000291)
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
De aanleiding
Aanleiding voor het onderzoek was een inbraak bij een tankstation te [plaats A] in november 2009. De dader(s) heeft/hebben daarbij een in het dak gemaakt gat ter hoogte van de sigarettenkast en een grote hoeveelheid rookwaar weggenomen. Tijdens het onderzoek is er op een aangetroffen schroevendraaier DNA-materiaal aangetroffen. Dit is veiliggesteld en ingevoerd in de DNA-databank. Het ingevoerde DNA kwam overeen met het in de DNA-databank aanwezige DNA-profiel van verdachte. Vervolgens is er ook nader onderzoek gedaan naar zaken met dezelfde danwel nagenoeg dezelfde modus operandi, in totaal ruim 50 incidenten. Bij twee van die incidenten is DNA-materiaal aangetroffen dat eveneens overeen kwam met het DNA van verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Zij heeft dit gebaseerd op:
- feit 1: de aangifte door [slachtoffer A], de op het dak aangetroffen schroevendraaier met daarop het DNA-materiaal van verdachte en het op het dak aangetroffen schoenprofiel dat overeen komt met een bij verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen schoen;
- feit 2: de aangifte door [slachtoffer B] en de tussen de dakplaten en plafondplaten aangetroffen zaklantaarn met daarop het speeksel met het DNA-materiaal van verdachte;
- feit 3: de aangifte namens [supermarkt], het in de winkel aangetroffen petje met daarop DNA-materiaal van verdachte, de printgegevens van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon waaruit blijkt dat deze omstreeks het tijdstip van de poging tot inbraak een mast heeft aangestraald op ongeveer 1,3 kilometer gelegen van de [supermarkt];
- feit 4: de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting ondermeer verklaard dat het onmogelijk is dat hij de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten zou hebben gepleegd, omdat hij op dat moment in het buitenland verbleef.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten. Er is wel DNA van verdachte aangetroffen, maar er is niet gebleken dat hij daadwerkelijk fysiek aanwezig is geweest. In de woning waar verdachte en zijn echtgenote wonen, verblijven ook vaak zijn broer en andere personen met wie hij naar Nederland komt. Verdachte repareerde auto's die zijn broer in Nederland opkocht. Hij heeft daarbij een schroevendraaier gebruikt en om bij te schijnen ook een zaklantaarn in zijn mond gehouden. In hun cultuur is het heel gebruikelijk om, zonder toestemming te hoeven vragen, elkaars goederen te gebruiken en elkaars kleding en schoenen te dragen. Hierdoor is verdachtes DNA in [plaats A], [plaats B] en [plaats C] terecht gekomen zonder dat hij daar zelf ooit is geweest. De conclusie dat verdachte daar telkens zou zijn geweest is niet juist.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit bewezen kan worden verklaard, nu verdachte tegenover de politie heeft bekend dit feit te hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer A] heeft namens zichzelf en [naam] BV aangifte2 gedaan van diefstal tussen 3 november 2009 en 4 november 2009 uit een pand aan de [adres 1] te [plaats A]. De dader(s) is/zijn op het dak van het tankstation geklommen en hebben een gat in het dak gemaakt, ter hoogte van de sigarettenkast. Het dakleer was doorgesneden en de aluminiumplaten waren doorgesneden. Vervolgens is de sigarettenkast opengebroken en de voorraad weggenomen, waarvan de waarde € 21.000,-- bedroeg. In de kastjes zijn een schroevendraaier en een zaag achtergelaten.
