ECLI:NL:RBZUT:2010:BO1758

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-850079-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. van der Hooft
  • J. Prisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarigen door een oom

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van ontucht met zijn aan hem toevertrouwde minderjarige neefjes. De feiten vonden plaats in de periode van 14 mei 1993 tot 14 mei 2003 in Vorden, Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen gepleegde ontucht met zijn neefjes, die in het kader van logeerpartijen aan zijn zorg waren toevertrouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maximale werkstraf van 240 uren, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar, om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het vertrouwen dat door de slachtoffers en hun ouders in de verdachte was gesteld. De rechtbank heeft ook meegewogen dat de verdachte sinds de melding van het misbruik geen contact meer heeft gehad met zijn neven en dat hij uit eigen beweging hulp heeft gezocht. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850079-10
Uitspraak d.d. 26 oktober 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1949],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. L.Th.B. Grob, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op (meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 14 mei 1993 tot 14 mei 2003 te Vorden, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer A], geboren op [1988], immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig, de (blote) billen en/of de (blote) geslachtsdelen van die [slachtoffer A] betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op (meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 14 mei 1993 tot 14 mei 2003 te Vorden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer A], geboren op [1988], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig (telkens) de (blote) billen en/of de (blote) geslachtsdelen van die [slachtoffer A] betast.
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op (meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 14 mei 1993 tot 14 mei 2003 te Vorden, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer B], geboren op
[1986], (zijnde een neef van verdachte),
immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig, onder de kleding, de (blote) billen en/of de (blote) geslachtsdelen van die [slachtoffer B] betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op (meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 14 mei 1993 tot 24 oktober 2002 te Vorden, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer B], geboren op [1986], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig (telkens) onder de kleding de (blote) billen en/of de (blote) geslachtsdelen van die [slachtoffer A] betast.
art 247 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 16 november 2009 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden tussen [slachtoffer A] en een zedenrechercheur. In dat gesprek heeft [slachtoffer A] aangegeven, dat hij jarenlang door zijn oom, [verdachte], seksueel was misbruikt. Op 23 november 2009 heeft [slachtoffer A] aangifte gedaan van seksueel misbruik door zijn oom.2 [slachtoffer B], de broer van aangever, heeft op 3 december 2009 een getuigenverklaring afgelegd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft schriftelijk geconcludeerd tot bewezenverklaring van het 1, eerste alternatief en 2 eerste alternatief, ten laste gelegde. Hij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige neefjes, [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. Hij heeft zich gebaseerd op de verklaringen van aangever [slachtoffer A], getuige [slachtoffer B] en de deels bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de aan hem tenlastegelegde seksuele handelingen heeft bekend. Ten aanzien van de delictsperiode heeft de raadsman betoogd dat de ontucht is gepleegd vanaf ongeveer 1999. Daartoe is aangevoerd dat de ontucht heeft plaatsgevonden in de huidige woning van verdachte, te weten de [adres te plaats] en dat verdachte sinds juni 1996 op dit adres woont. De eerste drie jaren zou verdachte geen seksuele handelingen met zijn neefjes in die woning hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer A]3;
- de verklaring van getuige [slachtoffer B]4;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie5; en
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van de delictsperiode overweegt de rechtbank dat de door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen binnen de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden, zodat de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard. Aangezien niet is komen vast te staan dat deze handelingen ook plaatsvonden op momenten dat de minderjarigen niet aan de zorg van verdachte waren toevertrouwd beperkt de bewezenverklaring zich tot het eerste alternatief van zowel het onder 1 als 2 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 14 mei 1993 tot 14 mei 2003 te Vorden ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer A], geboren op [1988], immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig, de (blote) billen en/of de (blote) geslachtsdelen van die [slachtoffer A] betast;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 14 mei 1993 tot 14 mei 2003 te Vorden, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer B], geboren op [1986], (zijnde een neef van verdachte), immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig, onder de kleding, de (blote) billen en/of de (blote) geslachtsdelen van die [slachtoffer B] betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 en feit 2 : telkens: Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Hij heeft aangegeven, dat in zedenzaken altijd een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf wordt geëist. Bij de eis heeft de officier van justitie aangegeven rekening te hebben gehouden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft, dat hij het ten laste gelegde meteen heeft bekend en dat hij excuses heeft gemaakt. De officier van justitie heeft voorts aangegeven, dat deze omstandigheden niet afdoen aan de ernst van de feiten. Verdachte heeft meerdere jaren met twee jongens ontuchtige handelingen gepleegd. Het heeft zeker 40 tot 50 keer plaatsgevonden. De officier van justitie heeft ten slotte aangegeven, dat hij niet heeft gevorderd bijzondere voorwaarden aan de proeftijd te koppelen, omdat de reclassering in het advies van 16 juni 2010 heeft vermeld dat een verder reclasseringscontact geen toegevoegde waarde heeft. Ook overigens is geen rapport van een psycholoog of psychiater opgemaakt waaruit zou blijken dat er bijzondere voorwaarden aan de proeftijd moeten worden gekoppeld.