De politie heeft sporenonderzoek3 verricht. Daarbij werd een kniptang, een schrobzaag en een schroevendraaier aangetroffen. Ook is er op het dak een schoenspoor aangetroffen. De aangetroffen goederen zijn bemonsterd4 op de aanwezigheid van biologische sporen. Er is onderzoek5 gedaan naar de aanwezigheid van DNA. Het monster van de schroevendraaier was geschikt voor vergelijkend onderzoek. Het betrof geen mengprofiel. Er is een DNA-profiel verkregen. Na invoering in de databank werd er een match verkregen met het DNA-profielcluster van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Tijdens de zoeking op 29 juni 2010 zijn er op het verblijfadres van verdachte in [plaats D] schoenen in beslag genomen. Het profiel daarvan is vergeleken6 met het schoenspoor dat op het dak van het tankstation in [plaats A] is aangetroffen. De afdruk van de zolen en de slijtage van een deel van de hak van de in beslag genomen schoen kwamen overeen met de aangetroffen sporen.
[slachtoffer B] heeft aangifte7 gedaan namens zichzelf en [tankstation B], gevestigd aan de [adres 2] te [plaats B], op 8 maart 2009. De dader(s) is/zijn via een in het dak gemaakt gat naar binnen gegaan in een ruimte achter de rolluiken. Er zijn sigaretten, sigaren, geld en aanstekers weggenomen. De sigaretten hadden een winkelwaarde van ongeveer € 20.000,--.
De politie heeft onderzoek8 gedaan. Daaruit bleek dat er op het platte dak boven het winkelgedeelte een gat was gemaakt in het dak. Op het dak werden twee kleine schroevendraaiers aangetroffen. De ruimte tussen het dak en de plafondplaten is ook onderzocht. Op de plafondplaten werden een breekijzer, een nijptang en een zilveren- en blauwe zaklantaarn aangetroffen. De aangetroffen goederen zijn bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. Op de zilveren zaklantaarn is speeksel aangetroffen. Daarvan is een monster genomen. Er is een DNA-profiel verkregen, hetgeen geen mengprofiel betrof. Na invoering in de databank werd er een match verkregen met het DNA-profielcluster van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Namens de [supermarkt], gevestigd aan de [adres 3] te [plaats C] is er aangifte9 gedaan van een poging tot diefstal tussen woensdag 31 maart 2010 en 1 april 2010. Bij het betreden van de winkel op 1 april 2010 bleek er een gat in het dak en in de plafondplaten te zitten, precies boven de draagmuur op de scheiding van de winkelruimte en het sigarettengedeelte. Op de grond lagen een zinkschaar, een schroevendraaier en een petje. Het alarm was niet afgegaan omdat de sensors dat gedeelte niet detecteren. Er zijn geen goederen weggenomen.
De politie heeft een sporenonderzoek10 verricht. Daaruit is gebleken dat de dader(s) op het platte dak is/zijn geklommen, dat er een gat in het dak is geknipt en dat er een houten schot is doorgezaagd welke de afscheiding vormt tussen de winkel en de ruimte van de servicebalie.
Het door aangever aangetroffen petje is bemonsterd11 op de aanwezigheid van biologische sporen. Er is een monster genomen, waaruit een DNA-profiel is verkregen12. Na invoering in de databank werd er een match verkregen met het DNA-profielcluster van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van verdachte is gebleken dat deze mobiele telefoon op 1 april 2010 om 01.21 uur een mast heeft aangestraald, gelegen op 1,3 kilometer van de plaats waar de inbraak plaatsvond.
Tijdens een op 31 maart 2010 gehouden observatie13, de dag voorafgaande aan de poging tot diefstal, is vastgesteld dat de man die werd geobserveerd een soortgelijk petje droeg. De observerende verbalisant heeft verdachte herkend als degene die werd geobserveerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde diefstallen niet kan hebben gepleegd omdat hij op de momenten dat deze werden gepleegd in het buitenland verbleef. Hij zou op 18 december 2009 het land zijn uitgezet, de daaraan voorafgaande drie weken in hechtenis hebben doorgebracht en eerst weer eind mei 2010 naar Nederland zijn teruggekeerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn gepleegd ruim vóór de periode dat verdachte het land is uitgezet. De verklaring van verdachte dat hij eerst eind mei 2010 terug is gekeerd in Nederland, is ongeloofwaardig. Tijdens een op 31 maart 2010 gehouden observatie14, de dag voorafgaande aan de poging tot diefstal, is hij geobserveerd en door de observerende verbalisant herkend.
Tijdens de aanhouding van verdachte is een mobiele telefoon bij hem aangetroffen en in beslag genomen. Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens is gebleken dat deze mobiele telefoon op 1 april 2010 om 01.21 uur een mast heeft aangestraald, gelegen op 1,3 kilometer van de plaats waar de poging tot inbraak (feit 3) plaatsvond. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat iemand anders dan hij de mobiele telefoon op dat moment bij zich had, mede gezien zijn verklaring dat hij nooit wat uitleende, niet geloofwaardig.
Verdachte heeft ter terechtzitting en tegenover de politie wisselend verklaard over het aantreffen van zijn DNA. Enerzijds heeft verdachte verklaard dat hij zijn gereedschap nooit uitleende, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat het in zijn cultuur heel gebruikelijk is om, zonder toestemming te vragen, elkaars goederen te gebruiken en elkaars kleding en schoenen te dragen. Uit onderzoek van de in [plaats B] aangetroffen zaklantaarns is gebleken dat op een daarvan vochtig speeksel zat en dat dit geen mengprofiel betrof. De raadsman heeft aangevoerd dat het speeksel op de zaklantaarn terecht is gekomen omdat verdachte de zaklantaarn heeft gebruikt om bij te schijnen terwijl verdachte een auto repareerde. Verdachte daarentegen heeft verklaard dat hij niet over een (zilveren) zaklamp beschikt, maar dat het mogelijk is dat hij deze zaklantaarn een keer heeft vastgehouden, toen hij klussen deed in [plaats B] en omgeving. Speeksel beklijft niet lang op een voorwerp. Het is enerzijds niet geloofwaardig dat speeksel dat tijdens gebruik in [plaats D] bij een autoreparatie op een zaklantaarn terecht is gekomen op een ander tijdstip op een geheel andere locatie ([plaats B]) nog te traceren is, anderzijds is het ongeloofwaardig dat verdachte die zelf niet over een zaklantaarn beschikt, juist deze zaklantaarn op een eerder tijdstip op een kluslocatie in zijn handen heeft gehad. De rechtbank laat daarom de beide door de verdediging gegeven verklaringen voor het aantreffen van verdachtes speeksel op de zaklantaarn als ongeloofwaardig buiten beschouwing. Daarbij is meegewogen dat geen mengprofiel, maar een volledig enkelvoudig DNA-profiel is aangetroffen. Dit rechtvaardigt de conclusie dat het speekselspoor in de nacht van de inbraak op de plaats van het delict moet zijn achtergelaten.
Nu de verdachte geen aannemelijke verklaringen heeft gegeven waarom hij niet op de plaatsen van de delicten was en hij (ook voor de feiten 1 en 3) geen aannemelijke (en telkens wisselende) verklaringen heeft gegeven voor het feit dat bij de plaatsen van de delicten telkens van hem afkomstige sporen zijn aangetroffen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het daderschap van verdachte ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten te twijfelen. De rechtbank gaat in dit kader voorbij aan verdachtes stelling dat de op 31 maart 2010 geobserveerde man met het zwarte petje zijn broer betreft, nu hij dit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Daarbij komt dat bij alle drie ten laste gelegde feiten sprake is van dezelfde modus operandi: het zagen van een gat in het dak teneinde zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin zich de beoogde waar (telkens sigaretten) bevindt.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Voorts is de bewezenverklaring van dit feit gebaseerd op het daarover opgemaakte (stam)proces-verbaal15.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 03 november 2009 tot en met 04 november 2009 in de gemeente Lochem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres 1] heeft weggenomen een grote hoeveelheid rookwaar, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of
[naam] BV, [tankstation A], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 8 maart 2009 in de gemeente Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [adres 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid rookwaar en meerdere aanstekers en geld, toebehorende aan [slachtoffer B] en/of [tankstation B], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen en geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en inklimming;
3.