De raadsman heeft betoogd dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te hoog is. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte twee dagen in de week als bloemist werkt en daarnaast eigenaar is van een wijnboerderij, waar hij ook rondleidingen geeft. Er is thans geen vervanger voor de werkzaamheden van verdachte beschikbaar. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot de ondergang van het bedrijf van verdachte en tevens verlies van zijn inkomen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat uit het reclasseringsadvies van 16 juni 2010 blijkt dat de recidivekans heel laag is. Verdachte heeft contact gehad met een psychiater en zal dit contact voortzetten. Gelet op de voormelde omstandigheden heeft de raadsman aangevoerd dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, maar is te overwegen naast een voorwaardelijke gevangenisstraf de oplegging van een werkstraf voor eventueel de maximale duur. De raadsman heeft ten slotte de modaliteit van elektronisch toezicht genoemd, gelet op de plaats van werkzaamheden (zijn wijnboerderij) van verdachte.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het langjarig en veelvuldig plegen van ontucht met zijn destijds minderjarige neefjes, twee zoons van zijn broer, die in het kader van bij hem thuis gehouden logeerpartijen aan zijn zorgen waren toevertrouwd. De verdachte heeft aldus het door zijn neven en hun ouders in hem gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en hun relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerden en niet in afdoende mate in staat waren om aan het handelen van de verdachte weerstand te bieden. Deze gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor de slachtoffers ernstige psychische gevolgen hebben. Dat de gedragingen voor aangever [slachtoffer A] nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de door hem ter terechtzitting afgelegde verklaring. Handelend als bewezenverklaard kan de verdachte slechts het oog hebben gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarbij bij zijn minderjarige slachtoffers en hun omgeving zou kunnen aanrichten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking het over hem opgemaakte reclasseringsadvies van 16 juni 2010, waarin is vermeld dat de ontucht situationeel bepaald zou zijn. De kans op recidive wordt ingeschat als laag gemiddeld. Afgaande op de indruk van de behandelend psychiater en het gesprek met betrokkene acht de reclassering de kans op herhaling echter klein. De situatie zoals die nu is werkt geen herhaling van feiten in de hand. Betrokkene heeft geen zorg voor kinderen en zal ook geen contacten met kinderen opzoeken naar verwachting. Daarbij wordt hij ook door familieleden in de gaten gehouden. Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden, is er geen toezicht op bijzondere voorwaarden geïndiceerd. De reclassering ziet geen toegevoegde waarde voor een verder reclasseringscontact. Er is voldoende zorg en toezicht aanwezig van GGZ en familie.
Hoewel de door de officier van justitie geëiste straf, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet zou hebben misstaan, zal de rechtbank alles afwegende in het geval van verdachte tot een lagere straf komen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van dit geval aanleiding verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank enerzijds meegewogen dat de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen enige jaren na de begindatum van de tenlastegelegde periode zijn aanvangen, zodat de delictsperiode iets korter is dan in de tenlastelegging is opgenomen. Anderzijds heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte sinds de melding van het misbruik geen contact meer met zijn neven en hun ouders heeft gehad. Hij zal moeten voortleven met de gedachte dat hij zijn neven seksueel heeft misbruikt en dat hij verantwoordelijk is voor (eventuele) schade in hun (verdere) ontwikkeling.
De rechtbank heeft voorts meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedendelicten, inmiddels uit eigen beweging hulp heeft gezocht en slechts één dag in verzekering is gesteld. Daarnaast is de kans reëel dat verdachte bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn bedrijf verliest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van de feiten en de concrete omstandigheden van het geval aan verdachte de maximale werkstraf zal worden opgelegd van 240 uren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar teneinde verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van vergelijkbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 249 (nieuw en oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
feit 1 en feit 2: Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;
- bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Van der Hooft en Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009088237-7, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team recherche achterhoek, gesloten en ondertekend op 25 januari 2010.
2 Stamproces-verbaal, p. 4.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 25.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 44 tot en met 44 tot en met 52.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 56 tot en met 59 en p. 62 tot en met 69.