hij in de periode van 31 maart 2010 tot en met 1 april 2010 in de gemeente IJsselstein ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 3] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [supermarkt], zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen op het
(platte)dak van dat pand is/zijn geklommen en vervolgens met breekwerktuig(en) een gat in het (platte)dak heeft hebben geknipt en gemaakt en vervolgens een houten schot door heeft/hebben gezaagd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 29 juni 2010 in de gemeente Rotterdam in het bezit was van een reisdocument, te weten een Bulgaars paspoort, op naam van [naam], geboren te [plaats] op
[1967] waarvan hij wist dat het reisdocument vals of vervalst was;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1 en 2 telkens:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, althans alleen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3. poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, althans alleen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4. in het bezit zijn van een vals reisdocument terwijl hij weet dat het vals of vervalst is.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De materiële wederrechterlijkheid ontbreekt daar verdachte op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) recht heeft op Family life, op basis waarvan hij de mogelijkheid moet hebben naar zijn familie terug te kunnen keren.
De rechtbank verwerpt het verweer. Artikel 8 van het EVRM dwingt verdachte er niet toe een vals of vervalst paspoort in bezit te hebben, teneinde bij zijn gezin te kunnen verblijven.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting op haar strafeis heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij daarin ook het ad informandum gevoegde feit heeft meegewogen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het ad informandum gevoegde feit in de beoordeling meegenomen kan worden.
De raadsman heeft, naast de bepleite vrijspraak ten aanzien van de 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten en ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feiten, geen strafmaatverweer gevoerd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal gekwalificeerde diefstallen en een poging daartoe. Deze zijn op geraffineerde wijze uitgevoerd en hebben twee keer een waardevolle buit opgeleverd. Dit zijn ernstige feiten, waarbij er veel schade en overlast voor de benadeelden is veroorzaakt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een strafoplegging zoals door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden.
De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen het ter kennisgeving gevoegde feit, namelijk: bezit van een vals reisdocument op 15 juni 2010 te Elst, Gemeente Overbetuwe.
Verdachte heeft bekend dit feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd om het onder verdachte in beslag genomen Bulgaarse paspoort te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich hier niet over uitgelaten.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven Bulgaars paspoort, met betrekking tot welke het onder 4 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [tankstation A]/[slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.406,60 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de vordering.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 4 november 2009.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [tankstation A]/[slachtoffer A].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 231, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 en 2 telkens:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, althans alleen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel
van braak en inklimming;
3. poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, althans
alleen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming;
4. in het bezit zijn van een vals reisdocument terwijl hij weet dat het vals of
vervalst is.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een Bulgaars paspoort;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [tankstation A]/ [slachtoffer A], [adres 1], [postcode, plaats A], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.406,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2010, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [tankstation A]/[slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 1.406,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 24 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Gilhuis en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2010.
Mr. Aufderhaar is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 04BMC1007, gesloten en ondertekend op 4 augustus 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], pag. 132-137
3 Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 141-145
4 Proces-verbaal van Vooronderzoek Forensische Opsporing Politie IJsselland, pag. 149-153
5 Rapport van DNA-onderzoek door het NFI, pag. 154-162
6 Proces-verbaal van vergelijking schoensporen met schoenen, pag. 163-168
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], pag. 179-185
8 Proces-verbaal van bevindingen, pag. 186-188 en proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 193-196
9 Proces-verbaal van aangifte namens de [supermarkt], pag. 216-223
10 Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 225-227
11 Proces-verbaal van Vooronderzoek Forensische Opsporing Politie Utrecht, pag. 236-238
12 Rapport van DNA-onderzoek van het NFI, pag. 238-244
13 Proces-verbaal van observatie (met bijlage), pag. 245-252
14 Proces-verbaal van observatie (met bijlage), pag. 245-252
15 Proces-verbaal met bijlagen, pag. 271-281